Weerstand jongvee tegen maagdarmwormen
verhogen door
gerichte fokkerij
M,
D e wormen worden met het gras
opgenomen. Volwassen wormen
vestigen zich in maag of darm en
leggen daar eieren. Deze komen met
de uitwerpselen op het land terecht
en ontwikkelen zich daarin in drie
stadia verder tot larven. Deze krui
pen uit de koeieplak te voorschijn en
bewegen zich naar topjes van gras
sprieten en daar worden ze weer
door het grazende dier opgenomen.
H oeveel schade een dier onder
vindt van een infektie wordt niet al
leen bepaald door de zwaarte van de
besmetting, maar ook door de weer
stand die het heeft weten op te bou
wen.
A,
zojuist:
verschenen:
Dr. ir. G.A .AA Ibers:
Via de uitwerpselen
Verloop temperatuursom in 1981
VARKENS
TOEGENOMEN;
RUNDVEE GELIJK AAN
VORIG JAAR
Weerstand verhogen
Erfelijke weerstand
Zwaarte van de besmetting
Voorlichtingsprojekt
over melkeiwit
Is het mogelijk de weerstand van onze veestapel tegen maagdarm
wormen te vergroten door gerichte fokkerij? Met andere woorden: zijn
er erfelijke verschillen in weerstand tegen de infektie met maagdarm
wormen en zijn die verschillen te gebruiken?
Dr.ir. G.A.A. Albers van de vakgroep Veehouderij van de Landbouw
hogeschool in Wageningen, die zijn onderzoek op deze vragen richtte
en op het daarover verschenen proefschrift onlangs promoveerde, komt
tot de konklusie dat het fokken op erfelijke weerstand inderdaad ge
zonder vee kan opleveren, maar dat ook de mate van besmetting van
grote betekenis is.
- aagdarmwormen zijn schade
lijke parasieten, waarvan de maag
worm de schadelijkste is. Deze laat
ste dringt door in kliertjes van de
maagwand en is zelfs in staat de
dood van het dier te veroorzaken. De
maagdarmwormen (niet te verwar
ren met longwormen) vormen een
konstante bedreiging voor de ge
zondheid van ons vee, vooral voor
jonge dieren als kalveren en lamme
ren. Zware infekties met deze wor
men hebben ernstige groeivertraging
of zelfs sterfte tot gevolg.
Weerstation
Datum
28/1* 5/2 11 /2 18/2 25/2 4/3 10/3 19/3
Leeuwarden
80
112
147
153
155
170
206
262
Eelde
58
87
121
125
127
141
177
235
Den Helder
97
131
165
172
175
192
223
280
Twente
50
73
108
110
110
121
164
229
Schiphol
95
130
169
177
179
199
239
305
Soesterberg
77
107
145
147
148
169
208
273
Valkenburg
109
144
182
190
191
211
252
315
De Bilt
72
101
137
140
142
161
204
272
Deelen
56
80
115
117
118
134
175
240
Rotterdam
102
137
176
181
182
203
249
317
Zierikzee
112
146
184
193
195
217
265
331
Volkel
73
100
138
142
143
162
210
283
Gilze Rijen
86
113
150
152
153
174
217
286
Vlissingen
120
152
189
201
203
227
272
335
Eindhoven
80
108
146
149
150
171
221
295
Zuid-Limburg
68
94
129
130
131
151
197
272
1 emperatuursom van 1
Globale schatting van c
peratuur wordt bereikt
Weerstation
Schatting uitgaande van de temperatuursom op
WAARDE TEMPERATUURSOM
25/2
25/2
4/3
4/3
10/3
10/3
19/3
200?
250*
|200®
250*
250*
300*
300°
Leeuwarden
9/3
19/3
10/3
20/3
18/3
26/3
24/3
Eelde
15/3
24/3
17/3
25/3
23/3
30/3
28/3
Den Helder
3/3
15/3
6/3
16/3
15/3
24/3
21 /3
Twente
18/3
26/3
20/3
27/3
2 /3
25/3
29/3
Schiphol
2/3
15/3
4/3
16/3
12/3
I 21 /3
17/3
Soesterberg
10/3
20/3 11 /3
21 3
18/3
26/3
23/3
Valkenburg
28/2
11 /3
1 /3
12/3
9/3
19/3
15/3
De Bilt
11 /3
22 /3
112 3
22 /3
18/3
26/3
23/3
Deelen
17/3
25/3
18/3
26/3
23/3
30/3
28/3
Rotterdam
1 /3
14/3
2/3
15/3
10/3
20/3
15/3
Zierikzee
26/2
11 /3
27/2
11 /3
7/3
17/3
13/3
Volkel
11 /3
22/3
12/3
22 3
18/3
26/3
21 /3
Gilze Rijen
9/3
19/3
9/3
19/3
16/3
24/3
20/3
Vlissingen 9
17/2
9/3
17/2
9/3
6/3
16/3
12/3
Eindhoven
10/3
20/3
10/3
21 /3
16/3
24/3
19/3
Zuid-Limburg 14/3
23/3
15/3
24/3
20/3
27/3
23/3
De berichtgeving over het verloop van de temperatuursom wordt
hiermede voor 1981 beëindigd.
bepaalde waarde van de tem-
De ziekte heeft altijd bestaan, maar
intensief graslandgebruik zoals dat
tegenwoordig veel voorkomt bevor
dert de ziekte. Er worden veel jonge
dieren op een klein oppervlak ge
houden. Onderzoek van met name ir.
D. Oostendorp van het Proefstation
voor de Rundveehouderij te Lelys
tad heeft geleerd dat zware infekties
voorkomen kunnen worden door
gevoelige dieren op voorgemaaid
grasland te laten weiden. Een goede
ontwikkeling van jonge dieren is dan
zonder meer mogelijk.
Daarnaast wordt, hoewel vaak pas in
een stadium dat het kwaad al is ge
schied, ook behandeling met worm
middelen toegepast. Dit gebeurt
meestal wanneer geen preventieve
maatregelen genomen kunnen wor
den, bijvoorbeeld omdat in de be
drijfssituatie een strak omweidings-
schema onmogelijk is.
Omweiden en ontwormen vermin
deren de mate van besmetting van de
dieren. Er is echter geen koe die de
besmetting niet heeft of heeft gehad.
Op oudere leeftijd raakt ze meestal
Op 1 januari 1981 was het totaal
aantal runderen iets kleiner dan op 1
januari 1980 en bedroeg 5.010.000
dieren; een vermindering met 18.000
stuks:
Dit blijkt uit een betreffende C.B.S.-
steekproef.
De melkveestapel nam toe met
16.000 stuks tot 2.321.000 koeien
1%). Het aantal stuks gedekt jongvee
was toegenomen met 4% en kwam
van 594.000 op 618.000. Daarente
gen was het aantal "Ander rundvee,
bestemd voor de fokkerij" 68.000
stuks of 5% kleiner en bedroeg
1.308.000 dieren.
De totale mestveestapel omvatte
763.000 stuks en was hiermee 10.000
dieren of ruim groter.
Varkens
De totale varkensstapel bedroeg op 1
januari 1981 10.087.000 dieren tegen
9.905.000 op 1 januari 1980 2%).
Het aantal mestvarkens van 50 kg en
zwaarder was nagenoeg gelijk geb
leven en kwam van 3,367.000 op
3.381.000. Het aantal gedekte zeugen
was toegenomen met 4% en omvatte
747.000 zeugen. De groep "Overige
fokvarkens 50 kg en zwaarder" was
25.000 stuks groter en kwam op
306.000 dieren 9%).
Leghennen
De totale leghennenstapel breidde
zich uit van 40,5 min op 1 januari
1980 tot 41,4 min op 1 januari 1981
2%).
Dit was het resultaat van de toene
ming van het aantal kuikens en nog
niet legrijpe jonge hennen met 1,5
min en de vermindering van het
aantal hennen aan de 4eg met
600.000 stuks.
Verschil in weerstand: links 1% van het totale aantal wormen aanwezig in een
kalf met weinig weerstand; rechts 1% van de wormen in een kalf met veel
erfelijke weerstand. Beide kalveren werden gelijk geinfekteerd.
van het onderzoek is dat het tot ui
ting komen van verschillen in erfe
lijke weerstand afhankelijk is van de
zwaarte van de besmetting. Als er
geen of slechts een lichte infektie
plaatsvindt dan kunnen verschillen
in weerstand onmogelijk ontdekt
worden. En bij een zware infektie
gaan zelfs de dieren met de meeste
weerstand er onder door. In beide
gevallen valt er dus niets over de
mate van erfelijke weerstand te kon
stateren. Tussen de twee uitersten
ligt een groot (infektie-)gebied, waar
het voordeel van de erfelijke weer
stand geleidelijk beter en weer min
der goed zichtbaar wordt. Dit maakt
de zaak er niet eenvoudiger op, maar
voortgezet onderzoek heeft zeker
kansen op succes.
Gebruikmaking van erfelijke weer
stand tegen ziekten is in de planten
veredeling al eerder op gang geko
men. In de veeteelt begint er nu ook
belangstelling voor te groeien, maar
het proefschrift van Albers is nog
steeds een van de weinige studies, die
zich met de erfelijke weerstand tegen
een belangrijke ziekte heeft bezigge
houden.
De kringloop van de maagdarmwormen.
immuun voor een aantal soorten
wormen.
Het probleem zou dus ook aange
pakt kunnen worden door de weer
stand te verhogen, tenminste als daar
methoden voor te ontwikkelen zijn.
Het is wel geprobeerd door vaccina
tie, maar voor maagdarmwormen
heeft dit tot nu toe bij rundvee en
schapen geen resultaat gehad.
Een andere benadering is gebruik
proberen te maken van erfelijke ver
schillen in weerstand. Het ene dier
erft meer weerstand tegen de worm-
infektie dan het andere. Door middel
van gerichte fokkerij zou de weer
stand van jonge dieren systematisch
verhoogd kunnen worden.
eibers heeft zijn onderzoek vooral
op de erfelijke aanleg van kalveren
gericht. Hij beperkte zijn onderzoek
tot het wormengeslacht Cooperia,
een algemeen voorkomende darm
worm bij Nederlands rundvee, en
experimenteerde met nakomelin-
gengroepen van KI-stieren. Hij ver
geleek groepen van verschillende
stieren en toonde aan dat er inder
daad erfelijke verschillen in aanleg
bestaan. De zonen van de ene stier
waren veel beter in staat een infektie
met darmwormen in toom te houden
of onschadelijk te maken dan de zo
nen van de andere stier. Dit bleek
duidelijk een gevolg te zijn van de
snelheid waarmee weerstand tégen
de worm wordt opgebouwd. Verras
send was echter, dat na het eerste
kontakt met de infektie, de dieren die
snel weerstand opbouwden, slechter
groeiden dan dieren die trager rea
geerden. Bij voortgezette infekties
bleken snel-reagerende dieren uit
eindelijk toch in het voordeel.
Een laatste belangrijke konklusie
"Eiwit in uw voeding - hard nodig". Dat is
de titel van een brochure uitgegeven door
Het Nederlands Zuivelbureau. Bestemd
voor de Nederlandse konsument. Daarom
is ze onder andere verstuurd naar alle art
sen met het verzoek de brochure in de
wachtkamer te leggen.
De brochure is onderdeel van een groot
voorlichtingsprojekt over melkeiwit. De
Europese Commissie heeft daarvoor uit
de medeverantwoordelijkheidsheffing
geld beschikbaar gesteld.
Doelgroepen
Met dat geld worden specifieke doel
groepen geinformeerd over de vele kwa
liteiten die melkeiwit bezit en de moge
lijke toepassingen. Zo is de voedingsmid
delenindustrie gewezen op het gebruik
van melkeiwit om voedingskundige rede
nen in bijzondere voedingen (baby- en
kleutervoeding) en preparaten. En op de
mogelijkheden om dit eiwit te gebruiken
als emulgator en stabilisator in bijvoor
beeld soepen, sauzen, worstsoorten, ijs,
puddingpoeders en bakkerijprodukten.
Dergelijke informatie is ook verstrekt aan
artsen, diëtisten, voedingsdeskundigen en
leerlingen en docenten van opleidingen
op voedingsgebied. Met name is ingegaan
op de eiwitbehoefte van de mens-onder
verschillende omstandigheden (kinderen
in de Derde Wereld), gezien in het licht
van de totale voedings- en gezondheids
toestand. Ook onderwerpen als voedsel
hulp komen hierbij aan de orde.
17