Jochem of de genezing van een slaapkop
H,
V
H,
D,
N
O
D,
N,
D,
door Willem Vermeulen
-et erf verschilt in niets van elk
ander boerenerf. Gebouwen, land
bouwwerktuigen, een mesthoop,
plukjes hooi en gras; de gewone za
ken die een boerderij maken tot wat
ze is. De vierentwintig kippen die op
het erf rondscharrelen zijn al een
stuk minder gewoon. Hun gedrag is
zelfs ongewoon te noemen. Driftig
krauwen ze links en rechts in de
grond en lopen al weer verder nog
voordat het losgewoelde lapje aarde
uitputtend op wormen is onderzocht.
Uit al hun bewegingen straalt §en
grote haast, alsof de kippen tegen
een klok op moeten werken die veel
te snel doortikt naar hun zin. Door
de gehaastheid van de hoenders ont
springt een enkele worm de dans van
opgepeuzeld worden, opgelucht
maar stomverbaasd. Word je daar
door lompe kippepoten aan de op
pervlakte gekrabd en dan stappen de
poten weg, zonder dat de snavel er
boven je oppikt en verzwelgt! Als
worm kun je daar met je kop niet bij,
het strookt volstrekt niet met hetgeen
je ouders je over de krab- en pikge-
woonten van kippen hebben bijge
bracht.
an tijd tot tijd zenden de kippen
dodelijke blikken in de richting van
Jochem, de haan. Hij is de schuld van
alles. Door zijn toedoen moeten ze
zich in het zweet scharrelen. Twaalf
uur was het vanmorgen. Twaalf uur!
't Is om je de veren uitje lijf te ruk
ken.
Op het oog is er niets ongewoons aan
Jochem. Een puik beest: gezond, le
vendig en fraai van postuur. Een
haan waarvoor een toom kippen zich
niet hoeft te generen. Maar Jochem
heeft één grote tekortkoming: hij
verslaapt zich 's morgens. Niet zo nu
en dan - niet één van de kippen zou
in dat geval e'en afkeurend woord
zeggen - nee, elke morgen is het raak.
Eigenlijk kan er niet eens meer van
verslapen worden gesproken; de
haan slaapt gewoon uit, houd het
daar maar op. Soms is het tien uur
voordat hij ontwaakt, andere keren
slaapt hij door tot elf uur, half twaalf.
Zijn rekord vestigde hij vanmorgen:
om twaalf uur behaagde het meneer
de ogen te openen. De kippen heb
ben nog nooit zo'n slampamper van
een haan meegemaakt.
stappen; vroeg of laat breekt haar
dat onherroepelijk op. Maar ook al
hadden de kippen lak aan de natuur,
dan nog zouden ze het hok niet kun
nen verlaten. Jochem heeft de merk
waardige gewoonte bij het allereerste
ochtendgloren in zijn slaap op te
staan, naar buiten te lopen en op de
bovenste dwarslat van de kippen-
ladder te gaan zitten. Op de een of
andere manier voelt de haan rond de
dageraad dat er iets van hem wordt
verwacht, maar zijn diepe slaap ver
hindert dat de precieze inhoud van
die verwachting tot hem doordringt.
De kippenladder is niet breed ge
noeg om twee hoenders elkaar te la
ten passeren, zodat het voor de kip
pen zelfs geen zin heeft in de verlei
ding te komen natuurwetten te over
treden en het kraaien van de haan
aan hun laars te lappen. Mokkend
brengen ze de uren in het kippen
hokje door, wetend dat het straks
aanpoten zal worden om de verloren
kraburen in te halen.
De haan ligt er geen ogenblik wakker
van dat de kippen weinig met zijn
gedrag op hebben. Hij is de baas en
zijn wil is wet. Als hij een gat in de
dag wil slapen, dan slaapt hij een gat
in de dag. Wie het daar niet mee eens
is, kan een ander toom zoeken. Zo
simpel ligt dat.
a Jochems slaaprekord broeden
de kippen met vereende krachten op
een oplossing, want dat er op zeer
korte termijn bepaalde zaken dras-
et ergste is nog dat de haan na
het wakker worden als een gek be
gint te kraaien. Het hoenderhok staat
steevast op zijn palen te schudden.
Elke andere haan zou zich rot scha
men midden op de dag uit de veren
te komen, en er een heel bescheiden
kukelekuutje uit gooien, net vol
doende om de dichtstbijzijnde kip
pen van zijn ontwaken op de hoogte
te stellen; die paar beesten vertellen
het dan wel door aan de andere.
Maar Jochem geneert zich nergens
voor. Hij kraait de lellen van je kop.
De kippen hebben er schoon genoeg
van. De haan moet zijn slaap- en
kraaigedrag heel vlug veranderen,
anders kunnen harde maatregelen
niet achterwege blijven.
De strijdlustige kippen van het
toompje pleiten al dagenlang voor
een harde aanpak van de haan - ze
stellen voor Jochem een deel van zijn
verantwoordelijkheden af te nemen,
waaronder zijn kraaiplicht en de
verdediging van het scharrelterrito
rium - maar de gematigder hoenders
van hel toom hebben er steeds de
voorkeur aan gegeven het nog even
aan te zien. Thans zijn ook de gren
zen van hun geduld bereikt; aan alles
komt een eind.
tisch moeten veranderen, daar zijn ze
het nu allemaal over eens. Ze kunnen
de macht aan zich trekken en de
haan de laan uit sturen, een coup
dus. Maar - en dat weerhoudt de
kippen - wie weet wat voor haan ze
voor Jochem terugkrijgen? Dat kan
wel een bullebak van hier tot ginder
wezen. Jochem mag dan een onver
beterlijke slaapkop zijn, in wakkere
toestand is hij niet kwaad; geen beul,
wildebras, lawaaischopper of wat
dan ook. 't Is veel verstandiger een
manier uit te denken om de haan van
zijn slaperigheid af te helpen; alle
problemen zijn dan voorbij en de
kippen lopen niet het gevaar van de
regen in de drup te komen.
Dan krijgt een van de hoenders, een
sterk ruiende leghen, een schitterend
idee, echt een gouden inval, de kip^
pen zijn eenstemmig in hun lofuitin
gen. Het idee wordt van alle kanten
bekeken en op uitvoerbaarheid ge-
kontroleerd en vervolgens tot een
plan uitgewerkt dat niet kan misluk
ken.
p een nacht gaan de kippen tot
daden over. Eigenlijk is het er maar
één: het van zijn ligplaats verwijde
ren van de kippenladder, een fluitje
van een cent voor vierentwintig
vastberaden hoenders. Daarna is het
wachten op de dageraad.
Als de eerste zonnestralen het kip
penhokje binnenvallen Verheft de
slapende haan zich gewoontege
trouw op zijn poten en slaapwandelt
naar de opening om zijn plekje op de
ladder in te nemen. De kippen geven
elkaar duwtjes, de spanning stijgt.
Jochem neemt flinke passen, hij
houdt van opschieten als hij slaapt.
Eén poot zwaait kwiek naar buiten.
Op hetzelfde ogenblik schiet de haan
als een duikelaar voorover en stort in
de afgrond. Met een bons raakt hij de
grond. Meteen is hij klaar wakker en
zet het op een kraaien. De kippen
kakelen om het hardst en fladderen
één voor één naar buiten: er is im
mers gekraaid, geen natuurwet kan
daar een speld tussen krijgen. Jo
chem kijkt de fladderende dieren
beduusd na. Dan springt hij op zijn
benen, blaast zijn borst op en stapt
op zeer hoge poten op de reeds volop
krabbende en pikkende kippen af.
Hij wenst opheldering en snel. Hoe
komt die ladder weg? De kippen
zwijgen. De haan wordt sarcastisch.
Zeker vanzelf gebeurd, hè? Die lad
der is er op z'n eigen houtje vandoor
gegaan, zoals ladders wel vaker
doen, nietwaar? De kippen reageren
lakoniek. 't Zal de wind wel zijn ge
weest of het ding is losgeraakt door
het veelvuldige gebruik dat ervan
wordt gemaakt, in die richting moet
de haan het zoeken. Maar waar
maakt hij zich eigenlijk druk om?
Die ladder komt wel weer op zijn
plaats, de boer zal hem heus niet la
ten liggen wanneer hij straks eieren
komt rapen. Geen enkele reden dus
om zo tekeer te gaan. Jochem heeft
geen bewijzen tegen de kippen en
gaat chagrijnig in een hoekje staan
krabben. Hij weet maar al te goed
hoe de ladder van zijn plaats is ge
komen; de kippen pikken er net iets
te lustig op los. Ze willen zijn slaap
gedrag zeker veranderen. Stumpers.
Hij zal ze helpen!
De volgende nacht lichten de kip
pen de ladder voor de tweede keer
van zijn ligplaats. Ze hopen dat twee
buitelingen van de haan voldoende
zijn om hem van zijn slaapkwaal te
genezen. Als de boer de ladder weer
op de grond gevallen vindt, zal hij
hem vrijwel zeker met een spijker
vastzetten, zo doortastend is hij wel.
De zon klimt enkele uren later boven
de kim en de haan slaapwandelt naar
de opening van het kippenhok. Al
vorens de noodlottige stap te zetten,
Dodelijke blikken in de richting van de haan...
aarzelt hij. Zijn poot blijft als een
krachteloos klauwtje in de lucht
hangen. Het dier lijkt te gaan ont
waken, slaapt echter door en neemt
de stap. Zijn val is opnieuw halsbre
kend en zijn kukeleku gaat door
merg en been. De kippen zoeken
opgetogen de buitenlucht, ongevoe
lig voor de scheldkanonnade die de
haan over hun hoofden uitkraait.
Jochem is aanmerkelijk bozer dan de
vorige morgen. Als de ladder nog één
keer is verdwenen, want de kippen
maken hem niet wijs dat het ding
wéér vanzelf van zijn steunpunten is
gekomen, hij is niet achterlijk, dan
rollen er koppen. Hij zal ze laten zien
wie de baas is, wat denken ze wel?
e haan kan gerust zijn, de ladder
zal niet meer van zijn ligplaats verd
wijnen. In de loop van de morgen
komt de boer met de spijkerbak
aanlopen en drijft een fikse nagel in
het hout. Met grimmige voldoening
ziet Jochem de spijker korter en kor
ter worden. De kippen zullen over
oerkrachten moeten beschikken om
het werk van de boer ongedaan te
maken. Toch is de haan er niet zeker
van dat hij de volgende morgen on
gestoord kan uitslapen. Hij was bijna
wakker vanmorgen, weet hij achter
af, een soort drempelvrees overviel
hem. Het kan best zijn dat die angst
blijvend is. De haan meesmuilt.
Mocht hij wakker worden, dan zul
len de kippen daar weinig plezier aan
beleven, hij zal ze hun kunsten wel
afleren.
B ij het krieken van de volgende
dag slaan de kippen de slaapwande
lende haan vol verwachting gade. Ze
wisselen knipogen over en weer; nu
moeten de vruchten van het plan
e moeilijkheid voor de kippen is
dat ze het hoenderhok pas mogen
verlaten nadat de haan heeft ge
kraaid. Dat is een natuurwet. Geen
kip zal het in haar hoofd halen vóór
het eerste hanegekraai naar buiten te
worden geplukt. De haan heeft de
drempel van het hoenderhok bereikt
en staat abrupt stil. De poot waarmee
de stap naar buiten gedaan moet
worden gaat de hoogte in, het li
chaam helt voorover. Onmiddellijk
schiet het been terug en plant zich
weer op de drempel. Een schokje
voert door het hanelijf. De ogen
knipperen en gaan open. Jochem is
wakker. Zijn kop draait met een ruk
naar de kippen achter hem. Honend
kijkt hij de beesten aan. Nu denken
ze zeker dat hij gaat kraaien, hè?
Omdat hij wakker is geworden, hè?
Nou, mooi niet! Hij gaat op de lad
der doorpitten tot diep in de morgen.
Kraaien doet hij straks wel 's, èls hij
het al doet! Vastberaden stapt de
haan naar buiten, genietend van zijn
slimme manoeuvre.
Jochems smak naar beneden over
treft alles wat hij de laatste dagen aan
valstaaltjes heeft laten zien. Het
dreunt er zo over. Zijn totale verbij
stering uit zich in een verward ge-
kraai. De vorige avond, even na het
op stok gaan, bedachten de kippen
zich dat de boer nauwelijks een ha
mer kan vasthouden, laat staan een
spijker indrijven. De aldus geboden
kans de ladder voor de derde maal
weg te nemen, was te mooi om on
benut te laten.
adat de kippen hun uitbundige
vrolijkheid hebben weggetokt en
-gekakeld dondert er een hanepreek
over hun hoofden die er niet om
liegt. Alle veren die Jochem overeind
kan zetten, staan steil omhoog. Hij
danst en springt en maakt zo'n
drukte dat de boer met een knuppel
komt aanrennen om de vossen en
dieven die hij in het hoenderhok
vermoedt te lijf te gaan. Als hij ziet
dat de ladder opnieuw is losgeraakt,
staat de oorzaak van de konsternatie
voor hem vast en roept hij een van
zijn zoons erbij. Deze kan wél met
een hamer omgaan en slaat de ladder
vaster dan hij ooit heeft gezeten. Jo
chem ziet de degelijkheid waarmee
het karwei wordt uitgevoerd en slikt
de rest van zijn woede in. Hij heeft
een geniale inval gekregen.
Op het oog is er niets bijzonders aan Jochem
e volgende zonsopgang geeft
geen enkele wanklank op het erf te
horen. De kippenladder ligt op zijn
plaats, de haan wordt op de drempel
door vrees overvallen, schiet wakker
en kraait, en de kippen rennen naar
buiten en zetten zich aan het schar
relen. Als de laatste kip het hoen
derhok heeft verlaten slaapt JochelVi
al weer. Een uitstekende oplossing
vindt hij het zelf: even kraaien en
meteen weer onder de wol. De kip
pen tevreden en hijzelf verzekerd
van ongestoord uitslaapgenot. Kan
het mooier?
De inval is minder geniaal dan de
haan denkt. Want onherroepelijk
breekt de dag aan dat hij zijn drem
pelvrees zal hebben overwonnen en
verzuimt in gekraai uit te barsten. De
kippen zullen die terugval in zijn
oude gewoonte niet pikken, daar
hoeft Jochem zich geen illusies over
te maken. Geen haan kan ongestraft
knuppels in zijn hoenderhok blijven
gooien.
11