Grotere oogst van wintergranen,
konsumptie-aardappeien en
suikerbieten
Het afleveren en bewaren
van knolselderij
N a enkele jaren met een forse uitbreiding van het areaal knolselderij
is in 1980 een daling van de oppervlakte opgetreden. In 1979 was de
oppervlakte ruim 2100 ha, in 1980 was dit 1350 ha. Voor de telers van
dit jaar lijkt dit betere afzetkansen meegebracht te hebben. Hopelijk
zullen de gevolgen van de vorstperiode van de eerste week van novem
ber geen nadelige gevolgen hebben. Na het rooien moet ook nog vol
doende aandacht besteed worden aan het produkt.
zojuist:
verschenen
H et bewaren van knolselderij stelt
strenge eisen aan de inrichting van de
bewaarruimte. Er moet aan de vol
gende voorwaarden worden voldaan:
Afleveren
Bewaren
Knolselderij bewaren in de hoop. Zorg dat er afdekmateriaal bij de hand is, als het gaat vriezen.
Met uitzondering van bruine bonen, blauwmaanzaad, fabrieksaardap
pelen en zaai-uien is de gemiddelde opbrengst per ha in 1980 van de
akkerbouwgewassen ongeveer gelijk aan of hoger dan die in het voor
gaande jaar. Lagere totale opbrengsten worden meestal veroorzaakt
door een geringere geoogste oppervlakte.
Dit blijkt uit de definitieve oogstraming akkerbouwgewassen 1980 van
het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Granen
De gemiddelde opbrengst per ha van
de granen is in 1980 gelijk aan of
hoger dan die in het voorgaande jaar.
Met uitzondering van wintertarwe en
wintergerst daalde de totale op
brengst van granen als gevolg van
een geringere geoogste oppervlakte.
De gemiddelde opbrengst per ha van
tarwe steeg in vergelijking met 1979
met 5% tot 6.200 kg. Voor de winter
tarwe bedroeg het gemiddelde 6.400
kg 5%) en voor de zomertarwe
onveranderd 4.800 kg. De totale op
brengst van tarwe bedroeg 882,2
min. kg 6%), waarvan wintertar
we 814,9 min. kg 7%) en zomer
tarwe 67,3 min. kg (- 9%).
De gemiddelde opbrengst van gerst
bedroeg 4.800 kg per ha 4%),
wintergerst 5.500 kg 12%) en zo-
mergerst 4.600 kg 2%). De totale
opbrengst daalde met 10% tot 257,8
min kg, waarvan wintergerst 68,2
min. kg 24%) en zomergerst 189,6
min. kg (- 19%).
De gemiddelde opbrengst van rogge
was met 4.000 kg per ha gelijk aan
het vorige jaar. De totale opbrengst
daalde met 22% tot 38,6 min. kg.
Bij haver bleef de gemiddelde op
brengst met 5.200 kg onveranderd.
De totale opbrengst bedroeg 94,1
min. kg 14%).
Peulvruchten
Met uitzondering van de groene
erwten nam bij de peulvruchten de
oppervlakte af en daalde de gemid
delde en totale opbrengst. Bij de
bruine bonen kan zelfs gesproken
worden van een misoogst.
De totale opbrengst van groene erw
ten bedroeg 9,7 min. kg 14%),
schokkers 2,1 min. kg (- 18%), kapu
cijners en grauwe erwten 3,1 min. kg
(- 10%) en bruine bonen 5,5 min. kg (-
51%).
Handelsgewassen
De gemiddelde opbrengst van kool
zaad steeg met 36% tot 3.600 kg per
ha. Met daarbij een toeneming van
de geoogste oppervlakte van onge
veer 1.100 ha werd een totale pro-
duktie verkregen van 28,5 min. kg
58%).
De geoogste oppervlakte van het
karwijzaad nam met 378 ha toe en de
gemiddelde opbrengst met 29% tot
1.350 kg. per ha, waardoor een totale
opbrengst werd verkregen van 4,0
min. kg (-1- 50%). Het blauwmaan
zaad is met een oppervlakte van 238
ha en een gemiddelde opbrengst van
1100 kg per ha (- 8%) gedaald tot een
totale produktie van 0,3 min. kg (-
De gemiddelde opbrengst van onge-
repeld vlas bedroeg 7.650 kg per ha (-
4%). Door een uitbreiding van de
oppervlakte met ruim 450 ha werd
een totale opbrengst verkregen van
31,1 min. kg 9%).
Knol-, bol- en wortelgewassen
De totale opbrengst van aardappelen
bleef met 6.267 min. kg ongeveer
gelijk aan het vorige jaar.
De gemiddelde opbrengst per ha van
konsumptie-aardappeien (inklusief
uitval) op kleigrond steeg met 8% tot
39.500 kg. Met daarbij een uitbrei
ding van de oppervlakte van onge
veer 4.100 ha werd een totale op
brengst verkregen van 3.420 min. kg
14%). Exklusief de uitval bedroeg
de totale opbrengst 2.925 min. kg
7%).
De konsumptie-aardappeien (inklu
sief uitval) op zand- of veengrond
gaven een gemiddelde opbrengst van
35.000 kg per ha (-1- 1%). Met een
geringe uitbreiding van de opper
vlakte werd een totale opbrengst
verkregen van 530,3 min. kg 4%).
Exklusief de uitval bedroeg de totale
opbrengst 443,0 min. kg 1%).
De gemiddelde opbrengst van de fa
brieksaardappelen daalde met 17%
tot 33.000 kg per ha. Met een stijging
van de oppervlakte van 410 ha werd
een totale opbrengst verkregen van
2.317 min. kg (- 16%). Het onderwa
tergewicht bedroeg 410 gram tegen
415 gram in 1979.
De gemiddelde opbrengst van sui
kerbieten werd geraamd op 49.000
kg per ha 10%). Ondanks een
daling van de oppervlakte met on
geveer 2.900 ha zou dit een totale
produktie betekenen van 5.931 min.
kg 8%). Het suikergehalte wordt
geraamd op 15,5% tegen 16,2% in
1979.
Met een geringe daling van de op
pervlakte voederbieten en een stij
ging van de gemiddelde opbrengst
met 3% tot 81.000 kg per ha wordt
een totale opbrengst geraamd van
135,4 min. kg; gelijk aan de op
brengst van het vorige jaar. Bij deze
cijfers moet worden opgemerkt, dat
met eventuele vorstschade nog geen
rekening is gehouden.
De gemiddelde opbrengst van zaai-
uien bedroeg 38.000 kg per ha. Met
een ongeveer gelijk gebleven opper
vlakte werd een totale opbrengst
verkregen van 414,5 min. kg (- 9%).
Snijmaïs
De gemiddelde opbrengst van snij
maïs bedroeg 43.000 kg per ha (- 1%).
Met een uitbreiding van de geoogste
oppervlakte met ongeveer 9.700 ha
kwam de totale opbrengst op 5.931
min. kg 7%).
Verkort werkplan 1980 P.A.G.V.
Dit werkplan van het Produktschap
voor de Akkerbouw en Groenteteelt
in de Vollegrond te Lelystad kunt u
bestellen door storting van 5,00 op
postrekening 2249700 t.n.v.
P.A.G.V., Postbus 430, 8200 AK Le
lystad, onder vermelding van: zend
publikatie nr. 8.
Dokumentatieverslag Proefboerderij
"De Bouwing" over 1979
Een zeer goed leesbaar verslag. Te
bestellen bij: Bureau voor Gemeen
schappelijke Diensten, Postbus 33,
6700 AA Wageningen, tel.
08370-19020.
Jaarverslag 1979 Instituut voor Bo
demvruchtbaarheid
Evt. te bestellen bij het I.B., Postbus
30003, 9750 RA Haren (GR), tel.
050-346541.
KONSULENTSCHAP VOOR DE jng F Vader
AKKERBOUW EN DE RUND- CAR- Goes
HOUDERIJ TE GOES
O ok als de knollen gekontrakteerd
zijn, op aflevering na de oogst, is het
zelden mogelijk, dat direkt na het
rooien geleverd kan worden. Ze zul
len dus voor kortere of langere tijd
opgeslagen moeten worden. Hier
voor is een ruime, verharde plaats
nodig.
Knollen die op een hoop liggen
kunnen spoedig gaan broeien. Maak
daarom de hopen niet te hoog en te
breed. Een goede hoogte is, zoals ze
met een normale kipwagen gestort
kunnen worden, n.l. 1.50 m tot max
imaal 2 meter hoog. Laat daarbij ook
de bovenkant ongelijk liggen, zodat
de buitenlucht overal goed bij kan.
Voor het opladen wordt dikwijls een
kraan of een voorlader gebruikt.
Hiervoor is het nodig dat de stortplek
verhard is. Om 1 ha knollen te kun
nen bergen moet 50 m2 grondop
pervlak beschikbaar zijn. Daarnaast
is veel ruimte nodig voor de kraan of
de trekker met voorlader, de stortbak
en de transporteurs. Vooral als er op
het bedrijf gereinigd wordt, is de
ruimte gauw te klein. Veel knollen
worden de laatste jaren ongereinigd
afgeleverd. Hierbij moet bedacht
worden, dat machinaal gerooide
knollen al vlug 30 a 40% tarra kun
nen bevatten. Om te besparen op
vrachtkosten is het daarom gunstig
om ook ongereinigd af te leveren
knollen zo schoon mogelijk te rooi
en.
1. Er moet koel bewaard worden
2. Uitdrogen moet zoveel mogelijk
worden voorkomen.
De beste bewaring wordt verkregen
door te bewaren bij een temperatuur
tussen 0 graden en 1 graden C. Bij
deze temperatuur wordt de aktiviteit
van rottingsschimmels vrijwel stilge
legd. Hoe sneller deze temperatuur
na het inbrengen bereikt wordt hoe
beter.
Een euvel van knolselderij is, dat de
knol snel vocht afstaat en daardoor
indroogt. Het gevolg daarvan is op-
brengstverlies en kwaliteitsvermin
dering. Om dit uitdrogen te voorko
men moet de lucht in de koelruimte
veel vocht bevatten. De relatieve
vochtigheid (R.V.) van de lucht moet
daarvoor 95% zijn. Als aan deze
voorgaarden wordt voldaan, n.l. een
konstante temperatuur tussen 0 en 1
graden C en een r.v. van 95% kan
knolselderij tot in mei goed bewaard
worden.
Knollen kunnen op de volgende wijze
bewaard worden:
1. provisorisch
2. in een luchtgekoelde bewaar
plaats
3. in een koelhuis
1. Provisorische bewaring
De provisorische manier kan zijn in
de hoop buiten of in een schuur,
maar dan zonder isolatie en zonder
luchtcirculatiesysteem. Buiten in de
hoop bewaren is goed mogelijk. De
hoop mag dan echter niet te hoog en
niet te breed worden. De hoogte mag
maximaal 2 m zijn, de voet is dan
4 ra breed. De kans op bevriezen is
het grootst aan de voet van de hoop.
Als het niet vriest moet de bovenkant
open zijn om de warmte die de hoop
zelf produceert te kunnen spuien.
Bij vorst kan men de hoop afdekken
met stro of riet en daarover plastikf
olie. Bij langdurige vorst zal men
deze folie overdag eraf moeten ha
len. Een en ander vraagt veel arbeid
en zorg.
Het bewaren in een schuur zonder
luchtkoeling en zonder geïsoleerde
wanden is riskant. Dit kan hoogstens
voor enkele weken, zolang het niet
vriest. Dergelijke hopen gaan snel
broeien en verliezen vrij veel vocht.
2. De bewaring in een luchtgekoelde
bewaarplaats
Bij dit systeem kan broei voorkomen
worden door lucht in te blazen. De
mogelijkheid tot koeling is echter
beperkt, omdat men afhankelijk is
van de temperatuur van de buiten
lucht. Het is meestal moeilijk om la
ger te koelen dan 4 a 5 graden C. Er
zal zoveel mogelijk gebruik moeten
worden gemaakt van koude perio
den. Om de koude vast'te houden
moeten de wanden goed geïsoleerd
zijn.
Om de koude lucht door de hoop te
kunnen blazen moet er een voldoende
zware ventilator gebruikt worden. De
kapaciteit moet echter veel lager zijn
dan voor aardappelen en uien nodig is
omdat anders sterke indroging
plaatsvindt. Bij de aardappelen wordt
uitgegaan van 100 m3 lucht per uur
per m3 produkt, bij uien van 150 m3.
De kapaciteit voor knolselderij mag
slechts 50 a 75 m3 lucht per uur per
m3 produkt bedragen.
Dit moet goed in de gaten gehouden
worden, als men een aardappelcel
gebruikt voor bewaring van knolsel
derij.
Als een aardappelcel gebruikt wordt
moet de luchthoeveelheid vermin
derd worden of de draaitijd moet
sterk beperkt worden. Het eerste kan
bereikt worden door het toerental
van de ventilator te verlagen met een
weerstand, het tweede door een tijd
klok tussen te schakelen. Er kan dan
b.v. per uur 10 of 15 minuten geven
tileerd worden. Het uitdrogen kan
ook beperkt worden door in het
luchtkanaal een verdamper te plaat
sen. Deze moet een kapaciteit heb
ben van 2 gram water per m3 toege
voerde lucht.
Knolselderij wordt in deze cellen
meest losgestort. De maximale stort-
hoogte is 3 m. Een m3 bevat onge
veer 450 kg knolselderij.
3. De bewaring in een koelhuis
In een koelhuis wordt de lucht me
chanisch gekoeld. De temperatuur is
daardoor beter te beheersen. Bij koe
ling tot 0 a 1 graden C is de r.v. van de
lucht ook meestal goed. Er wordt in
tern geventileerd, zodat men onaf
hankelijk is van de buitenlucht.
De kapaciteit van het koelaggregaat
moet groot genoeg zijn, om de partij
snel op de gewenste temperatuur te
brengen. Bij dit systeem is het ook
mogelijk om in stapelkisten te bewa
ren. Voordelen daarvan zijn een
sneller transport, de wanden hoeven
niet drukvast te zijn en verschillende
partijen kunnen apart gehouden
worden.
In een goed ingericht koelhuis kun
nen de knollen tot in mei bewaard
worden. In de luchtgekoelde be
waarplaats loopt in het voorjaar de
temperatuur op als het buiten war
mer wordt. Afhankelijk van het weer
in het voorjaar is de bewaarduur
daarom meestal beperkt tot half fe
bruari.
Op veel plaatsen is het ook mogelijk
om een koelhuis te huren voor lange
of minder lange bewaring.
6