"Onderzoek I.C.W. van groot belang voor opbrengst gewassen" Voorzitter Mertens doet beroep op onderlinge solidariteit Bestuur Produktschap Vee en Vlees waarschuwt voor verdere produktie-uitbreiding Dr.ir. Ch.H. Henkens: H D at de landbouw soms met een scheel oog kijkt naar onderzoek over de kwaliteit van het water, waar het niet zuiver agrarisch', belangen be treft, noemde hij onjuist want naar zijn mening zal in de toekomst blij ken dat het onderzoek naar de pro cessen die een rol spelen bij de kwa liteit van het water van direkt belêng zal kunnen zijn voor de landbouw- praktijk; daarbij verwees hij naar re- H et onderzoek is volgens de heer Henkens ook van belang voor de bedrijfsvoering. "Als kriterium voor de te kiezen grondwaterstand werd vroeger de optimale groei van de ge wassen genomen. Het ICW heeft er, aldus de Consulent Bodemaangele genheden, voor gezorgd, dat in de moderne landbouw bij de kriteria voor de ontwatering niet uitsluitend de gewasproduktie, maar ook de mogelijkheid tot mechanisatie werd betrokken. Voor een goede op brengst, zo zei hij, is het nodig dat het gewas gezaaid en gepoot wordt zodra de voor het zaai- en pootgoed ve reiste kiemingstemperatuur in de grond is bereikt. "Vroeg zaaien ver lengt niet alleen het groeiseizoen maar heeft ook tot gevolg dat het gewas ten volle kan profiteren van de maanden dat de zonne-energie het sterkst is". Hij stipte daar bij ook het verband tussen de grondwaterstand en de bereidbaarheid en bewerk baarheid van de grond aan. Grondwaterstand en tijdstip van zaaien H et Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding is een kwart eeuw geleden opgericht en daarom viert het I.C.W. dit jaar zijn zilveren jubileum met o.m. een open huis, de publikatie in de vakbladen van een artikelenreeks en donderdag 13 november j.I. met een feeste lijke studiedag over de band van het werk van dit instituut met de praktijk van het grondgebruik. Dr.ir Ch.H. Henkens, Consulent Bo demaangelegenheden in de landbouw, ging met name in op het profijt dat de agrariër kan hebben van het researchwerk van het ICW. Waterkwaliteit Bedrijfsvoering Belangrijk beleidsadviserend Op Openbare bijeenkomst van NCR Verschillen Kernpunten Gilles Quist Arnemuiden zevende op nationale ranglijst s ij verduidelijkte hoe belangrijk het onderzoekwerk is voor de op brengst van de gewassen: "men kan hu berekenen hoe groot de op- brengstverliezen zijn als gevofg van watertekort en wel bij verschillende droogteperiodes. Deze verliezen kunnen worden vergeleken met de kosten die verbonden zijn met het opheffen van het watertekort. Het ICW heeft daar modellen voor ont wikkeld". Hij wees er ook op dat thans kan worden nagegaan welke konsekwenties een grotere behoefte aan water van de samenleving en een daarmee gepaard gaande daling van het grondwaterpeil, heeft voor de oogstopbrengsten. In dit verband zei de heer Henkens dat het ICW al langere tijd oproept tot bezinning over de vraag of vastgehouden moet worden aan het idee om grondwate ronttrekking voor drinkwaterdoe leinden op te voeren tot 1,9 miljard m3 per jaar. f cent onderzoek waaruit is gebleken dat om de stikstofemissie vanuit de grond naar grond- en oppervlakte water te verminderen een goede be heersing van de waterhuishouding belangrijk is: "Deze resultaten zullen mogelijk de bezwaren die er in som mige kringen bestaan tegen diepe ontwatering van grasland verminde ren". v- Direkteur Oosterbaan heeft juist het in linnen gebonden boek Digest 1980" aan de heer Otto overhandigd. 'Research Door het I.C.W. is via modelonderzoek berekend dat in de periode 1951-1973 bij een grondwaterstand van 40 cm -mv bij zomergranen ruim 36% en bij hakvruchten bijna 12% opbrengstverlies is geleden door te laat zaaien. Bij een grondwaterstand van 100 cm was het verlies bij zomergranen 11% en bij hakvruchten 5%. Bij nog diepere grondwaterstanden doen de verliezen als gevolg van te laat zaaien nog verder dalen. Diepere ontwatering heeft dus met het oog op de bewerkbaarheid in het voorjaar grote voordelen. Hier tegenover kunnen ook nadelen staan. De gewassen moeten tijdens de groei periode immers over voldoende vocht kunnen beschikken. Door integratie van het onderzoek over de relatie tussen grondwaterstand en berijdbaarheid in het voorjaar en grondwaterstand en vochtle- vering tijdens het groeiseizoen kan men komen tot de optimale grondwaterstand. Deze integratie is door het I.C.W. voor een zware zavelgrond reeds uitgevoerd en leverde als resultaat dat de optimale voorjaars-grondwaterstand voor hakvruchten 100 cm -mv en voor zomergranen 110-120 cm -mv is. Dit onderzoek wordt thans voortgezet voor een groot aantal bo demtypen. De resultaten hiervan zijn voor de praktijk van grote betekenis omdat hiermee uitspraken gedaan kunnen worden over de mechanisatiegraad in afhankelijkheid van bodemtype. I.C.W.-direkteur ir. G.A. Ooster baan, ging op de studiebijeenkomst tenslotte in- op het onderzoek voor beleidsvoorbereiding en praktijk. "De taak van het I.C.W. ligt vooral in de ontwikkeliné van het niet scherp af te bakenen vakgebied van de kui tuurtechniek, dat in samenwerking met een aantal andere vakgebieden op uiteenlopende terreinen kan wor den toegepast, zoals de landinrich ting, de waterhuishouding, de ruimtelijke ordening, het natuur- en landschapsbeheer en het milieuhy giënische beleid. Hij merkte verder op, dat de land bouw als gebruiker en als medege bruiker van het landelijke gebied een centrale plaats in het onderzoekpro gramma blijft behouden. Het is im-. mers de landbouw die het duidelijkst een stempel heeft gedrukt op de in richting van het buitengebied. "Aan een veelvoudig gebruik van land en water kan in ons land éeen inhoud worden gegeven, als voor de proble men van de landbouw geen goede op lossing wordt gevonden", aldus de heer Oosterbaan. Op 12 november j.I. heeft de Nationale Koöperatieve Raad voor land en tuinbouw zijn gebruikelijke openbare bijeenkomst georganiseerd. NCR-voorzitter Mertens ging uitvoerig in op de positie van de Neder landse land- en tuinbouwkoöperatie in de jaren '80. Hij toonde aan de hand van recente gegevens aan dat de koöperaties een belangrijke ekonomische en maatschappelijke funktie vervullen. Zo dragen de koöperaties voor ca. 55% bij in de totaal-opbrengst die de Nederlandse boeren en tuinders voor hun produkten krijgen. Geza menlijk hebben de Nederlandse land- en tuinbouwkoöperaties tenmin ste 82.000 personeelsleden in dienst. De heer Mertens toonde daarna aan dat er twee duidelijke verschillen zijn tussen koöperatieve en niet-koöpe- ratieve ondernemingen. Er is ten eerste een verschil in doelstelling. In tegenstelling tot de niet-koöperatieve pnderneming hebben koöperaties namelijk als primaire doelstelling de ekonomische belangen van de boe ren en tuinders te dienen. Ten tweede is er een verschil in be slissingsrecht. Bij koöperaties is dit beslissingsrecht in handen van de le den, de boeren en tuinders dus, ter- Wanneer de produktiegroei in de nederlandse varkenssektor blijft aanhouden moet gevreesd worden voor ernstige terugslag. Die zal tot uitdrukking komen in een sterke prijsval voor de producenten. Wan neer onze produktie-omvang blijft toenemen hangt ons bovendien de beschuldiging boven het hoofd, dat wij het europese prijsniveau zwaar bederven. Deze ernstige waarschuwing vanuit de advieskommissie van het bestuur van het produktschap voor vee en vlees (pvv), werd door dit bestuur, goed ter harte genomen. Al betwijfelt men of een nederlandse groei van 3,6% over de periode juli '80/juni '81 zal worden gehaald, gezien de recente stijging van de voerprijzen en de - naar het lijkt - thans tot stilstand gekomen bouwaktiviteiten. Maar de zorg blijft. Zo ook voor de kalversektor, waarbij pvv-voorzitter G.A. Meijer overigens met instemming melding maakte van de beslissing van de EG-raad van landbouwministers om jiet gebruik van hormonen en hormonale stoffen bij de produktie van kalfsvlees in de gemeenschap met ingang van 1 ja nuari '81 te verbieden. Dat daarbij ook besloten is om een kontrolesys- teem op dit verbod op te zetten achtte hij een even goede, als nood zakelijke, zaak. Daarbij wees hij er met nadruk op, dat de autoriteiten in de lidstaten dan ook overeenstem ming moeten bereiken over de wijze van bemonsteren, het onderzoek en de te hanteren tolerantiegrenzen. Vlees vergezeld van daarop geba seerde dokumenten, dient dan ook onverwijld de grenzen te kunnen passeren. Sluitende regeling Meerdere hete hangijzers lagen overigens voor in de pw-bestuurs- vergadering die de langste werd uit de bijna 25-jarige pw-historie. Langdurig werd stilgestaan bij het funktioneren van een op 1 september j.I. in werking getreden pw-regeling slachting en weging slachtrunderen. Deze regeling nu, naar het lijkt, onoverkomenlijke problemen te ge ven. Met name van veehouderszijde wil de men echter van een gewenste aanpassing om, na de instemming om bepaalde onderdelen van ge slachte runderen te verwijderen nu ook de voorheen gebruikelijke ge wichtskorting weer in te voeren, niet weten. "Voor mij is het onverkoopbaar om met zo'n verhaal bij de producenten terug te komen. Ik krijg, als ik dit zo hoor, steeds meer het gevoel, dat het hoogst noodzakelijk is, dat er een sluitende regeling voor het gdhele bedrijfsleven komt en niet een, zoals nu, op vrijwillige grondslag", aldus pw-bestuurder J. de Veer. xNa uitvoerige diskussie werd tenslot te besloten, de pvv-advieskommissie slachtrunderen te verzoeken zich op nieuw te buigen over enkele techni sche aspekten van de regeling, maar deze vooralsnog onverkort te hand haven en langs de weg van gerichte voorlichting de veehouders uitdruk kelijk te wijzen op hun belangen en de aan de regeling deelnemende slach terijen al die rugdekking te bieden die mogelijk is. wijl dit bij niet-koöperatieve onder nemingen niet het geval is. De heer Mertens wees o.a. op de konsequenties van deze verschillen voor de wetgeving. In dit verband bestreed de NCR-voorzitter recente uitspraken als zouden koöperaties fiskaal bevoordeeld worden. In tegenstelling tot de niet-koöperatieve onderneming is het namelijk de koöperatie die wordt beperkt in haar mogelijkheden om winst belasting vrij uit te keren. Vervolgens ging de NCR-voorzitter nader in op vier kernpunten waaraan de land- en tuinbouwkoöperaties in de toekomst bijzondere aandacht zullen moeten besteden. Als eerste kernpunt werd de solidariteit van de leden besproken. De heer Mertens noemde de solidariteitsgedachte ook voor de toekomst van de land- en tuinbouwkoöperatie een blijvend fundament. Het tweede kernpunt betreft het be heer en het management van de koöperatie. Als derde kernpunt besprak de heer Mertens het eigen vermogen bij koöperaties. Hij pleitte voor een groter weerstandsvermogen bij de koöperaties om in de huidige situatie van teruggang in de ekonomie te voorkomen dat er ooit een beroep op de aansprakelijkheid moet worden gedaan. Ook de hoge rentekosten pleiten voor een versterking van het eigen vermogen. De medezeggenschap is het vierde kernpunt voor de toekomst van de land- en tuinbouwkoöperaties. Be halve de medezeggenschap van le den, komt meer en meer de werkne- mersmedezeggenschap aan de orde. Bij medezeggenschap moet ook worden gedacht aan het betrekken van jonge boeren en tuinders bij de gang van zaken in de koöperaties. Hetzelfde geldt inmiddels ook voor de agrarische vrouwen, aldus de heer Mertens. Na het nauwe samenspel tussen standsorganisaties en koöperaties (onder meer in NCR-verband) te hebben gewezen, besloot de NCR- voorzitter met een beroep op de on derlinge solidariteit tussen koöpera ties. Als daaraan in de praktijk van de land- en tuinbouwkoöperaties gestal te kan worden gegeven, dan kunnen wij de toekomst van onze boeren en tuinders veilig stellen. Vrijdag en zaterdag 14 en 15 novem ber j.I. werden de nationale samenge stelde wedstrijden voor paarden ge houden. De organisatie was in handen dit jaar van de Nederlandse Katholieke Bond (NKB). Plaats van handeling het prachtige rekreatiecentrum "De Bergen" te Wanroy. Voor Zeeland maar één deelnemer, maar dan wel de veelzijdigheidsspe cialist: Gilles Quist met Narfi uit Arnemuiden. Vrijdag werden de dressuur proeven afgewerkt, waarin een veld van zesenveertig deelne mers Gilles Quist een zestiende plaats bezette, de onderlinge ver schillen waren zeer klein. Zaterdag morgen werd de uithoudingsproef gereden, waarin hij weer een plaatsje opschoof. De cross vier en een halve kilometer land met eenentwintig obstakels van hindernissen, waarin vele kansheb bers hun Waterloo vonden. Quist echter zag zijn kans schoon in de cross, die toch wel zwaar en vooral vierkant in de hindernissen was ge bouwd, maar hij rukte op naar zowaar de zevende plaats. Het aansluitend springparkoer ging foutloos, en hij kwam hiermee op een zevende plaats op de nationale rang lijst wat een prachtige prestatie is. Jan Murre 17

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 17