De watervoorziening bij mestvarkens Het bijvoeren van schapen in de winter H oewel ook bij trognippels grote verschillen voorkomen in het water verbruik, is er nergens uit af te leiden dat deze te weinig water leveren. De wateropbrengst ligt gemiddeld hoger dan bij bijtnippels, terwijl bovendien voor elk varken een nippel beschik baar is. Te geringe voeropname bij trognippels is dan ook geen gevolg van te krappe beschikbaarheid van het water. Hier blijkt dat de tijd die de varkens krijgen om water op te nemen, wel eens de beperkende fak- tor zou kunnen zijn. Op 't Varkens proefbedrijf in Raalte is een onder zoek gedaan naar de gevolgen van de beperking van de eet- en drinktijd bij mestvarkens. A fhankelijk van de leeftijd van de dieren moet er ook verschil in hoogte zijn. Dit houdt in dat bij het toepas sen van all in - all out per afdeling, zonder verplaatsen van de dieren, er twee verschillende nippels behoren te zijn. H et drogestofgehalte van de mengmest van deze varkens komt daardoor ook aanzienlijk hoger te liggen. Bij de afzet hiervan wordt dat steeds belangrijker, terwijl het nu al zo is dat een instelling zoals de mest bank is, eisen stelt aan het minimum drogestofgehalte, om in aanmerking te komen voor afname. G oed en voldoende drinkwater is erg belangrijk voor de produktie, zowel bij mestvarkens als bij zeugen en biggen. Het opgenomen water behoort vers, fris en schoon te zijn. Een goede temperatuur van het drinkwater ligt tussen 9 en 12 gr.C. H et IMAG heeft een onderzoek gedaan naar de meest gewenste wa teropbrengst van drinkbakjes en -nippels in mestvarkensstallen. Daaruit kwam naar voren dat de op brengst van een bijtnippel tussen de 450 en 650 cm3 per minuut moet lig gen. Voor drinkwaterbakjes kwam die uit tussen 900 en 1100 cm3 per mi nuut als het meest gewenst. Bij deze normen kunnen de varkens voldoende water opnemen en is er niet te veel kans op vermorsing. Het verdient aanbeveling om de normale waterlei- dingdruk te verminderen, bijvoor beeld door een vlotterbak of een re T rognippels Plaatsing van de nippels Kalender voor het houden van schapen Waar moet men op letten? Onderzoek ing. J. Huijben Konsulentschap v.d. Varkens en Pluimveehouderij te Tilburg duceerventiel. Een vlotterbak op enkele meters boven de nippels geeft een goede verlaging van de waterdruk. Bij een reduceerventiel is het veel moeilijker om een zodanige verla ging van de druk te krijgen, dat ook de wateropbrengst voldoende wordt verminderd. Tabel 1 geeft daar een overzicht van: Tabel 1. Wateropbrengst van drink- bakjes bij drukverlaging Druk in atmosfeer: wateropbrengst in cm3 per minuut: 3,7 3.000 3,0 2.720 2,0 2.040 1,5 1.700 1,0 1.400 0,5 1.000 Hieruit is te zien dat bij halvering van de waterdruk de opbrengst maar met ongeveer 16 afneemt. De lei dingdiameter blijkt hier weinig in vloed op uit te oefenen. Bij veel re duceerventielen is een lagere druk dan 0,5 atm. moeilijk in te stellen, omdat de schaalverdeling op de ma nometer een werkbereik heeft van 0 - 10 atm. Om goed te kunnen regelen is een reduceerventiel nodig met een regeling tussen 0 - 4 atm. De belang rijkste oorzaak van te weinig aanvoer is het dichtslibben van de sproeiers door_ een te grote sproeiopening. Vaak is dit een gevolg van het uitbo ren van de sproeieropening. Tabel 2 laat zien dat door beperking van de beschikbare drinktijd van 24 uur naar 2x 2 uur per dag de voeder opname per dier per dag bijna 2% en de groei per dier per dag 3% lager werd. De voederkonversie werd 1% ongunstiger. Een duidelijke invloed op de slachtresultaten was afwezig. Het waterverbruik was bij 2 x 2 uur per dag water ongeveer 25% minder dan bij 24 uur per dag de beschikking geven over water. De 3 liter per kg voer bij 2 x 2 uur water per dag is theoretisch meer dan voldoende als het verbruikte water ook opgenomen zou zijn. Allee;i bij het gebruik van trognip pels kan men daar zekerheid over geven. Bij bijtnippels en drinkbakjes zal er altijd een gedeelte vermorst worden. Bij gezondheidsstoornissen levert een beperking van de watergift tot 2 x per dag enkele uren vaak een gun stige bijdrage aan de gezondheid en daarmee aan de mesterijresultaten. (j aan we in de mesterij de nippels niet in de trog plaatsen om b.v. onbe perkt met de droogvoerbak te kunnen voeren, dan zal de aangewezen plek altijd boven het roostergedeelte in het hok zijn. Belangrijk is ook dat er een voorziening wordt gemaakt die voorkomt dat de varkens de nippel scheef in de bek kunnen nemen. Dit kan worden bereikt door een be- schermbeugel en ook wel door de droogvoerbak ongeveer 40 - 50 cm uit Het tijdstip waarop met bijvoeren moet worden begonnen, is van meer dan één faktor afhankelijk. Als de winter vroeg inzet, waardoor de grasgroei snel ophoudt, zal eerder bijvoeren noodzakelijk zijn. De mogelijkheid van grasopname voor de dieren is bij sneeuw en ijs meestal spoedig afgesneden. De voedingswaarde van oud, doorgescho ten gras is natuurlijk geringer dan van jong gras. Ook de konditie van de schapen spreekt een woordje mee. Hierbij komt het vooral aan op he) inzicht van de schapenhouder. Zodra hij ziet, dat de konditie achteruit gaat, zal hij er goed aan doen onmiddellijk met bijvoeren te beginnen. Immers het inhalen van een achterstand kost meer voer dan het tijdig beginnen met bijvoeren. Dieren, die tekort komen, zijn al gauw te herkennen aan hun donker grauwe kleur. Schapen, die goed ge voed zijn, hebben sprekende koppen en een roomkleurige vacht. Bij nor maal winterweer moet in het alge meen rond de kerstdagen met bij voeren worden begonnen. Samenge stelde schapenkorrels of een paar ons haver zijn hiervoor aan te bevelen. Voordelen bijvoeren bij huis Het bij huis halen van de schapen verdient onder bepaalde omstandig heden de voorkeur. Gedurende de wintermaanden kunnen de dieren op een verharde plaats met uitloop worden gehouden of in een open loopstal. Een verharde voerruimte van 1,25 vierkante meter per dier en een droge ligplaats met een opper vlakte van eveneens 1,25 vierkante meter blijken goed te voldoen. In plaats van een verharde uitloop kan ook een laag boomschors in de uit loop worden aangebracht. de hoek te plaatsen, waartussen dan de drinknippel komt. Dit zal veel wa terverspilling tegen gaan. Het is dan goed dat deze ook afzon derlijk aan- en afgesloten kunnen worden. Al naar gelang de hoek waaronder de nippels zijn gebracht, kan men tabel 3 als uitgangspunt aanhouden. P robeer te voorkomen dat er water verknoeid wordt. Dit kan bij bijtnip pels op de eerste plaats door een goede waterdruk toe te passen en ook wel door de tijd van wateropname te beperken. Dit laatste zal van belang zijn bij moeilijkheden met de ge zondheid van de dieren. Bij trognip pels is het belangrijk dat de toegang tot de trog op tijd wordt afgesloten. Als dit nl. niet wordt gedaan zal de kwaliteit van het op te nemen drink water snel achteruitgaan en zal er ook te veel water worden opgenomen. K ijken we naar het waterverbruik op een bedrijf met 1.200 mestvarkens gemiddeld aanwezig, dan kunnen we tot de volgende besparing komen: Volgens het biggenprijzenschema voor Zuid-Nederland hebben we per varken per jaar 740 kg voer nodig. Bij een beperking van 2x2 uur water per dag werd nog 3 liter water per kg voer opgenomen. 1.200 Mestvarkens a 740 kg voer a 3 liter water geeft 2.664 m3 water. Wordt er onbeperkt water verstrekt, dan werd er 25% meer opgenomen wat 666 m3 water is. De voordelen van deze methode zijn: De hoeveelheid gras is bij een dichte schapenbezetting spoedig uitgeput en men moet de dieren toch grotendeels met bijvoeren door de winter halen. Bijvoeren op het erf is in dat geval gemak kelijker. Het voer kan grotendeels bestaan uit middelen van het eigen be drijf. Proeven hebben aange- Tabel 3. Bijtnippels Gewicht Biggen 45 kg 100 kg Plaatsingshoek 90 gr. 60 gr. 90 gr. 60 gr. 90 gr. toond dat met hooi en kuilgras van goede kwaliteit de schapen zonder krachtvoer tot aan de lammertijd gehouden kunnen worden. Het werk wordt hierdoor tot een minimum beperkt en men heeft de dieren voortdurend on der toezicht. Uit proeven is gebleken, dat de grasgroei eerder op gang komt als de schapen in het vroege voorjaar uit de weide worden gehouden. Door de hogere grasopbrengsten kan daardoor meer hooi en kuil gras worden gewonnen. De dieren nemen per dag, naast on geveer 1 kg hooi, 2 3 kg kuilvoer op. Maagdarmwormen Diarree bij jonge schapen (overhou- ders) duidt meestal op aanwezigheid van maagdarmwormen. Laat in ieder geval de dieren een wormbe handeling geven. Indien ze na het ontwormen nog diarree hebben, dient men de gezondheidsdienst in te schakelen voor een onderzoek op coccidiose. Leverbot Het weer is de afgelopen zomer dus danig geweest, dat weinig leverbot wordt verwacht. Behandeling van de schapen is daarom niet altijd nodig. Wel kan echter behandeling nodig blijken bij dieren, die hebben geweid op percelen met afwijkende water huishouding, zoals: lage oevers langs plassen en tochten, kwelplaatsem langs dijken en kaden, of daar waar dusdanig is bevloeid of beregend dat vaak langdurig water in de greppels is blijven staan. Onder dergelijke omstandigheden kan een maande lijkse behandeling tot februari 1980 gewenst zijn. Raadpleeg uw dieren arts of de Gezondheidsdienst voor Dieren. 19 Er is in de praktijk nooit erg veel aandacht geschonken aan een goede watervoorziening, omdat het relatief gezien goedkoop is en gemakke lijk te krijgen. Het verdient aanbeveling om nippels en drinkwaterbakjes regelmatig op de wateropbrengst te kontroleren. Hoogte boven rooster 25 cm 50 - 55 cm 45 cm 65 - 70 cm 55 - 60 cm en leidingen met ijzer- en kalkaan slag. Verder kan het voorkomen dat bij een vlotterbak toch een nippel is gebruikt met een sproeier voor hoge druk. Te veel water bij gebruik van een vlotterbak wordt altijd veroorzaakt Tabel 2. Het effekt van de drinktijd- beperking op de mesterij- en slacht- resulten Aantal dieren Begin gewicht (kg) Levend eindgew. (kg) Groei per dier per dag (gr) Voederkonversie Voeropname/dier/dag (kg) Spekdikte (mm) Percentage EAA IA 24 uur water 375 23 113,1 816 3,01 2,45 29,0 73,0 2x2 uur water 377 23 113,1 793 3,04 2,41 28,9 70,2

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 19