Toepassing van groeistoffen in granen in het late voorjaar 5 li l Kwaliteitsuien: maak keuze uit de aanbevolen rassen V, H et zaai- en pootseizoen in de akkerbouwsektor staat weer voor de deur. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het voor de akker bouwer van groot belang is om bij het zaaien en poten gebruik te maken van goed uitgangsmateriaal. Dat is de basis voor een goed gewas. In dit artikel wordt nader ingegaan op het produkt uien. Hoewel in areaal gemeten dit gewas niet tot de "groten" op het akkerbouwbedrijf be hoort, is de uienteelt toch voor veel akkerbouwbedrijven van groot belang. E, A: D; D e in 1980 beteelde oppervlakte bestond voor ongeveer 73% (10.881 ha) uit zaaiuien. Belangrijke eigen schappen voor de gebruikswaarde van zaaiuien zijn vroegrijpheid, vorm, uniformiteit, produktiviteit, bewaarrendement en vooral de huidvastheid. De mechanisatie, zo wel bij de oogst als de verwerking ver doorgevoerd, is er de oorzaak van dat aan de stevigheid van de buiten ste rokken van de bol hoge eisen worden gesteld. Daarom is het noodzakelijk dat bij de rassenkeuze vooral aan de eigenschap huidvast heid veel aandacht wordt geschon ken. H, Kans op groeiremming Waarop dient men dan te letten? Welke middelep in wintergranen? Zomergranen Kwaliteit Huidvastheid Rassenlijst Gebruikswaarde-onderzoek Aanbeveling AARDAPPELVOORRAD- EN FRANKRIJK KLEINE AARDAPPELOOGST IN SOVJET-UNIE ndanks het natte voorjaar zijn de granen en ook de onkruiden flink gegroeid. Dit als gevolg van het vrij zachte weer en de vroege N-giften. Noodgedwongen moesten ook de groenbemesters laat worden inge zaaid. Daardoor is er wellicht minder klaver en meer raaigras uitge zaaid dan aanvankelijk de bedoeling was. Door ongunstige weersom standigheden is er weinig met kontaktherbiciden gewerkt. Daarom zal er nog veel gespoten moeten worden met groeistolbevattende middelen. In veel gevallen is het daarvoor nu de hoogste tijd. Momenteel veel voorkomende onkruiden in de granen zijn: varkens gras, kleefkruid, ereprijs en klein hoefblad. Hiertegen en uiteraard ook tegen andere onkruiden zijn goede middelen voorhanden. Een behandeling met groeistoffen zoals mecoprop (MCPP) en dicamba houdt altijd enig risiko in van groei remming en van een zekere op brengstdepressie. Een goed ontwik keld en gezond gewas verdraagt een behandeling nog het beste, geeft ook de beste grondbedekking daarna, waardoor het onkruid geen kans krijgt zich te herstellen. Men dient het gewas zoveel mogelijk te sparen door o.a. geen sterker middel te gebruiken dan strikt noodzakelijk is (meng sels zijn als regel veiliger!); niet te proberen ook het laatste onkruidje weg te spuiten als dat zou noodzaken tot een keer extra spuiten of het gebruik van een sterker middel; niet meer middel te gebruiken dan noodzakelijk is, maar ook verder zich strikt te houden aan de gebruiksaanwijzing; er rekening mee te houden dat nachtvorst - zowel kort vóór als na de behandeling - de gevoelig heid van het gewas verhoogt en in zo'n geval of niet te spuiten of de hoeveelheid middel te verlagen. Het onkruid is dan namelijk ook meestal gevoeliger. De lengte van het gewas moet 12-20 cm zijn voor de meeste nu, nog te spuiten middelen. MCPA zonder bijmengsels gericht tegen distels moet later worden gespo ten; namelijk als de distels tegen de bloei zijn (gewaslengte 30-50 cm). De soorten onkruiden en het ontwikkelingsstadium ervan zijn belangrijk en bepalen welke groeistof of kombinatie van mid delen er gebruik dient te worden. Klein hoefblad moet een gemid delde bladdoorsnee hebben van 8 cm. Een wat grove druppel geeft meestal het beste resultaat en geeft minder kans op drift. Be halve granen zijn vrijwel alle an dere gewassen, bomen en strui ken gevoelig voor groeistoffen. Dus oppassen. Zogenaamd "groeizaam weer" is het beste weertype. Niet op een nat gewas spuiten. Ook moet het na de bespuiting enkele uren droog blijven. Soms kan toevoeging van een kontaktherbicide als ioxynil, Ba- sagran, Faneron of dinoterb wenselijk zijn. Hiervan zijn fa brieksmatige mengsels in de han del. Zie "Handleiding 1981" en PD.-berichten. CCC kan eventueel nog met MCPA en mecoprop (MCPP) gemengd worden. Bij de keuze van de middelen zal met veel faktoren rekening moe ten worden gehouden zoals: de stand van het gewas, de soort graan, wel of geen ondervrucht, gras of klaver als ingezaaide groenbemester en de soorten on kruid. skala van onkruiden voor; o.a. ook kamille en muur. Met Basagran P en Faneron MCPP zijn deze twee onkruiden en ook kleefkruid en ere prijs goed te onderdrukken. Waar ook varkensgras voorkomt, verdient Faneron MCPP de voorkeur. Bij afwezigheid van kamille kan ook ge werkt worden met alleen mecoprop of Certrol Combin. Certrol Combin neemt ook klein hoefblad goed mee, maar moet wel gespoten worden bij helder zonnig weer met min. 15 gr.C. Al deze middelen doden echter in gezaaide klavers; gras wordt wel ge spaard, mits niet wordt gespoten vlak rond de opkomst ervan. Een aparte bespuiting tegen klein hoefblad kan ook worden uitgevoerd met 2,4-D gevolgd door 14 dagen later MCPA, waarbij dan tevens distels worden bestreden. Indien een bodemherbicide is toege past zal toch in veel gevallen nog een keer met mecoprop tegen kleefkruid en ereprijs gespoten moeten worden. Ook op deze percelen komt echter dit voorjaar nogal veel varkensgras voor. In dergelijke gevallen verdient dan de voorkeur Bensecal of Asepta Ben Cornox, doordat ze o.a. dicamba bevatten. Ook daar waar geen bo demherbicide is toegepast kan het nodig zijn één van beide middelen in te zetten. Toevoeging aan deze mid delen van een kleine dosering me coprop verbetert dan de werking op kleefkruid. Bensecal en Ben Cornox zijn ook de aangewezen middelen tegen het hier en daar lastige worte lonkruid veenwortel. Ook deze mid delen sparen niet de klaver, wel de grassen. Basagran puur spaart wel niet te kleine klavers maar doodt voorna melijk kamille. Tegen andere on kruiden is meestal een toevoeging van mecoprop wenselijk. Dit meng sel is echter ook weer gevaarlijk voor klaver. De meeste middelen mogen niet te laat worden toegepast omdat anders de opbrengst er onder gaat lijden. Een gewaslengte van 25 cm is het uiterste. rm Jf.f, Wortelonkruiden als o.a. klein hoefblad. bestreden. Worden de onkruiden wat groter dan is het beter met een kombinatie van een kontaktmiddel en een groeistof te spuiten. Bij klein hoefblad past in zomergraan geen 2,4-D. De voorkeur gaat dan uit naar Certrol Combin of MCPA/mecop- rop. Ook hier is weer bij aanwezig heid van veelknopigen als varkens gras en veenwortel, een dicamba-be- vattend middel (Bensecal of Ben Cornox) op zijn plaats. Een groen bemester als ondervrucht zal in zo mergranen altijd raaigras zijn. Alle genoemde middelen kunnen dan worden gebruikt zonder schade van betekenis. C.J. Govers eel percelen komen nu nog in aanmerking voor kontaktbestrij- dingsmiddelen zoals DNOC, Her- bogil, ioxynil, Basagran of Faneron. De meeste onkruiden worden dan Gezien het grote aantal beschikbare middelen in de granen zijn in dit artikel slechts de grote lijnen aangegeven. Ook de doseringen zijn voor de duidelijkheid niet vermeld. Voor de wintergranen is het nu zeker de tijd aanwezige onkruiden te bestrijden. Met de huidige middelen is vrijwel elk onkruidassor timent te bestrijden. Bij een onderteelt van klaver zijn de moge lijkheden echter zeer gering. Bij de zomergranen is er minder haast. Speciaal wordt de aandacht gevraagd voor kleefkruid. Gebruik hiertegen een MCPP-bevattend middel, bij voorkeur DM 68, als het kleefkruid minstens 10 cm hoog is en bij groeizaam weer. /en belangrijk percentage van de uien (20-30%) wordt geteeld uit zaad van rassen, die niet worden aanbevo len. Dat is een slechte zaak omdat deze rassen het gebruikswaarde-on derzoek niet hebben kunnen door staan of hiervoor zelfs niet zijn aan gemeld. Bij het gebruikswaarde-on derzoek is de laatste jaren sterk het aksent gelegd op de kwaliteitsverbe tering van de ui. Hierdoor is in het bijzonder voor bewaaruien de houd baarheid (huidvastheid) tot het zwaarste kriterium uitgegroeid. aar waar geen bodemherbiciden werden toegepast komt een groot >.an de kwaliteit van de Neder landse ui zal in toenemende mate aandacht moeten worden geschon ken in verband met de konkurrentie op de buitenlandse markt. Het is zeer waarschijnlijk dat de kwaliteit een der belangrijkste oorzaken is dat de prijs van de Nederlandse uien in sommige jaren sterk terugvalt, ster ker dan de prijzen van uien uit an dere landen. Vooral ten aanzien van kleur en beschadiging valt veel te verbeteren. Andere kwaliteitspro blemen worden veroorzaakt door het incidenteel sterk optreden van dik halzen, zoals in 1979. Middels on derzoek, het ontwikkelen van vroe- gafrijpende rassen en zo mogelijk verscherping van de kwaliteitsvoor schriften moet worden getracht de kwaliteit van de Nederlandse uien te verbeteren. Dat betekent dat de teelt en de handel al het mogelijke moet doen om een goede kleur in stand te houden en de beschadigingen zoveel mogelijk te beperken. Bovendien zal de gehele teelt en handel een bewus te rassenkeuze moeten doen. Een vollegrondsgroenteras, dus ook een uienras ingeschreven in het Nederlandse Rassenregister (al dan niet met kwekersrecht) of geplaatst op de b-lijst van groentegewassen, wordt niet automatisch in de Ras senlijst voor Groentegewassen opge nomen. Periodiek worden de kweekbedrijven uitgenodigd om nieuwe rassen voor het gebruiks waarde-onderzoek in te zenden. Deze rassen moeten aangemeld zijn voor registratie in het Nederlands Rassenregister of voor opname in de b-lijst van groentegewassen of reeds tot het verkeer zijn toegelaten. Wan neer uit dit onderzoek blijkt dat het ras in vergelijking met de gangbare rassen voor de teelt in ons land aan te bevelen is, wordt het opgenomen in de Rassenlijst voor Groentegewas sen, mits het ras (ondertussen) tot het verkeer is toegelaten. Het aantal rassen, dat in ons land voor de praktijk beschikbaar is, is groter dan het aantal aanbevelings waardige rassen vermeld in de Ras senlijst. Zodoende is het mogelijk dat 20 tot 30% van de uien wordt geteeld uit zaad dat niet tot de aanbevolen ras sen behoort. Bij uien leidt dat mede tot een achteruitgang van de kwali teit van het eindprodukt. Gebruiks waarde-onderzoek is dus onontbeer lijk. et gebruikswaarde-onderzoek van uien wordt onder verantwoor delijkheid door het Rijks Instituut voor Rassen Onderzoek (RIVRO) uitgevoerd door de Stichting Neder landse Uien Federatie (SNUIF). Het onderzoek wordt begeleid door de Kommissie Praktijkproeven Uien. Hierin zijn vertegenwoordigers van de SNUIF, de Nederlandse Algeme ne Keuringsdienst voor Groenten (NAKG) en RIVRO, de kwekers, de teelt en de handel vertegenwoordigd. Deze Kommissie heeft de laatste ja ren steeds een sterk aksent gelegd op de kwaliteitsverbetering van de ui. Daarbij is in het bijzonder aandacht geschonken aan de houdbaarheid (huidvastheid) van bewaaruien. De Kommissie Praktijkproeven Uien heeft vorig jaar voorgesteld de nor men voor huidvastheid, besteld voor opname c.q. afvoer van de Rassenlijst voor Groente gewassen, aannerkelijk scherper te stellen. Deze normen zijn door de Rassenlijst-kommissie aan vaard. D/nkzij een Rassenlijst voor Groentegewassen (Vollegronds- groenten) kunnen teelt en handel weloverwogen uit het aanbevolen assortiment uien een ras kiezen. Ook de kwekers trekken profijt van een Rassenlijst die in de belangstelling staat. Hun goede rassen komen hiervoor immers meer onder de aandacht. Bovendien kun nen de kwekers met de rassenlijst-gegevens hun eigen doelstellin gen veel beter nastreven, doordat ze nu een in bijzonderheden gaande beoordeling van de bestaande rassen als richtsnoer hebben. Alle reden dus om goed geïnformeerd te zijn. De 30e Rassenlijst 1981 voor groentegewassen (Vollegrondsgroenten)is verkrijgbaar bij bijvoorbeeld drukkerij en uitgeverij Leiter-Nij pels, Postbus 831, 6200 AV Maastricht. Gezien de belangrijke verbouw van de groentegewassen spruitkool en uien op de akkerbouwbedrijven zijn de hoofdstukken betreffende deze gewassen uit de Rassenlijst voor Landbouwgewassen 1981. Deze zijn eveneens verkrijgbaar op het eerdergenoemde adres. Voor andere groentegewassen wordt ver wezen naar dq Rassenlijst voor Groentegewassen (Vollegronds- groenten). H.J. Schuring Hoofdafdeling Akkerbouw Landbouwschap Per 10 maart bedroegen de voorra den konsumptieaardappelen in de Région du Nord en in de Pas-de- Calais, de Franse aardappelgebieden bij uitstek rond 530.000 ton, wat overeenkomt met 41% van de bruto- produktie die rond 1.300.000 ton be droeg. In 1980 bedroegen de voorra den op het overeenkomstig tijdstip 480.000 ton of 42% van de produktie. De aardappeloogst in de Sovjet-Unie bedroeg volgens berichten uit de USA in 1980 bijna 67 miljoen ton, vergeleken met 91 miljoen ton in 1979. Zowel de hoeveelheid als de kwali teit van de geoogste aardappelen was teleurstellend. 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 9