"Gasohol uit agrarische produkten
nu ekonomisch verantwoord"
Laboratorium Grond- en
Gewasonderzoek onderzocht
rekord aantal monsters
Direkteur Windmill
gematigd optimistisch over
1981
In 1980 voor 40.000 ha
ruilverkaveling
aangenomen
D e voorzitter van het Produktschap voor Granen, Zaden en Peul
vruchten te Den Haag, dr. C.H.J. van Beukering zei in zijn nieuw
jaarsrede tijdens de openbare bestuursvergadering van dit produkt
schap op donderdag 8 januari 1981, dat fabrikage van gasohol uit
agrarische produkten, ter vervanging van benzine, speciaal in die lan
den die thans belangrijke exporteurs van granen en veevoedergrond
stoffen zijn, ekonomisch verantwoord is geworden door de stijging van
de prijzen van minerale oliën.
D e wereldproduktie van tarwe en
voedergranen wordt voor het seizoen
1980-1981 geraamd op 1.137 miljoen
ton, ruim 11,5 miljoen ton lager dan
in 1979-1980, zelfs 58 miljoen ton la
ger dan in 1978-1979. Een belangrijke
oorzaak hiervan is, dat de produktie
van granen in de Oostbloklanden
voor het tweede achtereenvolgende
jaar belangrijk achterbleef bij de ge
plande produktie, terwijl ook andere
landen, waaronder China, met tegen
vallende opbrengsten te kampen had
den.
T
D,
"A an het einde van het in maart jl. afgesloten boekjaar mochten we
konstateren dat de totaal-inzending een hoogte had bereikt van ruim
driehonderdduizend monsters. Dit aantal is nooit eerder bereikt en dit
betekent dus een rekord", aldus Ir. F.H.B. Vermeulen, direkteur van
het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Ooster
beek in zijn nieuwjaarsrede.
H,
Milieuverontreiniging in Kanaal
zone Terneuzen-Sas van Gent
Heffing reëel
Staffelregeling
Energie
Laboratorium
Voorzitterproduktschap Granen, Zaden en Peulvruchten:
De eindvoorraden van tarwe en voe
dergranen in de wereld zullen per 1
juli 1981 slechts 125 miljoen ton be
dragen. Deze hoeveelheid komt over
een met een wereldverbruik van
slechts 5 weken en, op jaarbasis met
ruim de helft van de wereldhandel.
egen de achtergrond van een re
gelmatig stijgend verbruik is de
voorraadsituatie van granen in de
wereld zorgelijk, aldus de heer Van
Beukering, die zich afvroeg of deze
ontwikkeling een tijdelijk of meer
struktureel karakter zal blijken te
hebben.
e beoordeling van het niveau
van de uitgaven in de graansektor in
de Gemeenschap mag niet alleen
worden gebaseerd op het feit, dat bij
lagere wereldmarktprijzen voor de
uitvoer naar derde landen een resti
tutie moet worden verleend. Tevens
zal in ogenschouw moeten worden
genomen, dat bij invoer uit derde
landen een heffing is verschuldigd.
Om die reden acht de heer Van
Beukering dan ook de stelling niet
reëel, dat, na de zuivelsektor, de uit
gaven in de graansektor de hoogste
zijn in het kader van het gemeen
schappelijk landbouwbeleid.
Het afgelopen jaar is in overleg met
de betrokken groepen van het be
drijfsleven intensief aandacht be
steed aan de wijze, waarop het
marktbeleid in de graansektor door
de Europese Commissie wordt uit
gevoerd.
Daarbij is het standpunt ingenomen,
dat de uitvoer van zachte tarwe en
gerst niet mag worden beperkt zo
lang de uitvoer in voldoende mate
wordt gekompenseerd door invoeren
uit derde landen.
Als andere belangrijke zaken bij
dit overleg noemde de heer Van
Beukering een redelijke aanpassing
van de staffelregeling aan de werke
lijke financieringskosten alsmede
een verruiming van de interventie
mogelijkheid voor zachte tarwe in de
Gemeenschap, terwijl hij een meer
positief gerichte uitvoering bij de in
terventie van granen in Nederland
gewenst achtte.
De grotere soepelheid bij de uitvoe
ring van de interventiemaatregelen
kan tot gevolg hebben, dat aan de
teler een prijs kan worden betaald
die, zonder dat daarmee voor de
overheid extra kosten zijn gemoeid,
wel 0,50 tot 1,00 per 100 kg ho
ger kan zijn dan thans het geval is.
(In het ZLM-land- en tuinbouwblad'
van de vorige week wees ook het
Z-LM-hoofdbestuurslid H.C. v.d.
Maas hierop, red.) Dat is noodzake
lijk, omdat het rendement van de
graanteelt in Nederland een wezen
lijke bijdrage moet leveren aan het
inkomensniveau in de akkerbouw.
De heer Van Beukering verklaarde
dat zijns inziens het marktbeleid van
de Europese Commissie ook het af
gelopen jaar voor granen heeft ge.-
faald, wat duidelijk is gebleken door
de noodzakelijke interventiemaatre
gelen en de enorme hoeveelheden
graan die in de andere Lid-Staten ter
interventie zijn aangeboden.
Eind 1980 heeft de Europese Com
missie de Lid-Staten gepolst over een
wijziging van de zetmeelregeling die
in grote trekken erop neerkomt, dat
De Kunstmestfabriek Windmill te
Vlaardingen heeft een relatief gun
stig jaar achter de rug. Het bedrijf
maakte in 1980 een winst van 9
miljoen, na belastingen. Dit deelde de
president-direkteur van Windmill,
drs. G. Valkier donderdag 8 januari
j.l. mee op zijn nieuwjaarsrede.
De heer Valkier zei gematigd opti
mistisch te zijn over 1981. Hij voor
ziet wederom aanzienlijke prijsver
hogingen van de grondstoffen waar
van hij die van de faktor energie af
zonderlijk noemde.
De kunstmestmarkt is minder een
voudig te voorspellen: "Aan de ene
kant loopt de wereldvoedselvoor
raad snel terug en zijn daardoor de
prijzen van de granen hoog, aan de
andere kant heeft de boer het enorm
moeilijk met de steeds weer stijgende
kosten die zijn inkomen onder druk
zetten". Omdat de kunstmestindus
trie gericht is op de voortbrenging
van voedsel is zij minder kwetsbaar
dan andere industriën die niet-es-
sentiële goederen voortbrengen. De
boer dient echter wel een goede be
loning te vinden in het produceren
van voedsel, beoogde de heer Valkier
die wanneer zulks niet het geval is
een voedselkrisis waarschijnlijk acht.
Hij wees er tenslotte op dat met na
me in ontwikkelingslanden de rege
ringen de prijzen van landbouwpro
ducten zo sterk drukken dat de boe
ren de produktie hebben ingekrom
pen met gevolg dreigende voedselte
korten.
de ^etmeelindustrie voor de "techni-
sche-sektor" haar grondstoffen tegen
wereldmarktprijzen zal kunnen aan
kopen, terwijl voor de "voedsel-sek-
tor" het EEG-prijspeil onverkort zou
blijven gelden.
Voor wat de graanzetmeelindustrie
betreft, zei de heer Van Beukering,
dat gekonstateerd moet worden, dat
de markt onder druk is komen te
staan door de gevolgen van de vrij
grote overkapaciteit in ons land en
sommige partnerlanden.
Voergranen
De produktie van voergranen wordt
geraamd op 21,6 miljoen ton of 16%
meer dan vorig jaar. Geraamd wordt
een produktie van 11 miljoen ton
gerst, 3 miljoen ton haver, 5,5 mil
joen ton mais, 448.000 ton rogge en
1,6 miljoen ton mengkoren. De bin
nenlandse behoefte wordt geraamd
op 18 miljoen ton, iets minder dan
vorig jaar, op grond van een wat in
gekrompen varkenstapel. De export
wordt geraamd voor 1980/1981 op
4,8 miljoen ton tegen 5 miljoen ton
vorig jaar. De produktie van raap
zaad wordt geraamd op 2,5 miljoen
ton tegen 3,4 miljoen ton vorig sei
zoen. De beginvoorraden van het
seizoen waren nogal ruim, zodat de
binnenlandse behoefte van rond 2,6
miljoen ton gemakkelijk gedekt kan
worden.
ïn 1980 zijn alle zeven gestemde ruilverkavelingen met een gezamen
lijke oppervlakte van ruim 40.000 hektare aangenomen.
Het betreft: Vijfheerenlanden, (11.629 ha); Bommelerwaard-Zuid
(1.975 ha); Nispen-Schijf (5.475 ha); Bathmen (3.370 ha); Twello
(5.560 ha); Mergelland (10.400 ha) en Roerstreek (2.350 ha).
Voor vijf ruilverkavelingen, met een totale oppervlakte van bijna 27.000
ha is de akte van toedeling gepasseerd, waardoor de nieuwe verkaveling
een feit is geworden.
Acht ruilverkavelingen met een oppervlakte van bijna 40.000 ha zijn
geheel afgesloten door het gereedkomen van de lijst van geldelijke
regelingen. Sedert de invoering van de regeling voor vrijwillige kavel
ruil in 1971 is voor een totale oppervlakte van meer dan 20.000 ha de
notariële akte gepasseerd.
Per 1 januari 1981 is 440.000 ha land-
inrichtingsprojekten in voorberei
ding. Hierbij zijn begrepen, het re-
konstruktiegebied Midden-Delf
land, de rekonstruktie van de oude
glastuinbouwgebieden Aalsmeer,
Venlo en Huissen-Lent en het herin-
richtingsgebied Oost-Groningen en
de Gronings-Drentse Veenkoloniën.
Ruim 261 miljoen is in 1980 geïn
vesteerd in landinrichtingsprojecten,
inklusief ruim 76 miljoen aan bij
dragen van derden en andere ont
vangsten. In 1979 bedroeg dit totaal
241 miljoen. Voor 1981 is hiervoor
232 miljoen begroot.
De investeringen in waterschaps- en
gemeentewerken waarin subsidie is
verleend via de Landinrichtings-
dienst bedroeg in 1980 60 miljoen
(was 69 miljoen in 1979).
In kavelruil, partikuliere kuituur-
technische werken en boerderijver
plaatsing is het afgelopen jaar 32
miljoen geïnvesteerd (in 1979 33
miljoen). Voorts is in 1980 in het
kader van het Integrale Struktuur-
plan Noorden des lands (ISP) nog
17 miljoen verwerkt tegenover
10 miljoen in 1979. De totale werk-
omvang in ruilverkavelingen inklu
sief grondoverdrachten die plaats
gehad hebben, in waterschaps- en
gemeentewerken, in partikuliere
werken en in werken in het kader van
het ISP bedroeg ruim 398 miljoen.
Het aandeel van de rijkssubsidie in
ruilverkavelingen bedroeg ongeveer
196 miljoen, in 1981 is hiervoor de
basis van de goedgekeurde begroting
176 miljoen beschikbaar.
Wat betreft het nieuwe boekjaar heeft het ruwvoederonderzoek het
rekord van vorig boekjaar inmiddels al weer met tien procent geslagen.
Helaas speelt de kwakkelwinter momenteel parten bij de inzending van
grondmonsters, maar als 1981 begint met werkbaar weer zal ook dat
wel goed komen.
L et feit dat de energie sprongsge
wijze duurder wordt gaat aan de
Landbouw en dus ook aan ons niet
voorbij, zij het dat hieraan voor het
laboratorium ook positieve kanten
zitten.
De prijs voor het krachtvoer bij de
rundveevoeding stijgt alsmaar en dat
betekent een extra impuls voor het
ruwvoederonderzoek en de rantsoen
berekening, konstateerde de heer
Vermeulen.
Ook het maken van kunstmest vergt
energie en daardoor zal deze nood
zakelijke aanvulling voor het beha
len van goede opbrengsten duurder
worden. Dit noopt boer en tuinder
ertoe om daarvan niet meer te
strooien dan strikt nodig is~ en dat
kan alleen door middel van grond
onderzoek. De voortgaande stijging
bij de inzending voor stikstof- ofte
wel N-mineraalonderzoek wijst dui
delijk in deze richting.
Er is in het verslagjaar een nieuwe
vorm van verslaggeving voor het
ruwvoederonderzoek tot stand geko
men die door de praktische veehou
der en ook in kringen van de voor
lichting in de brede zin van het
woord gunstig is ontvangen.
Dit is eveneens het geval ten aanzien
van de bijkans volledig gemechani
seerde Voederplan- en Rantsoenbe
rekening, waarvan het programma in
december gereed kwam. Beide on
derdelen vormen een belangrijke
stap voorwaarts in de administratie
ve ondersteuning van de veehouder
op het terrein van een rationele
rundveevoeding.
Ook hierbij is het eindpunt nog niet
bereikt.
Ook in de sektoren van het grond
onderzoek zal komend jaar een ad
ministratieve rationalisering plaats
vinden.
O ok uit de laboratoriumsektor is
goed nieuws te melden. Nadat het
Bedrijfslaboratorium meer dan een
decennium lang de status voert van
Arbitrair laboratorium in de ring van
tientallen internationale laboratoria,
is het thans ook nationaal aange
zocht om te fungeren als arbitrair la
boratorium bij kwesties tussen ver
kopers en kopers van produkten wel
ke oliën en vetten bevatten.
Een en ander geschiedde door de Ve
reniging van Nederlandse Fabrikan
ten van Eetbare Oliën en Vetten.
Ook in 1980 is door de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren in
West-Nederland vastgesteld dat door de een aantal jaren geleden nieuw
aangelegde kanaaldijken van het kanaal Gent-Terneuzen kanaalwater
sijpelt in de naastliggende sloten, ook dat kwelwater in de sloten komt.
Een en ander heeft tot gevolg dat het slootwater plaatselijk een zodanig
hoog fluoride- en chloridegehalte bevat, dat het ongeschikt is om als
veedrinkwater te worden gebruikt.
Aangezien er geen waterleiding aanwezig is, zijn de dieren van een
viertal rundveebedrijven op dit ondeugdelijk water aangewezen. Ge
volg: groeivertraging en konditievermindering.
Rijkswaterstaat weigert een finan
ciële bijdrage te geven in voorzie
ningen - boorputten - ten behoeve
van de veedrenking ter plaatse.
Rijkswaterstaat acht het niet uitge
sloten dat kwel vanuit het kanaal
optreedt en vindt dit zelfs gunstig
omdat anders in de zomer de sloten
droog zouden staan en de dieren he
lemaal niets te drinken zouden heb
ben.
Een dergelijke bespottelijke argu
mentatie - nog wel schriftelijk gege
ven! - mag men niet van welke in
stantie dan ook verwachten!
Wij, zullen ons met de Gewestelijke
Raad nader beraden over de volgen
de te ondernemen stappen.
Sloegebied
Vanaf medio augustus is de fluori-
denbelasting van het ruwvoeder
plotseling sterk toegenomen.
In 1979 bedroeg het gemiddelde F
gehalte van het gras in de periode
augustus t/m november 33 mg per kg
droge stof. In 1980 bedroeg het F
gehalte in dezelfde periode gemid
deld 61 mg per kg droge stof. Een
stijging van rond 100%. Het fluori-
dengehalte van het verse bietenblad
lag in 1980 40% hoger dan dat in
1979, hetzelfde kan worden gezegd
La.v. het F gehalte van de bieten-
bladkuilen. Een aantal bietenblad-
kuilen werd door ons voor vervoe-
dering afgekeurd: van andere kuilen
werd de verstrekking per dier per dag
beduidend verminderd. Als alterna
tief voedsel werden pulpbrokjes
voorgeschreven
Met de industrie in het Sloegebied
wordt nagegaan wat de oorzaak van
de waargenomen sterk verhoogde
fluoridenuitstoot kan zijn.