Z.L.M.-ers gaan 'Landbouw in gewijzigde omstandigheden" te lijf M Ir. D. Luteijn: "inkomen zal meer uit de markt moeten komen!" „w e moeten keihard doorgaan met anderen te wijzen op de proble matische situatie t.a.v. ons inkomen, vermogen en overdracht van ver mogen. Daarbij mogen wij in deze tijd minder toeslagen en subsidies verwachten van de overheid en zal ons inkomen meer afhankelijk wor den van de markt. Het markt- en prijsbeleid zal daarom ook erg be langrijk zijn, samen met de kwaliteit van de produkten. Opleiding, begeleiding en onderzoek zijn eveneens van het grootste belang voor de toekomst." M eer dan tweehonderd bestuursleden van Z.L.M.-afdelingen en -kringen en een aantal genodigden hebben zich maandag 9 februari j.l. intensief en op naar vrijwel ieders overtuiging zeer zinvolle wijze bezig gehouden met de problematiek in de Nederlandse landbouw en de daarmee samenhangende mogelijke oplossingen. Een en ander vond plaats in het kader van een door de Z.L.M. georganiseerde studiedag over de nota "Landbouw in gewijzigde omstandigheden". In groepen werden eerst problemen opgeroepen en daarna werden de oplossingen aangedragen. Als bron van informatie en ter ondersteuning bij de diskussies gaven de kommissievoorzitters van de sektoren akkerbouw, veehouderij en tuinbouw vooraf een inleiding waarin zij de huidige feitelijke situatie van elke sektor kort samengevat weergaven. Gewapend met deze korte nota's togen de deelnemers aan de studiedag groepsgewijs naar de hun toegewezen plaats in "De Prins van Oranje". Om precies 1030 uur kon het spel van "probleem en oplossing" een aanvang nemen. E D, H ij besloot met een beroep te doen op de onderlinge solidariteit die hard nodig is want we zijn maar een kleine groep. Daarbij moeten we aan de ba sis beginnen en moet het belang van de leden voorop staan en niet dat van de organisatie zelf. Het vormen van één grote boerenorganisatie noemde hij een schijnoplossing. Samenwer king in de vorm van bijvoorbeeld een gezamelijke studiedag met andere standsorganisaties noemde hij een goede zaak. Op studiedag met spel "probleem en oplossing" Interen Van 30 naar 90 ha!?! Prijzen Natuur en milieu Specialisatie Samenwerking c.E.G. te maken met de realiteit dat in vele "partner'Manden de akker- bouwsektor aanmerkelijk.meer na tionale steun ondervindt en tevens te maken heeft met aanzienlijk lagere kosten (lonen, belastingen etc.), dan in Nederland konkurrentieverval- sing). En tevens komt het in de E.E.G.- funktionerende prijsmechanisme voor de Nederlandse akkerbouw re latief en absoluut ongunstiger uit, dan in de partnerlanden: prijsstijging in 10 jaar in Nederland van: tarwe 30%, suikerbieten 40% en melk 65% tegenover een inflatie in 10 jaar van 92%! milieu en welzijn) "nieuwe" gedach ten over: het gebruik van de grond en daaruit voortvloeiend tevens over alternatieve landbouwmethoden en alternatieve inkomensmogelijkheden voor de boeren. Aan de orde zijn de konkrete zaken en aandachtspunten in de nationale "maatschappelijke" diskussie, met betrekking tot landbouw, te weten: grondprijsbeheersing (wet agra risch grondverkeer) beheerslandbouw (prioriteit voor natuur en milieu) (wetmatige) beperkingen van de uit te voeren kultuurmaatregelen in de landbouw (bemesting, ge wasbescherming) .aar eerst de inleidingen. De heer H.C. v.d. Maas, voorzitter van de akkerbouwkommissie, gaf het volgende overzicht: De L.E.I.-gegevens van de grotere akkerbouwbedrijven (herleid tot 45 hektare) tonen gemiddeld over de laatste 6 jaren (1975 t/m 1980) het volgende beeld: Arbeidsopbrengst van het noor delijk kleigebied, de veenkolo niën en het zuidwestelijk kleige bied op volledige-pachtbasis is 35.000 - (N.B. IJsselmeerpolders: 70.000,- Op eigendomsbasis 500,— per ha extra kosten) is dat een arbeidsopbrengst op het noorde lijk kleigebied, de veenkoloniën en het zuidwestelijk kleigebied van gemiddeld slechts 12.500,-. (geldt niet voor IJsselmeerpol ders want daar is het volledige spacht). 35.000,— arbeidsopbrengst betekent een bedrijfsekonomisch verlies per ha van 150,— (op eigendomsbasis: ruim 800 ne gatief per ha). Hij maakte daarbij de volgende aantekeningen: de kleinere akkerbouwbedrij ven (20 a 25 ha) komen in de genoemde jaren nog niet aan de helft van hun arbeidsbelo- ning, terwijl de netto-verlie zen per ha gemiddeld ver boven de 1.000,— (nega tief) uitkomen. een als "normaal" ervaren en gehanteerde norm in de 50er en 60er jaren voor wat betreft het netto-bedrijfsekonomisch resultaat per ha, was een noodzakelijke winst (per ha) van 500,— a 600,— dit omwille van de kontinuïteits- mogelijkheden van bedrijf en bedrijfsvoering, stelde Van der Maas. rvaringscijfers en -vergelijkingen geven aan, vervolgde hij, dat de L.E.I.-arbeidsopbrengstnorm 10 20% daarbij opgeteld, grofweg het flskale (bedrijfs)-inkomen aangeeft. Dus 35.000,— arbeidsopbrengst 40.000,- a 45.000,- vormt het fiskaal inkomen. Over deze 40.000,- 45.000,- fiskaal inkomen moet 20.000,- inkomstenbelasting premieheffing betaald worden. vermogensbelas ting: P.M.!!) Per saldo resteert voor: verteerbaar inkomen (inklusief privé premies, en privé belastingen) plus investeringen en reserveringen 20.000,- a 25.000.- Gevolg: direkt of indirekt en zicht baar of onzichtbaar interen van het allergrootste deel van de Nederlandse akkerbouwbedrijven. Over dekontinuïteit zei de voorzitter van de akkerbouwkommissie het volgende: In de Nederlandse landbouw heeft 50 a 60% Van de bedrijfsgenoten géén opvolger (in familieverband en/of in rechtstreekse zin) en heeft dienten gevolge ook niet te maken met fi nanciële opvolgingsproblemen. Terwijl daarenboven 20 a 30% van de boeren hun bedrijf voeren als "part timer". (Zij hebben dientengevolge 12 niet te maken met inkomensproble men). Slechts 10 a 20% van het huidige aantal agrariërs blijft derhalve over met de direkte zorg voor- en con frontatie met: de bedrijfskontinuïteit op langere termijn en de inkomenskapaciteit van het be drijf. Uitgaande van een bestendiging van het huidige trendmatige "Brusselse" en "Haagse" land bouwbeleid (prijzen markt struktuur) zal volgens de heer v.d. Maas rekening gehouden moeten worden met een steeds sterkere en snellere noodzakelijke schaalver groting in de (gespecialiseerde- en "fulltime"-) akkerbouw in Neder land. Tengevolge van een jaarlijks cu mulerend gat van minimaal 6% in de kosten/opbrengsten verhou dingen (per jaar 1 k 2% produkti- viteitsstijging ten opzichte van 7 a 8% kostenstijging) zal over 10 a 20 jaar ten behoeve van de inko menskapaciteit van 1 man (gezin) een minimale bedrijfsoppervlakte vereist zijn, die een veelvoud is van de huidige: van 30 naar 90 hektare!?! B innen het kader van de totale Europese Gemeenschap neemt de Nederlandse akkerbouw, qua areaal en qua (finenciële) produktie een onbeduidende plaats in. Kennisneming van de feiten in de "grote" akkerbouwgebieden in b.v. Frankrijk, Engeland en Duitsland, leert ons: dat de bedrijfsoppervlaktestruktuur daar aanzienlijk gunstiger vele malen groter) is dan de onze; en dat - de veel voorkomende - Neder landse zelfgenoegzaamheid over het eigen boerenvakmauschap volledig onterecht is, onze "top" kilogramop brengsten en onze kwaliteit worden ook "daar" geproduceerd! Daarenboven betoogde de kommis sievoorzitter hebben we binnen de Aan de wanden de grote vellen papier met de problemen en de stickers. Duidelijk is te zien dat het linkse probleem niet zo "in" is als het twee de van rechts dat erg hoog skoort. Een klaarblijkelijke meerder heid van 14 miljoen Nederlanders ontwikkelt (in samenhang met en tegen de achtergrond van prioriteit stellingen in verband met natuur, Deze belangrijke konklusies trok de heer ir. D. Luteijn als voorzitter van het Landbouwschap aan het eind van de studiedag uit de oplossin gen die door de deelnemers aan de ZLM-studiedag "kant en klaar" waren aangeboden voor een aantal gewichtige problemen in de agrari sche sektor. D e heer Luteijn, die zei onder de indruk te zijn van de intensieve en geanimeerde wijze waarop de deel nemers met de landbouwproblema tiek bezig waren geweest, begon zijn korte toespraak met erop te wijzen dat veel van datgene waar we thans mee bezig zijn, wordt beinvloed door de algemene sociale en ekonomische gang van zaken in ons land en in de EG! Onafhankelijk van welke rege ring we ook krijgen, de konsument zal de komende jaren niet meer te besteden hebben dan nu, dus ook niet meer voor voedsel. Volgens hem past de zeer noodzakelijke lasten verlichting via het belastingstelsel in het huidige sociaal-ekonomische be leid. Hij onderstreepte daarbij het belang van een belastingvrije reser vering. e komende jaren ziet hij de ak kerbouwer in het zuidwesten steeds meer een specialist worden en in dat verband vroeg Luteijn zich af of men niet de moed moet hebben om t.a.v. het onderzoek de intensief bewan delde paden wat te verlaten en een opzet te kiezen waarbij de algemene voorlichting wat in moet leveren ten gunste van de gespecialiseerde voor lichting. Hij zegde voorts toe eens te laten onderzoeken of bij bedrijfsovername een vorm van rentesubsidie mogelijk is in de eerste jaren. "We moeten proberen er goedkoop vreemd vermo gen bij te betrekken. Wellicht zijn hier mogelijkheden voor een partiku- liere grondbank", opperde hij. J. Wierenga produktie-kontingentering sociale doelgerichtheid in plaats van ekonomische doelgerichtheid van de landbouw, dat wil zeggen inkomenstoeslagen ook mid- denbedrijvenbeleid!?) in plaats van inkomen uit de markt. De heer W. v. Veldhuizen gaf in aansluiting hierop een kort overzicht van de situatie in de sektor veehou derij: De veehouderij is tot 1960 een onderdeel van het gemengde bedrijf geweest. Dit gemengde bedrijf om vatte veevoederproduktie alsmede het houden van rundvee, varkens en pluimvee. In het begin van de zestiger jaren ontstonden er problemen met het verwezenlijken van lonende prijzen voor de diverse landbouwproducten op het gemengde bedrijf. Er volgt een vertrek van arbeidskrachten uit de landbouw naar de industrie. In de tweede helft van de zestiger jaren komen er nieuwe mogelijkhe den door het verwezenlijken van de EEG. Specialisatie en mechanisatie geven mede door een op gang komende sanering mogelijkheden tot ontwik keling. De voorzitter van de veehou derijkommissie gaf vervolgens enke le cijfers betreffende de ontwikkeling van de melkveehouderij: jaar aantal stuks/- Pro- bedrijven bedrijf duktie 1959 185.000 8,5 4350 kg 1970 116.333 16,3 4489 kg 1978 75.000 29 5317 kg De afname van het aantal melkvee bedrijven per jaar was als volgt: 1959-1964 4620 1964-1970 7516 1970-1975 4954 Eenzelfde ontwikkeling komt er op gang bij de pluimvee- en varkens houderij; het aantal bedrijven met pluimvee en varkens neemt sterk af terwijl het aantal dieren per bedrijf sterk toeneemt. Het gemengde bedrijf heeft plaats gemaakt voor gespecialiseerde be drijven met 1 of soms 2 takken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 12