De konsequenties
voor Zeeland
j ONDERWIJS
A NOTITIES
De
herstrukturering
van
MHNO/MSPO j
E erst nog een enkel woord over een
viertal instituten, die een aparte
plaats innemen in het samenwer
kingsverband.
H oe ging het intussen verder met
de herstrukturering? Berichten uit
dén lande over de ontwikkelingen in
de projektscholen getuigden dikwijls
van grote problemen met name,
waar het de werkvelden betrof. Deze
hebben van meet af aan een grote
stem in het kapittel gehad omdat
daar de toekomstige gediplomeerden
een betrekking hopen te krijgen en
voorts de medewerking onmisbaar is
met het oog op de stage-perioden,
die een wezenlijk onderdeel van de
nieuwe opleidingen uitmaken.
N adat in 1973 het LHNO 4-jarig was geworden en tevens het accent
werd verlegd van een eenvoudige beroepsopleiding naar een meer al
gemeen vormende en beroepsoriënterende opleiding ontstond de be
hoefte aan een betere regeling van het onderwijs voor 16- tot 19 jarigen,
dat daarop moest aansluiten. Door de toenmalige Staatssekretaris van
O en W werd een struktuurkommissie ingesteld, die als opdracht kreeg
hem omtrent deze zaak te adviseren.
I n het rapport werd namelijk ges
proken over een aantal opleidingen
op middelbaar niveau, die na een
kursusduur van 3 jaar "beginnende
beroepsbeoefenaren" zouden afle
veren. Uit 35 smalle funktie-op-
leidingen werden de volgende oplei
dingen met een zo groot mogelijke
onderlinge samenhang ontwikkeld te
weten:
Protestbrief
Beleidsplan
Nieuwe opzet
4 instituten
H erstrukturering
onder redaktie van
In onderwijskringen is de komende herstrukturering van het Middelbaar
Huishoud- en Nijverheidsonderwijs en het Middelbaar Sociaal Peda
gogisch onderwijs een veelbesproken zaak. Zeer velen zijn erbij be
trokken (besturen en leerkrachten) of zullen erbij betrokken raken (de
leerlingen). Omdat de toekomst van het Middelbaar Onderwijs uiter
aard een belangrijke zaak is lijkt het ons goed er in deze rubriek eens
uitvoerig bij stil te staan. Temeer omdat er ook zeer velen zullen zijn, die
de klok wel hebben horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt.
Voor Zeeland zou dit overigens wel eens de noodklok kunnen zijn, want
de gevaren, die met name voor de algemene sektor dreigen, zijn niet te
onderschatten.
Bij uitstek deskundig om ons over deze ontwikkelingen voor te lichten is
mej. A. van der Leeden, sedert 1954 bij de ZLM werkzaam als o.a.
konsulente voor het huishoudonderwijs. Zij maakt deel uit van de sub-
sektie MHNO/MSPO van de Alg. Besturenbond, die de zaken op
landelijk niveau behartigt; van de Provinciale Onderwijsraad, die deze
materie op provinciaal niveau beziet en van de Zeeuwse Stichting Sa
menwerkingsverband, waar de betrokken besturen in samenwerken,
welke zijn praktische uitvoering moet krijgen in de regionale stichtin
gen. De problemen, die zich hierbij aandienen zijn zo talrijk, dat U ook
na lezing van dit artikel nog geen duidelijk beeld zult kunnen hebben van
de toekomstige situatie in onze provincie. Maar het kan wel bijdragen
tot meer inzicht in deze komplexe materie en ook dat kan voor meni
geen reeds een nuttig effekt hebben.
Toen het eindrapport van de struktuurkommissie MHNO/MSPO eind
1974 verscheen begonnen de bij dit onderwerp betrokkenen in Zeeland
zich te realiseren, dat de daarin neergelegde ideeën met betrekking tot
de scholen, waaraan het middelbaar huishoud- en nijverheidsonderwijs
is verbonden grote konsequenties met zich mee zouden kunnen bren
gen.
1. VZ verzorgende beroe
pen
2. SA I sociaal-agogische
beroepen I
3. SA II sociaal-agogische
beroepen II
4. AG assisterende beroe
pen in de gezondheidsz
org
5. HT huishoudtechnische
beroepen
6. MK mode en kleding
7. AB aktiviteiten begelei
ding
8. SB sport en beweging
9. UV uiterlijke verzor
ging
10. VP verplegende beroe
pen
Teneinde het onderwijskundige
principe van de doorstroming naar
verwante opleidingen zo goed mo
gelijk tot zijn recht te laten komen
zou uitgegaan moeten worden van
afzonderlijke MBO-scholen, waar
aan zoveel mogelijk opleidingen
verbonden zijn.
Het volgende diende onder ogen te
worden gezien:
le. Er zou een splitsing moeten ko
men tussen LHNO en MHNO (in
onderwijstermen "ontkoppeling"
genoemd)
2e. Door de koncentratie van oplei
dingen zou het aantal MHNO
scholen drastisch verminderen.
Op 23 februari 1976 presenteerde
Staatssekretaris de Jong een beleids
nota herstrukturering MHNO en
MSPO aan de Tweede Kamer,
waarin de ideeën van de struktuur
kommissie grotendeels werden over
genomen.
De Staatssekretaris wenste evenwel
in eerste instantie bij de ontwikkeling
van de nieuwe opleidingen de ver
plegende beroepen en de sektor
uiterlijke verzorging uit te sluiten. De
huidige opleidingen tot verpleeg
kundige en voor andere beroepen op
het terrein van de gezondheidszorg
ressorteren nog onder het Ministerie
van Volksgezondheid en Milieuhy
giëne, met uitzondering van 5 expe
rimentele dagopleidingen terwijl in
de sektor uiterlijke verzorging nog
met andere instanties rekening dient
te worden gehouden.
Intussen begon het overleg tussen de
bij de herstrukturering betrokken
instituten op gang te komen.
In Zeeland wordt momenteel nog aan
negen scholen MHNO gegeven, die
zowel geografisch als naar levensbe
schouwelijke richting redelijk zijn
gespreid.
Het zijn:
openhaar (gem)Vlissingen
neutraal bijzonder Middelburg,
Goes, Zierikzee en Terneuzen
prot. Christelijk Middelburg en
Goes
Rooms-Katholiek Hulst en IJzen-
dijke.
Het was een ieder duidelijk, dat geen
dezer scholen een zodanige omvang
had, dat gesproken kon worden over
"brede opleidingsinstituten".
Aanvankelijk werd wat vrijblijvend
"gemediteerd" over de noodzaak
van een goede samenwerking, maar
de eis daartoe werd plotseling erg
dwingend toen de Staatssekretaris op
14 september 1976 bekend maakte
dat het mogelijk was zich in het
kader van de herstrukturering aan te
melden als projektschool.
Toen kwam het er op aan de mooie
woorden in daden om te zetten door
projekten zodanig aan te vragen dat
Een kijkje in de schoolbibliotheek.
onderlinge konkurrentie werd uitge
sloten en de samenwerking ook
daaruit zou gaan blijken.
Op initiatief van de Provinciale On-
derwijskommissie werd een verga
dering in Middelburg belegd, waar
aan de hand van door het E.T.I. ver
zamelde gegevens nog eens nadruk
kelijk werd onderstreept, dat alleen
bij een intensieve samenwerking in
een dunbevolkte provincie als Zee
land iets kan worden bereikt. Jam
mer genoeg besloot het bestuur van
de C.B.T.B. - na overleg met de Prov.
Chr. Besturenraad in Voorburg - en
de besturen van de R.K. scholen af te
haken zodat het overleg werd voort
gezet met de neutraal-bijzondere en
openbare scholen voor MHNO/M
SPO en de opleidingen in de ge
zondheidszorg.
De besturen van 5 instituten vroegen
een aantal projekten aan terwijl in
een afzonderlijk schrijven eikaars
projektaanvragen werden onder
steunt.
Intussen werden door de Staatsse
kretaris twee kommissies geïnstal
leerd met het oog op de toewijzing en
de begeleiding van de projekten en
een geordend verloop van het her-
struktureringsproces en wel
le een stuurgroep, met als taak de
onderwijskundige en maatschap
pelijke aspekten van de herstruk
turering te initiëren en te koördi-
neren
2e een kommissie situering en sprei
ding, die als opdracht kreeg de
kriteria te ontwikkelen onder
meer voor de omvang van de in
stituten en het uitbrengen van
adviezen over de verschillende
vestigingsplaatsen.
Rond 1 april 1978 werd bekend aan
welke scholen een projekt werd toe
gewezen. Aanvankelijk stond de
Prot.Chr. Scholengemeenschap "De
Waaijenburgh" te Middelburg hoog
genoteerd, maar deze school is later
onder de druk van de bezuinigings
maatregelen weer afgevoerd.
De provincies Zeeland en Drente
bleven derhalve van projekten ver
stoken. Namens de samenwerkende
besturen werd in februari al een pro
testbrief gestuurd naar de stuurgroep,
toen de adviezen die in een deelplan
waren neergelegd de Staatssekretaris
en de projektaanvragers hadden be
reikt. Gewezen werd op de unieke
vorm van samenwerking, die mede
een belangrijke aanzet zou kunnen
zijn tot toekomstige ontwikkelingen.
Het antwoord van de stuurgroep gaf
weinig houvast, terwijl namens
Staatssekretaris De Jong werd me
degedeeld, dat hij met belangstelling
van deze reaktie had kennisgenomen.
De betrokken personen zaten
evenwel niet bij de pakken neer.
"Tijdig gereed zijn voor de integrale
invoering in 1982" was nu het devies.
Besturen én direkties stelden geza
menlijk een beleidsplan op, waarin
doel en vormgeving van de samen
werking werden omschreven. Dit sa
menwerkingsverband werd formeel
bekrachtigd toen de statuten van "de
Zeeuwse Stichting Samenwerkings
verband voor MHNO/MSPO en
opleidingen in de gezondheidszorg
op MBO-niveau" werden aangeno
men.
De samenwerkende besturen streven
ernaar een zo volledig mogelijk op
leidingsaanbod te realiseren en een
evenwichtige spreiding van de ver
schillende opleidingen over de pro
vincie te bewerkstelligen.
Voorts wordt de wenselijkheid en de
noodzaak onderschreven voor de
uitbouw van de samenwerking met
scholen op levensbeschouwelijke
grondslag. Zeer bewust is de deur
open gehouden omdat met een vol
ledige samenwerking tussen de ver
schillende denominaties het onder
wijs naar onze mening het beste zou
zijn gediend.
Aanvankelijk werd er van uitgegaan
dat het mogelijk zou worden met
behoud van ieders zelfstandigheid
kleine eenheden te handhaven van
elkaar aanvullende opleidingen, uit
gaande van het bestaande.
Later - toen de omvang van de nieu
we instituten bekend werd - bleek dit
uitgangspunt niet houdbaar te zijn.
n de nieuwe opzet worden drie re
gionale stichtingen onderscheiden en
wel
I "De Bevelanden en Schouwen
Duiveland"
II "Walcheren"
III "Zeeuws Vlaanderen"
De regionale stichtingen hebben de
uitgangspunten van het gezamenlijke
beleid nader gekonkretiseerd in hun
aanvragen voor toet deelplan 1982-
1985.
Dit houdt in dat de regionale stich
tingen voor "de Bevelanden en
Schouwen-Duiveland" en "Zeeuws-
Vlaanderen" het bevoegd gezag wor
den van de nieuwe instituten.
Voor Walcheren is dit de gemeente
Vlissingen die het beheer toever
trouwt aan een funktionele kommis
sie.
Teneinde de nieuwe instituten voor
de leerlingen goed bereikbaar te ma
ken wordt uitgegaan van een instituut
met gespreide vestigingen. Op deze
wijze kunnen ook bestaande school
gebouwen worden benut.
Momenteel bestaat hierover echter
nog geen zekerheid.
Op 8 mei 1979 werd voor het eerst
gezamenlijk naar buiten opgetreden.
Toen bezocht een deputatie van de
kommissie situering en spreiding
Zeeland, waarbij de eerste kontou-
ren van een spreidingsplan werden
gepresenteerd.
Namens de samenwerkende bestu
ren werd veel kritiek geleverd, die
zich richtte op de volgende onderde
len:
le het gehanteerde cijfermateriaal
2e de plaatsen van de vestiging
3e de omvang van de instituten
Met betrekking tot de genoemde
punten nog het volgende:
Bij de berekening van de behoefte
ging de kommissie uit van de aan
wezige leerlingen in de 6e klassen
van het basisonderwijs. Aan de hand
van deze uitkomsten werd dan vol
gens een landelijke verdeelsleutel
berekend op hoeveel toekomstige
MBO-leerlingen gesplitst naar deno
minatie in een bepaalde regio gere
kend kan worden.
De werkelijkheid geeft echter een
totaal ander beeld te zien en dit werd
aan de hand van de cijfers, die door
het E.T.I. waren verzameld bewezen.
Het behoeft geen betoog, dat ook de
uitkomst van deze berekening werd
aangevochten. Slechts één school
kon min of meer zeker zijn van haar
voortbestaan n.l. de P.C. scholenge
meenschap "de Waaijenburgh" te
Middelburg. Plaatsen als Vlissingen.
Middelburg (de Wellinge), Goes.
Terneuzen en Hulst zouden nog dis-
kutabel zijn, terwijl de bestaande
scholen in IJzendijke en Zierikzee
helemaal niet meer in het verhaal
voorkomen. Bij de omvang van de
instituten meende de kommissie dat
het minimum 540 leerlingen zou
moeten zijn verdeeld over 3 leerjaren
om een verantwoord gedifferen
tieerd aanbod te kunnen bieden. De
Zeeuwse Stichting bracht daartegen
in dat met een aanbod van 60 leer
lingen per leerjaar ook gedifferen
tieerd kan worden.
"Alle gevallen zijn bespreekbaar" zei
de kommissie en dat gaf toen hoop
voor de toekomst. Wij zijn inmiddels
wel beschaamd uitgekomen, zoals uit
het hierna volgende zal blijken.
De Laboratoriumschool Zeeland is
van het begin af bij het overleg be
trokken geweest, omdat naar het
oordeel van de Zeeuwse Stichting de
nieuwe opleiding voor assisterende
beroepen in de gezondheidszorg
daar thuishoort.
Daarop vooruitlopend hebben de
Zeeuwse apothekers er samen voor
gezorgd dat er een opleiding voor
apothekersassistenten per 1 augustus
1979 aan de laboratoriumschool van
start is gegaan. Het betreft hier een
'niet gesubsidieerde 2-jarige kursus
die door het werkveld zelf wordt be
kostigd.
Met het oog op de toekomst nemen
ook de opleidingen voor verpleeg
kundigen aan het overleg deel.
Het betreft de volgende instituten.
Het instituut gezondheidszor
gopleidingen "IGO" te Vlissin
gen
Stichting school voor gezond
heidszorgopleidingen De Beve
landen en Schouwen-Duiveland
S.G.O. te Goes
School tot opleidingen in de ge
zondheidszorg voor Zeeuwsch-
Vlaanderen "Infra Scaldem" te
Terneuzen.
Deze instituten ressorteren momen
teel nog onder het Ministerie van
Vomil, omdat het hier gaat om z.g.n.
in-service opleidingen.
Leerling-verpleegkundigen zijn na
een pre-klinische periode van 6 we
ken tegelijk werknemer en leerling.
Zij verrichten onder toezicht ver
pleegkundige handelingen - leren
dus in de praktijk - en volgen de
theorielessen op één van de drie ge
noemde instituten. Daartoe brengen
zij 1 x per 6 weken een hele week op
school door.
De herstrukturering beoogt het om
zetten van deze in-service opleidin
gen in volledig dagonderwijs. Dit
heeft echter enorme financiële kon
sequenties. De kosten van de oplei
dingen worden nu gedekt door de
ziekenfondspremies en zouden bij
overdracht aan O en W ten laste ko
men van de belastinggelden.
Behalve het geld zijn er nog meer
problemen. Bij de overgang naar een
volledige dagopleiding worden wer
kende leerling-verpleegsters stagiai
res, die bijgestaan moeten worden
door praktijkbegeleidsters. Dit bete
kent een hele omwenteling in de
hiërarchische struktuur van het zie
kenhuis. Het Ministerie van Vomil
heeft laten weten deze hele ombouw
niet in enkele jaren te kunnen reali
seren en dit fase-gewijs te willen
aanpakken. Voorlopig wordt aange
nomen dat het nog 25 jaar kan duren
voor een omzetting van alle part-ti
me opleidinêen in volledig dagon
derwijs zal zijn voltooid.
Een speciale begeleidingskommissie
waarin vertegenwoordigers van bei
de ministeries en van diverse onder
wijsorganisaties zitting hebben zal de
Staatssekretaris over het proces van
afbouw en uitbouw moeten advise
ren.
Dank zij een amendement in de
Tweede Kamer zijn de 5 experimen
tele dagopleidingen per 1 augustus
1980 door Vomil overgedragen aan
O en W.
Reeds bij de aanvang van de projek
ten ondervond men tegenwerking
van de Kruisverenigingen, die de
Vervolg op pag. 9
8