Rassenkeuze van tarwe met het oog op de bakkwaliteit v D e meeste Nederlandse tarwerassen hebben een kort leven: na een gering aantal jaren worden zij vervangen door andere rassen. In afb. 1 is te zien dat in 1970 meer dan 3A van het wintertarwe-areaal ingezaaid was met Manella en Caribo. Vijf jaren later (1975) vormde Clement het hoofdaandeel met daarnaast een geringer aandeel van de rassen Ma nella, Caribo, Lely en andere. In het afgelopen jaar (1980) werden vooral Arminda en Okapi verbouwd, naast een 5-tal andere rassen. Verwacht mag worden dat over 5 jaar het plaatje er wel weer anders uit zal zien. W anneer men in de Rassenlijst kijkt naar de geschiktheid van de tarwe voor de broodbereiding, dan blijken hiervoor de volgende drie faktoren van belang te zijn: (a) Korrelhardheid. Zoals bekend, vertonen de korrels van verschil lende rassen duidelijke verschil len in korrelhardheid. De meel fabrikanten hebben een voorkeur voor tarwes met harde korrels, en wel vanwege hun betere maalei- genschappen en het feit dat het meel ervan aanleiding geeft tot malsere en langer vers-blijvende broden. Helaas hebben de meeste wintertarwerassen uit de Rassen- lijst zachte en melige korrels. Bij de zomertarwerassen komen een aantal voor met harde korrels; deze rassen maken echter slechts I Advies Nederlandse tarwe wel geschikt voor broodgraan Snelle rassenwisseling Broodbakeigenschappen Bakkwaliteit van de Nederlandse tarwerassen Rassenkeuze B. Belderok E.K. Meppelink In dit artikel zal worden nagegaan (a) hoe het op het ogenblik staat met de bakkwaliteit van de in Nederland verbouwde tarwes, en (b) of het zin heeft bij de rassenkeuze met deze faktor rekening te houden. In het Jaarverslag van het Nederlands Graan-Centrum over 1979 is een overzicht gegeven van de bestem ming van de Nederlandse tarwe. Hieruit blijkt dat in 1978 van de in totaal beschikbare 824.000 ton (produktie begin voorraad) 31,3% bestemd was voor menselijke konsumptie; en dat de rest gebruikt was voor uitvoer naar andere landen (37,9%), veevoeder (21,8%), zaaizaad (3,2%) e.d. Bijna de helft van de geëxporteerde tarwe komt uiteindelijk ook in de maalindustrie (dus in de menselijke konsumptie) terecht; de rest gaat naar het veevoer. M.a.w. de vaak gehoorde bewering dat de Nederlandse tarwe niet geschikt zou zijn voor broodgraan is beslist niet waar. Wél is het zo dat de Nederlandse meelfabrikanten - naast tarwe uit eigen land - veel Franse en Amerikaanse tarwes verwerken. Deze laatste hebben altijd een beduidend betere, en de Franse tarwes vaak een iets betere bakkwaliteit dan de in ons land verbouwde tarwes. Dank zij hun goede bakeigenschappen is het mogelijk om goed-bakkende mengsels te maken met vrij veel matig-bakkende inlandse tarwe erin. Iets soortgelijks zien wij ook bij de zomertarwe (afb. 2), die overigens in het zuid-westen van het land van geringe betekenis zijn. een gering deel uit van het totale zomertarwe-areaal. (b) Verwerkbaarheid van het deeg. Degen van sommige tarwerassen hebben de onaangename eigen schap dat zij tijdens het kneden "pikkerig" worden, d.w.z. gaan kleven. Het ras Clement vertoon de deze eigenschap in extreme mate. Dergelijke degen zijn in een bakkerij machinaal moeilijk te verwerken. Meelfabrikanten zullen dan ook weigeren om par tijen met kleefrassen erin te ko pen. (c) Broodkwaliteit. De stevigheid van het deeg (en daardoor ook het volume van het brood) wordt in hoofdzaak bepaald door de hierin aanwezige tarwe-eiwitten. Hoe meer eiwit, des te beter is de bakaard. Behalve de hoeveelheid TABEL 1. Wintertarwe, geschiktheid voor de broodbereiding verwerkbaarheid van het deeg broodkwaliteit korrelhardheid Anouska h 5 h Arminda 8 6 z Caribo 8 6 z Carimulti 8 5 z Donata 1». U z Durin 8 5 z Marksman 8 6 h Nautica 6 5 z Okapi 8 6 z Swi fta 6 5 z Tumult 6 5 z Tundra h 5 z TABEL 2. Zomertarwe, geschiktheid voor de broodbereiding verwerkbaarheid van het deeg broodkwaliteit korrelhardheid Adonis Ark as Bastion Kaspar Melchior Ral le Sicco Stratos Instituut voor Graan, Meel en Brood TNO Wageningen B. Belderok E.K. Meppelink eiwit, heeft ook de aard kwa liteit) van het eiwit grote invloed op de eigenschappen van het deeg. Het deeg moet soepel zijn, prettig te verwerken en tijdens het rijzen het geproduceerde gas goed vasthouden. Alleen dén is een goed-uitgerezen brood te verwachten met aangename eet- eigenschappen. Een slap deeg is ongewenst (vooral als het dan ook nog gaat kleven); een stug en kort deeg is evenmin bruikbaar. De beste toets om een indruk te krij gen over de broodkwaliteit is het uitvoeren van een bakproef. «V v V -Sst - TV <v Broden gebakken van bloem van twee Nederlandse zomertarwerassen. Links: Melchior. Rechts: Sicco. °/o VAN HET AREAAL OVERIGE RASSEN ^NAUTICA n tabel 1 zijn voor de wintertarwes de in de Rassenlijst 1981 vermelde gegevens over de geschiktheid voor de broodbereiding samengevat. Drie rassen hebben een onvoldoende voor de verwerkbaarheid van het deeg (kleverigheid), terwijl de broodbakei genschappen van alle rassen matig of slecht zijn. Wat de zomertarwerassen betreft verkeren wij in een duidelijk betere situatie (tabel 2). De rassen Arkas, Ralle en Sicco hebben een 8 voor zo wel de verwerkbaarheid van het deeg als de broodbakeigenschappen; bovendien hebben zij harde korrels. Bij de overige rassen komt nergens een onvoldoende voor. 1970 1975 1980 Meerjarig overzicht van de in Nederland verbouwde wintertarwerassen. °/o VAN HET AREAAL 100 r ADONIS BASTIOKK ARKAS 1970 1975 1980 Meerjarig overzicht van de in Nederland verbouwde zomertarwerassen. ooropgesteld zij dat men niet moet verwachten voor de beter-bak- kende tarwes een betere prijs te ma ken dan voor de minder goed bak kende. Incidenteel kan dat wel eens het geval zijn, regel is het echter niet. Toch zijn wij van mening dat het verstandig is om in de komende jaren meer aandacht te gaan besteden aan de faktor bakwaarde, en wel om de volgende redenen: De afzet van tarwe naar de veevoe derindustrie wordt sterk bepaald door de prijs en de kwaliteit van granen en graanvervangende pro- dukten binnen en buiten de EEG; zij is dan ook erg instabiel. De afzet naar het buitenland vertoont - mede doordat in Duitsland het graanaan- deel in het mengvoer terugloopt - een dalende tendens. Wil men de markt positie van tarwe sterker maken, dan zal men de afzetmogelijkheden naar de meelfabrieken moeten vergroten door meer op de broodbakkwaliteit van de tarwe te letten dan tot nog toe het geval was. De keuze tussen winter- en zomertarwe zal voor de meeste akkerbou wers geen probleem zijn. Indien enigszins mogelijk zal men winter tarwe kiezen, vooral vanwege de hogere opbrengsten per ha. Tabel 1 laat duidelijk zien dat de oudere rassen Arminda, Caribo en Okapi wat hun broodbakeigenschappen betreft verre te verkiezen zijn boven de nieuwere rassen (met uitzondering van Marksman). Dit zal veelal ook het geval zijn wat hun landbouwkundige eigenschappen betreft. Genoemde rassen hebben bovendien ongeveer dezelfde broodbakei genschappen en kunnen zonder bezwaar in dezelfde silo worden op geslagen. Het nieuwe ras Marksman heeft weliswaar goede bakeigenschappen, maar is voor de meelfabrikanten minder aantrekkelijk wegens de vaak kleine en verschrompelde korrels. Zomertarwe wordt van ouds vooral op de lichtere gronden verbouwd. Voorts wordt zomertarwe gekozen wanneer de inzaai van wintertarwe na bieten moeilijkheden heeft opgeleverd vanwege een vroeg inval lende winter (zoals afgelopen herfst plaatselijk het geval was). Het verdient dan zeker aanbeveling één van de rassen Arkas, Bastion, Ralle of Sicco te kiezen in plaats van Melchior of Kaspar. Eerstge noemde rassen zijn wat hun bakwaarde betreft, vergelijkbaar met goed-bakkende Franse tarwe. Gescheiden opslag van de eerstge noemde (Arkas, Bastion, Ralle en Sicco) en laatstgenoemde groep (Melchior en Kaspar) is dan gewenst. 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 29