Landbouw in gewijzigde omstandigheden
Veranderingen op het
landbouwbedrijf
Wijzigingen in het
sociaai-ekonomisch
klimaat om ons heen
Praten over toekomst eigen bedrijf
Het Landbouwschap heeft onlangs een nota uitgebracht met
de bedoeling een discussie op gang te brengen over het land
bouwbeleid in de eerstkomende jaren. Er wordt niet een pro
gramma gegeven van konkrete maatregelen, maar wel zou uit
de diskussies in de organisaties zo'n programma voort kunnen
komen.
Wij geven u hierbij een aantal kernpunten uit die nota, plus
enige diskussievragen die zich toespitsen op de veranderingen
in de sociaal-economische wereld om ons heen en op de pro
blematiek van de afzet. Wanneer het hoofdbestuur daarmee
akkoord gaat a.s. maandag op de hoofdbestuursvergadering,
zal de bovengenoemde nota van het Landbouwschap die als
titel meegekregen heeft "Landbouw in gewijzigde omstan
digheden", ook het vraagpunt vormen van het seizoen
1980/1981 van onze organisatie. Het ligt voorts in de bedoe
ling de diskussies over deze nota af te sluiten met een studie
dag waarover nadere bijzonderheden nog bekend zullen wor
den gemaakt.
Sinds 1970 wordt het sociaal-ekono-
misch klimaat sterk bepaald door
vier, onderling afhankelijke fakto-
ren: een afgenomen ekonomische
groei, een voortdurende inflatie, een
toenemende werkloosheid en
sprongsgewijze duurder wordende
energie. De ontwikkeling in de
wereld naar meer vrijhandelsverkeer
stagneerde en de wisselkoersen wor
den minder stabiel. De situatie in de
ontwikkelingslanden verbeterde in
het algemeen niet en er is nog geen
enkel uitzicht gekomen op een be
vredigende voedselsituatie in die
landen.
In de westelijke landen is de laatste
twintig jaar een steeds grotere bij
drage gegeven aan de kollektieve
voorzieningen en steun aan bedrij
ven. Waarschijnlijk zullen in de ko
mende jaren meer overheidsmidde
len besteed worden aan ekonomi
sche groeibevorderende maatrege
len.
Er is de laatste jaren sprake van een
omvangrijke werkloosheid. Het is de
vraag of door maatregelen wel een
volledige werkgelegenheid kan wor
den bereikt. Hoe zal in die situatie de
positie van de niet-werkenden moe
ten worden gezien? Uitbreiding
werkgelegenheid door vergroting
ekonomische groei is alleen mogelijk
door een grotere afzet. Werkloosheid
betekent een last voor de gemeen
schap en een last voor de betrokke
nen. Het landbouwbeleid zal met de
werkgelegenheidssituatie rekening
moeten houden. Dit geldt zowel voor
de zelfstandigen als de werknemers.
Een verantwoorde werkgelegenheid
in de landbouw zal tenminste een
bestaansminimum moeten opleve
ren.
Diskussievragen
1. De belangenbehartigende or
ganisaties in de land- en tuin
bouw moeten wel rekening
houden met het algemene so
ciale- en ekonomische kli
maat. Het is de vraag in welke
mate dit moet gebeuren. Aan
welke opstelling wordt de
voorkeur gegeven en waar
om?
a. de Nederlandse land- en
tuinbouw is een onderdeel
van de Nederlandse eko-
nomie en -samenleving.
Deze moet zich evenwich
tig ontwikkelen en daarom
moet bij het beleid reke
ning worden gehouden
met het algemeen belang.
b. een zo goede mogelijke
ontwikkeling van de land
en tuinbouw moet voor
opstaan, met het algemeen
belang moet rekening
worden gehouden voorzo
ver dit de land- en tuin
bouw ten goede kan ko
men.
c. de Nederlandse land- en
tuinbouw moet eventueel
offers brengen als dit in het
algemeen belang is.
d. een andere opstelling.
Welke?
2. Het aantal werklozen zal de
komende jaren naar verwach
ting hoog blijven. In hoeverre
en op welke wijze moet de
land- en tuinbouw helpen dit
probleem op te lossen?
Het gezinsbedrijf krijgt in de nota veel aandacht.
In dit hoofdstuk wordt een aantal
aspekten genoemd waar bij de be
leidsvorming in de komende jaren
bijzonder rekening mee zou moeten
worden gehouden. Ondanks een
sterke vermindering van het aantal
bedrijven en werkenden in de land
bouw vindt de agrarische produktie
nog overwegend plaats op bedrijven
van relatief kleine schaal. Dit is geen
teken van welvaart, eigen arbeid en
eigen vermogen worden onvoldoen
de beloond. De verscheidenheid is
wel toegenomen. De "menselijke
maat" van het gezinsbedrijf wordt
positief beoordeeld. Maar inkomens
onzekerheid, lange werktijden, ge
bondenheid en moeilijk financiering
veroorzaken grote materiële en
geestelijke druk.
De fiskale- en sociale wetgeving is
nog onvoldoende aan het zelfstandi
ge bedrijf aangepast. De Rijks
groepsregeling zelfstandigen kan een
belangrijke rol blijven spelen. Maar
aan de kriteria mankeert nogal wat:
Het bedrijfsvermogen moet anders
gewaardeerd worden, er moet meer
rekening worden gehouden met de
kontinuïteitsmogelijkheden, met het
begrip "levensvatbaarheid" moet
zorgvuldiger worden omgegaan. Er
is geen goede regeling voor calami
teiten. Het aantal werknemers in
land- en tuinbouw neemt niet meer
af. Er is wel sprake van een ver
schuiving naar de tuinbouw. In de
opleiding moet meer aandacht wor
den besteed aan de sociale aspekten.
In de maatschappij krijgt de rol van
de vrouw in toenemende mate aan
dacht. In de voorlichting, bij de op
leiding en in de organisaties van
land- en tuinbouw moet daaraan ook
bewust aandacht worden besteed.
Werktuigenkoöperaties, loonbedrij
ven en bedrijfsverzorgingsdiensten
gaan een nog belangrijker rol spelen
bij de externe personeelsvoorziening.
Voorlichting, onderzoek en onder
wijs blijven drie belangrijke pijlers.
De overheid moet blijven zorgen
voor niet-kommercieel gebonden in
formatie. De sociaal-ekonomische
problemen zullen toenemen, de s.e.v.
moet daarom op zijn minst op peil
blijven. Moderne kommunikatie-
middelen, mikro-elektronika zullen
grotere rollen gaan spelen. Bij het
onderzoek mag de primaire funktie
van de land- en tuinbouw niet min
der aandacht krijgen. Om een ver
antwoord landbouwbeleid te voeren
is het nodig een beeld te hebben van
het toekomstige agrarische bedrijf en
wie van de agrarische bedrijfstak
deel moet kunnen uitmaken. In de
nota wordt gesteld: voortbestaan van
het zelfstandige en relatief klein
schalige bedrijf. Maatschappelijk
gezien heeft dit voordelen: meest ef
ficiënt, meest flexibel, zoveel moge
lijk arbeidsplaatsen, meer werkbe-
vrediging. Het aantal werkenden en
de inhoud van de zelfstandigheid zal
wel veranderen. Door grotere on
derlinge samenwerking kan op gro
tere schaal worden gewerkt. Sommi
ge dingen moeten gezamenlijk
grootschalig worden aangepakt: toe
levering, afzet en dienstverlening.
Kontrakten blijven belangrijk of
zullen belangrijker worden. Verbin
dende algemene kontraktvoorwaar-
den zijn gewenst. Het is wenselijk dat
een zo groot mogelijk aantal mensen
een arbeidsplaats in de agrarische
sektor heeft. Niet voor ieder die dat
wenst is er plaats. Ook in de toe
komst zullen de bedrijfsopvolgers uit
gezinnen van huidige ondernemers
komen. De fiskale wetgeving moet
daarop zijn ingesteld. De toetreding
van buiten de agrarische kring moet
mogelijk blijven. Via grondpolitiek
en vestigingsbeleid grijpt overheid
in, mogelijk zou daarbij in toene
mende mate rekening kunnen wor
den gehouden met opleiding en/of
ervaring. Er zal een heroverweging
moeten plaatsvinden t.a.v. de hou
ding tot het "part-time" bedrijf.
Diskussievragen
1. Naar welke agrarische struk-
tuur moet in de komende ja
ren gestreefd worden en
waarom?
a. voortbestaan van de. hui
dige relatief kleinschalige
struktuur waarbij het ac
cent ligt op het gezinsbe
drijf en het voortbestaan
van een zo groot mogelijk
aantal (zelfstandige) ar
beidsplaatsen.
b. geleidelijke overgang naar
bedrijven van grotere om
vang waarbij (veel uren
makende) zelfstandigen
worden vervangen door
(40 uur of minder werken
de) werknemers en verdere
mechanisatie. Het totale
aantal arbeidsplaatsen be
hoeft niet af te nemen.
c. een bewust streven naar
een vergaande schaalver
groting gepaard gaande
met een snelle afvloeiing.
d. een andere struktuur.
Welke?
2. Wat moet de opstelling zijn
t.a.v. part-time-boeren?
Moet de ontwikkeling worden
bevorderd of afgeremd?
Waarom?
3. Hoe de agrarisch strukturele
ontwikkeling ook zal zijn, het
gezinsbedrijf zal (lange tijd)
blijven bestaan. Op welke
wijze kunnen de leef- en werk
omstandigheden op deze be
drijven verbeterd worden?
4. Moet het inkomen van boer
en tuinder nagenoeg geheel
uit de markt komen of ziet U
ook mogelijkheden voor
a. een gegarandeerd mini
muminkomen;
b. inkomenstoeslagen;
c. inkomsten uit beheers-
landbouw en natuuron-
derhoudswerk;
d. andere.
5. Moeten er speciale maatrege
len getroffen worden door
jonge ondernemers? Zo ja,
welke?
6. Bij calamiteiten kan (in be
perkte mate) gebruik worden
gemaakt van de Rijksgroeps
regeling Zelfstandigen. Welke
verbeteringen zullen er in de
ze regeling moeten worden
aangebracht om goed te
funktioneren of is er een an
dere oplossing voor rampsi
tuaties? Zo ja, welke?
7. Moet de toegang tot de agra
rische sektor worden beperkt?
Zo ja, op welke wijze?
8. Het lijkt er op dat de kom-
mercieel gebonden voorlich
ting toeneemt en de objektie-
ve overheidsvoorlichting van
minder belang wordt. Hoe
wordt deze ontwikkeling
- beoordeeld?
Onderzoek te velde.
10