De rassenkeuze van
suikerbieten in 1981
Karwij
Haver
H et doel van rassenonderzoek is niet om terug te kijken op wat
geweest is, maar om het resultaat te gebruiken als basis voor advies
omtrent de rassenkeuze, dus voor toekomstig gedrag van de rassen.
Daarom is bestendigheid zo'n belangrijke eigenschap. Een ras dat het
in het ene jaar erg goed doet, maar in een ander jaar veel minder is een
"onbetrouwbaar" ras. Het is onmogelijk daarover advies uit te brengen.
Zelfs een bestendig ras evenwel gedraagt zich niet onder alle omstan
digheden gelijk: er zijn jaarverschillen onder invloed van de van jaar tot
jaar verschillende omstandigheden.
W at de opbrengst betreft hebben
de nieuwe rassen Arigomono, Mavigo
en Primahill niet geheel aan de ver
wachtingen beantwoord. Monohil
daarentegen heeft het uitstekend ge
daan. Het resultaat van één en ander
is dat de verhoudingscijfers voor de
bruto suikeropbrengst in de "kop
groep" van drie rassen geschikt voor
levering gedurende de gehele cam
pagne elkaar niet ver ontlopen.
D e veldopkomst van het zaad is
zeer belangrijk maar wordt, evenals
bij andere verschijnselen voor veruit
het grootste deel bepaald door uit
wendige omstandigheden. Toch kan
er ook op dit punt wel enig verschil
bestaan tussen de rassen.
N aakt zaad of pillenzaad is onder-
Opbrengst
Kophoogte
Bladontwikkeling
Veldopkomst
Naakt zaad
Schieters
O mdat die omstandigheden niet
voorspelbaar zijn is de beste basis
voor advies een meer - in dit geval vier
- jarig gemiddelde. Tot heden is er
geen aanwijzing gevonden dat de ras
sen zich verschillend zouden gedra
gen op verschillende grondsoorten of
in verschillende streken, dus ook in
het zuidwesten van ons land!
Er zijn dit jaar geen nieuwe rassen tot
het verkeer toegelaten.
Overzicht van de
bij suikerbieten
1980).
Overgenomen uit
vende Rassenlijst
gewassen 1981.
raseigenschappen
(gem. 1977 t/m
de 56e Beschrij-
voor Landbouw-
Instituut voor Rationele Suikerpro-
duktie,
Bergen op Zoom
J. Jorritsma
Hoge waarderings
cijfers betekenen
grote resistentie
tegen schieten, ge
ringe vertakking,
weinig grondtarra,
goede sapzuiverheid
Rassen voor levering
gedurende gehele
campagne
A - Monohil
N - Arigomono
N - Primahfll
assen voornamelijk
voor zeer vroege tot
iddenvroege levering
A Monika
Rassen voornamelijk
voor middenvroege
en late levering
- Donor
- Monitor
- Solorave
N - Mavigo
O fl)
6.8
7.8
7.8
6.8
5.8
6.3
7.3
Verhoudingsgetallen
gem. 1977 t/m 1980
106
96
99
96
103
lob
91
105
96
100
97
98
102
105
103
101
103
102
9U
100
102
98
101
100
101
1 0k
6
X tl
u
3 O
co c.
102
102
103
97
99
101
96
100
1) Een grotere kophoogte gaat veel
al samen met een grotere variatie
in kophoogte.
Het zijn dan ook de andere eigen
schappen die de keuze bepalen. Het
wordt de teler tevens mogelijk ge
maakt niet alles op één kaart te zet
ten en verantwoord meer dan één ras
te verbouwen.
Het spreekt vanzelf dat de rassen met
een gunstige verhouding tussen wor
telgewicht en suikergehalte, d.w.z.
een hoog gehalte en een wat lagere
wortelopbrengst bij de betaling wat
gunstiger uit de bus komen dan de
bruto-suikeropbrengst aangeeft.
D e kophoogte is niet meer in cm
maar in een verhoudingsgetal uitge
drukt. De werkelijke hoogten bleken
te zeer te variëren, vandaar de ver
houdingsgetallen of wel de procent-
cijfers.
Ofschoon slechts ten dele door het
ras en voor een belangrijk deel door
de groeiomstandigheden bepaald,
heeft de kophoogte in 1980 extra
aandacht gekregen vanwege de
vroeg optredende vorst. Van nog in
de grond staande bieten werden die
welke ver boven de grond uitstaken
(ook vaak de dikste) het meest ge
raakt.
Hoewel aantrekkelijk uit een oog
punt van grondtarra heeft een grote
kophoogte dus ook zijn bezwaren.
Wellicht zijn deze door aanaarden
geheel of gedeeltelijk te ondervan
gen.
D e bladontwikkeling en dan
vooral de bladopbrengst is op dit
punt in zoverre van betekenis dat
bieten met meer blad minder van de
vorst te lijden hadden dan bieten met
weinig blad. Nu wordt ook het heb
ben van veel blad behalve door het
ras in hoge mate bepaald door an
dere invloeden zoals stikstofbemes
ting! Die laatste heeft echter een on
gunstige invloed op de kwaliteit en is
dus als blad producerend middel
minder geschikt. Het blad wordt ook
wel gezien als onkruidbestrijdend
c.q. onderdrukkend middel vooral
op lichte gronden.
In een vroeg stadium is er echter
weinig of geen verschil in bladont
wikkeling tussen de verschillende
rassen.
Later worden de verschillende groter
en kunnen een rol gaan spelen. Ook
hier echter dienen de stikstofbemes
ting en verder plantenaantal en
plantenveredeling genoemd te wor
den als faktoren die het effekt vaak
in veel sterkere mate bepalen.
Zaad van diploj'de genetisch eenkie-
migerassen kan 'n iets betere veld
opkomst geven. Zekerheid daarover
kan echter niet gegeven worden.
Het blijft dan ook zaak de voor de
veldopkomst beste maatstaf de
kiemkracht van het zaad in de gaten
te houden.
Het produktievermogen van
een ras is belangrijk evenals
de kiemkracht en de overige
kwaliteitseigenschappen van
het zaad. Het exploiteren van
deze gunstige eigenschappen
is echter een kwestie van teelt.
Wij wensen de lezer toe dat hij
daar in het komende seizoen
met veel succes in slaagt.
werp van diskussie. De belangstelling
voor pillenzaad die jarenlang zeer
beperkt is geweest neemt wat toe.
Het gedrag van pillenzaad van een ras
ten opzichte van naakt zaad van dat
zelfde ras heeft de laatste jaren geen
reden gegeven tot klachten, noch ten
aanzien van de opkomst nocht ten
aanzien van de opbrengst. Er is het
voordeel van een wat betere verde
ling, terwijl de toevoeging van het in-
sekticide methiocarb (Mesurol) eni
ge bescherming tegen bepaalde bo-
deminsekten biedt. Wel is 't zaak 't
materiaal goed te leren kennen en
gebruiken, reden waarom aan een
rustige uitbreiding de voorkeur gege
ven moet worden.
an schieters is de laatste jaren
weinig sprake wanneer althans
"normale" schieters bedoeld wor
den.
Jaarlijks worden in verschillende delen van ons land, ook in Zeeland en
West-Brabant, rassenproefvelden met suikerbieten aangelegd.
De schieterresistentie van de huidige
rassen is gewoon goed en maakt het
mogelijk gebruik te maken van een
vroege gunstige periode om te zaai
en. Dit is belangrijk met het oog op
een lange groeiperiode en daardoor
op een hoge opbrengst.
Anders staat het met de "wilde"
schieters, verontreinigingen die wij
helaas steeds meer op de bietenper
celen aantreffen. Het is daarom zaak,
ongeacht de herkomst en de aard,
schieters die zich voor half juli verto
nen met wortel en tak uit te roeien!
Van oudsher staat karwij bekend als
één van de meest speculatieve akker
bouwgewassen. Grote schommelin
gen in zaadopbrengst (vooral in het
verleden) en in prijs liggen hieraan
ten grondslag.
De beste resultaten worden bereikt
door ervaren telers op zware kalk-
rijke kleigronden. Karwij is -naar op
pervlakte gerekend- een klein gewas.
De beide laatste jaren geven een
beeld van de omvang van dit gewas.
karwij in ha
1979 1980
Nederland 2500 2850-
Z.W. kleigebied 900 1200
In 1980 dus een uitbreiding, die
vooral in het Zuidwesten plaats
vond.
Het oogstrisico was en is vooral ge
legen in de kans op aanzienlijke
zaadverliezen als de karwij rijp is. Bij
sterke wind, men spreekt van be
ruchte "karwijstormen", kan veel
zaad verloren gaan. Dit geldt dan
voor de loszadige rassen Volhouden
en Mansholt's. Met de komst van het
vastzadige ras Bleija -sinds 1972- is
de teelt op dit punt minder riskant
geworden. Bij verbouw van dit ras
kan van stam gemaaidorst worden.
Bij de oogst van loszadige rassen
wordt eerst in het zwad gemaaid en
daarna gedorst.
Wanneer geen ernstige zaadverlie
zen optreden is er weinig verschil in
opbrengst tussen los- en vastzadige
rassen. Bij de rassenkeuze zullen dus
vooral de factoren oogstzekerheid en
oogstmethode in beschouwing moe
ten worden genomen. Daarbij zal
een vastzadig ras snel in het voordeel
zijn, omdat aan de eigenschap "vast
zadig" gekoppeld is de mogelijkheid
om de karwij van stam te maaidor-
sen.
Zaaizaadvernieuwing en
vastzadigheid.
Bij karwij is kruisbestuiving regel.
Dit houdt in dat bij verbouw van los-
en vastzadige rassen in een beperkt
teeltgebied er onderlinge bestuivin
gen- en dus kruisingen- van los- en
vastzadige planten plaatsvinden.
In een perceel met een vastzadig ras
beteeld, is het dan vrijwel zeker dat
een aantal planten zaad voortbrengt
waarvan de eigenschap "vastzadig"
niet meer aanwezig is.
Wordt van een dergelijke partij zaad
gebruikt voor de inzaai van een
nieuw perceel, dan zal duidelijk zijn
dat zaaduitval mogelijk is bij nako
melingen die nu loszadig zijn gewor
den. De verlangde oogstzekerheid is
dan verloren. Er zijn aanwijzingen
dat dit in de praktijk het geval is.
Wil men verzekerd zijn van karwij die
CONSULENTSCHAPPEN VOOR DE AKKERBOUW EN
DE RUNDVEEHOUDERIJ IN HET ZUIDWESTELIJK
KLEIGEBIED
PROEFSTATION VOOR DE AKKERBOUW EN DE
GROENTETEEELT IN DE VOLLEGROND TE LELYSTAD
RIJKSINSTITUUT VOOR HET RASSENONDERZOEK
VAN CULTUURGEWASSEN TE WAGENINGEN
PROEFBOERDERIJEN "RUSTHOEVE" EN "WEST
MAAS"
Bij karwij wordt er onderscheid gemaakt naar vastzadige en niet-vastzadige
rassen.
vastzadig is, dan is het aan te raden
regelmatig nieuw zaaizaad aan te ko
pen. De vermeerdering voor zaai
zaad vindt onder geïsoleerde om
standigheden plaats.
De kosten die vernieuwing van zaai
zaad met zich meebrengen zullen ge
makkelijk vergoed worden door ge
ringere verliezen aan zaad bij de
oogst. Per hectare is aan zaaizaad
niet meer dan 6 tot hooguit 9 kg no
dig.
Vervolg van pag.8
Selma toont zich met vrij lang en
middelmatig stevig stro. Dat maakt
het ras wat minder geschikt als dek-
vrucht en het verdraagt ook minder
stikstof.
Selma geeft vrij goede tot goede op
brengsten. Het ras is weinig gevoelig
voor minder goede groei-omstandig-
heden, wel zeer vatbaar voor meel
dauw.
Dula maakt vrij lang, stevig stro. Het
ras geeft zeer goede opbrengsten. De
rijping is middenvroeg. Dula is een
goede dekvrucht.
Alfred heeft van de genoemde rassen
het langste stro. Het stro is vrij stevig
en bladrijk. Het ras is daarom min
der geschikt als dekvrucht. Alfred
geeft goede tot zeer goede opbreng
sten en rijpt vrij vroeg.
Perona is vrij kort en middelmatig
stevig van stro. De opbrengsten zijn
goed tot zeer goed. Het ras rijpt
middenlaat.
MG 1032.4 is in het voorjaar even
eens een vrij vlotte groeier. H et stro is
vrij lang en vrij stevig. Gaf hoge op
brengsten. mg 005.4 heeft een vrij
vlotte beginontwikkeling. Het stro
bereikt een gemiddelde lengte en is
vrij stevig. Komt tamelijk vroeg in
pluim. Gaf nogal wat dode pakjes in
de pluim. Gaf zeer goede opbreng
sten.
Korrelopbrengsten in verhoudingsgetallen en enkele eigenschappen van de haverrassen
Steenbergen
zeeklei
waardering voor x)
rassen
b tro
stro-
stro
resistentie
1974 t/m 1980
54 N
74 N
lengte
stevig
veer
tegen door
heid
kracht
was
Leanda
96
96
99
6,5
7,5
6,5
8
Gambo
94
95
99
6,5
6,5
6,5
8
Selma
-
-
96
7
6
7
"7
Dula
104
105
103
7
8
6,5
8
Alfred
104
99
102
7,5
6,5
6,5
8
Perona
97
99
100
6,5
6
6,&
8
100 kg/are
61,0
65,5
65,8
x) volgens Rassenlijst 1981
A
9