land- en tuinbouwblad De teelttechniek en het kwekers werk gaan hand in hand u itgaande van een goede zaai- techniek is het aantal kiemplanten voornamelijk afhankelijk van de kwaliteit van het zaaibed. De mate van sukses van de akkerbouwer als plan- tenteler is sterk afhankelijk van de kwaliteit en de opbrengst van de gewassen die hij teelt. In dit ras- sennummer zijn in veel artikelen ook uitkomsten van proeven, gelegen op de akkerbouwproefboer- derijen Rusthoeve en Westmaas, verwerkt. Van deze en andere zuid-westelijke en landelijke waar devolle informatie kunt U in dit nummer kennis nemen. In dit verband verdienen de aanschaf en het raadplegen van dé Beschrijvende Rassenlijst voor 1981 eveneens aanbeveling. De mate van sukses van de akkerbouwer als plantenteler is sterk afhankelijk van de kwaliteit en de opbrengst van de gewassen die hij teelt. De gewassen nemen het voor de groei benodigde water, inklusief mineralen en stikstof met hun wortels op uit de grond. Voor een optimale produktie stelt het gewas aan de bodem zijn eisen. Deze houden in: geen wateroverlast, geen watertekort en verder een goede en diepe doorwortelbaarheid van de bodem. In dit verband zijn nodig een goed zaaibed, een goede diepe ontwatering en een stabiele goed doorwortelbare ondergrond zonder storende lagen. Een goede groei van het gewas bovengronds impliceert eveneens een goede ontwikkeling van het wortelstelsel. In dit artikel is ondermeer op enige aspekten van het zaaibed, de veldopkomst en de verschillen in produktie per ha en vervolgens op het kwekerswerk nader ingegaan. Zaaibed en grondsoort Veldopkomst Verschillen in produktie per ha Toelichting bij de verschillen z.l.m zuidelijke landbouw maatschappij ir. J.A.H. Haenen V oor het verkrijgen van een goed zaaibed moet de grond tijdig zijn ge ploegd. Gezien het belang van een groot waterbergend vermogen is een bewerking tot bouwvoordiepte bij het ploegen of bij de bewerking met een vastetandkultivator gewenst. Ploe gen verdient de voorkeur. Met de werkzaamheden voor het maken van een zaaibed mag men pas beginnen wanneer de grond op het betreffende perceel goed bewerk baar is. Op lichte zavelgronden kan worden volstaan met eggen of ondiep kulti- vateren om een voldoende vlakke ligging met een goede toplaag van ca. 2,5 cm dikte te verkrijgen. Op slempgevoelige gronden moet ont- mengend worden gewerkt, dat wil zeggen bovenop grof en op zaai- diepte vrij fijn. Dit wordt verkregen met getrokken, niet aangedreven werktuigen. Op zand- en andere lichte gronden verdient een bewerking met een vol doende zwaren vorenpakker aanbe veling. Hiermee wordt een voldoen de vaste ligging met behoud van een redelijk grof zaaibed bereikt. Alleen op zware gronden zijn aan gedreven werktuigen goed te gebrui ken voor het maken van een losse toplaag met de gewenste kluitgrootte en kluitfijnheid. Bij iedere grondbewerking moet ge let worden op de bewerkbaarheid van de grond en op de bewerkings diepte. Er mag geen versmering door- de werktuigtanden of verdichting door werktuig- en trekkersporen ontstaan. Bij een veldopkomst van 85% van de uitgezaaide zaden vertoont het jeug dige gewas een betere regelmaat en grotere uniformiteit dan bij een la gere veldopkomst van bijv. 60%. Bij een lagere veldopkomst laten de regelmaat en de uniformiteit van de ondergrondse plantendelen naar verhouding eveneens te wensen over met alle nadelige gevolgen vandien. Op een kwalitatief goed zaaibed mag men derhalve bij het op eindafstand zaaien van suikerbieten een hogere veldopkomst - dit houdt tevens in een meer regelmatig en uniform ge was - verwachten dan op een minder goed zaaibed. Op dit laatste zaaibed is de kans op een hoge opbrengst al in de kiem gesmoord. Door op het minder goede zaaibed op een klei nere afstand te gaan zaaien ter ver krijging van het gewenste planten- aantal kan deze opbrengstdepressie slechts ten dele worden weggewerkt. Een groen gesloten gezond gewas oppervlak produceert per dag 200 kg droge stof per ha en verdampt cir ca 3 k 4 mm water per dag. De hoe veelheid water, die het gewas ver dampt en voor haar drogestofpro- duktie nodig heeft, kan het gewas via zijn wortelstelsel uit het bodemvocht opnemen. Onder optimale omstandigheden kan men bij aardappelen vier maan den een groen gesloten gewasopper- -vlak handhaven, zodat de totale produktie dan maximaal 4 x 30 x 200 24 000 kg droge stof per ha kan bedragen. Van deze drogestofpro- duktie komt 80% in de knollen te recht. Per ha bedraagt de knolpro- duktie dan 20 000 kg droge stof of anders uitgedrukt 100 ton aardappe len. In de praktijk is de opbrengst per ha aardappelen circa 35 a 40 ton en op goede bedrijven 50 ton. Op proefvelden is voornoemde maximale opbrengst van 100 ton per ha soms gehaald. De grote verschil len in opbrengst zijn voornamelijk een gevolg van verschillen in de duur van de periode waarin "een gesloten groen en gezond gewasoppervlak is te handhaven. Goed zaaibed en een goede veldop komst; de goed verdeelde kiemplan ten vormen de basis voor een uniform en regelmatig goed gesloten gewas oppervlak. Mede in dit verband zijn hier eni ge praktijkindrukken over de teelt van aardappelen puntsgewijze sa mengevat en nader onder de loupe genomen. 1. In vergelijking met andere ge wassen hebben aardappelen een minder diepgaand wortel stelsel. 2. Ieder voorjaar strekt de poot- tijd van aardappelen zich uit over een periode van meerdere weken. 3. Goede aardappeltelers zijn in tegenstelling met de door- snee-aardappeltelers in het voorjaar niet zo haastig om te gaan poten en zij wachten hiermee tot het voor het gewas gunstige moment. 4. In de periode van 10 juli tot begin augustus valt op een aantal percelen het aardappel loof open en gaat vroegtijdig verslijten, terwijl op andere aardappelpercelen het gewas oppervlak groen gesloten en gezond blijft. B ij (te) vroeg poten, is de grond meestal nog niet voldoende (diep) droog. De uitgevoerde bewerkingen inklusief de gemaakte wielsporen verslechteren de bodemomstandig heden. Dit alles is voor de ontwikke ling van het wortelstelsel van het aardappelgewas een ernstige handi cap. Bij het poten op het geschikte mo ment is de grond wel voldoende diep droog. De bij deze bodemtoestand uitgevoerde bewerkingen en de daarbij gemaakte wielsporen hebben vrijwel geen nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van het wortelstel sel. In vergelijking met het (te) vroeg poten, zal het wortelstelsel van het aardappelgewas zich bij het op het juiste moment poten derhalve beter ontwikkelen en zo de bodem ook beter ontsluiten. Op een gemiddelde zomerse dag verdampt een gewas 3 a 4 mm water maar op een warme zonnige dag kan de verdamping oplopen tot het dub bele. Wanneer het gewas op dagen met een hogere verdamping dan normaal niet over voldoende water kan beschikken, gaan de huidmond jes vroegtijdig dicht en het produk- tieproces in de plant ligt dan stil. Bij langer aanhoudend vochttekort be gint bij aardappelen het loof uit el kaar te vallen en symptonen van slijtage worden zichtbaar. Tegen de- Verslempt zaaibed met een slechte en onregelmatige veldopkomst; na een slechte uitgangssituatie moet men blijven korrigeren maar een fraai ge sloten gewas is hier niet meer haal baar. ze achtergrond mag men er van uit gaan dat de (te) vroeg gepote aard appelen - gewas met beperkte be- worteling - wegens een onvoldoende toelevering van water en voedingse lementen via hun wortels vroegtijdig zullen gaan verslijten. Bij poten op het juiste moment krijgen de aard appelen een goed ontwikkeld wor telstelsel en daardoor kan het gewas beter in haar behoefte voorzien. Het Vervolg op pag. 2 Het sukses van de akkerbouwer als plantenteler is gekoppeld aan de kwaliteit en de opbrengst van zijn gewassen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 25