Dr. Vos: groeimogelijkheden
intensieve veehouderijbedrijven
beperkt
BEHEERSREGELINGEN
IN ALLE PROVINCIES
OPERATIONEEL
Regering veel te optimistisch over situatie
land- en tuinbouw
verschenen
STRENGERE REGELS I.V.M.
BESTRIJDING IEPEZIEKTE
H et bestuur van het Landbouwschap vindt dat de regering veel te
optimistisch is over het flexibele karakter, de veerkracht en het ver
mogen om bedrijfsrisiko's op te vangen van de zelfstandige onderne
mingen in land- en tuinbouw. De werkelijkheid is, dat het rendement in
alle sektoren de laatste jaren achteruit is gegaan. Veel bedrijven kun
nen een nog verdere aantasting van hun inkomens- en vermogenspositie
gewoon niet hebben.
Resultaat per dier kan verbeterd
Jaarverslag SBL 1979:
Waterschappen willen
Wet openbaarheid
toepassen
Bestuur Landbouwschap:
"Nu er in de intensieve veehouderij nog nauwelijks uitbreidingsmoge
lijkheden zijn, hoeft het toekomstperspektief niet slecht te zijn. Uit de
deetboekhoudingen blijkt dat er tussen bedrijven van gelijke omvang
aanzienlijke verschillen zijn in behaald inkomen. Cijfers tonen aan dat
er in Gelderland tussen bedrijven met een omvang van 120 zeugen,
inkomensverschillen zijn van meer dan 100.000,—
Dit o.m. zei dr. ir. M.P.M. Vos, plv. direkteur generaal voor Landbouw
en Voedselvoorziening, bij de officiële opening van de 24e AGRADO
op 7 oktober 1980 te Doetinchem. Deze tentoonstelling voor de land
bouw veredelingsindustrie en konsumenten wordt van 7 tot en met 11
oktober 1980 in de markthal te Doetinchem gehouden.
Op een groot aantal bedrijven zijn
nog goede mogelijkheden om een
Fiskaal beleid
In de openbare bestuursvergade
ring van het Landbouwschap van
8 oktober j.l. is van vele kanten
onderstreept, dat er nog steeds
niets terecht gekomen is van een
aangepast fiskaal beleid voor de
zelfstandige ondernemer, on
danks een toezegging hierover in
de regeringsverklaring van 1978.
Zelfs de diskussie over zo'n beleid
is geleidelijk verdwenen. Waar
het om gaat is een nadere uitwer
king van het principe, dat het on
dernemersinkomen drie funkties
heeft: konsumptie, reservering en
investering. Het Landbouwschap
heeft onder meer voorgesteld om
de inkomstenbelasting zodanig te
wijzigen, dat het normale tarief
niet geldt voor dat gedeelte van
het inkomen, dat wordt gebruikt
voor reservering en investering in
het bedrijf. De reserveringen-die
nen tot een zeker maximum niet
of slechts matig te worden belast,
zolang de bedragen in het bedrijf
blijven.
Het ziet er naar uit dat de onderne
mers in land- en tuinbouw de komen
de jaren sterker zullen worden ge-
konfronteerd met de kosten van het
Europese landbouwbeleid. Minister
Braks gaat er in de toelichting op zijn
begroting vanuit, dat de agrarische
producent meer dan tot nu toe moet
worden betrokken bij de marktver
houdingen. Het gemeenschappelijk
landbouwbeleid zal in de naaste toe
komst grote lasten met zich mee
brengen en de middelen voor finan
ciering daarvan zijn begrensd. De ge
6
inkomensverbetering te bewerkstel
ligen bij gelijkblijvende bedrijfsom-
dachten gaan daarom uit naar vor
men van medefinanciering, zoals de
reeds bestaande medeverantwoorde
lijkheidsheffing in de zuivelsektor en
de produktieheffing in de suikersek-
tor.
Het bestuur van het Landbouwschap
stelde zich in de vergadering van 8
oktober daarentegen op het stand
punt, dat gemeenschappelijke finan
ciering de basis van het EG-beleid
dient te blijven en dat medefinan
ciering door de producent hoogstens
van beperkte omvang kan zijn. Het
instrument van de medefinanciering
mag in geen geval zodanig worden
omgebogen, dat de producenten
achteraf een financiële bijdrage
moeten leveren voor eerder ge
maakte kosten, voortvloeiend uit de
toepassing van marktordeningen.
Dit zou immers tot gevolg hebben,
dat de financiële last van de produ
cent onbeperkt kan oplopen, terwijl
deze geen zeggenschap heeft in het
marktbeleid dat de hoge kosten heeft
veroorzaakt. Zo'n medefinanciering
zonder medeverantwoordelijkheid
acht het Landbouwschap volstrekt
uit den boze.
Het bestuur van het Landbouwschap
vindt het overigens teleurstellend,
dat de regering zich zeer terughou
dend opstelt tegenover een verho
ging van de financieringsmiddelen
voor de EG. Landbouwminister
Braks lijkt zich bij het zogenaamde 1
procents-plafond voor de btw te
hebben neergelegd, zo konkludeer-
den enkele woordvoerders.
Export
Om de problemen van de agrarische
sektor te helpen verlichten, verwacht
de regering veel van een aktief ex
portbeleid. Ook in het bestuur van
vang. Daartoe zal aan het verbeteren
van de technische uitkomsten hard
gewerkt moeten worden. Schaalver
groting en technische verbeteringen
hebben in de afgelopen jaren onze
konkurrentiepositie versterkt. Aan
gezien in de komende jaren schaal
vergroting een veel minder belang
rijke rol zal spelen, zal het vooral van
het resultaat per dier moeten komen.
Over de toekomstige ontwikkeling
van de intensieve veehouderij, zei dr.
Vos, dat er naar zijn mening heel
duidelijk rekening mee moet worden
gehouden, dat de groeimogelijkhe
den voor deze sektor in de komende
jaren beperkt zijn. De afneming van
de ekonomische groei zal naar ver
wachting leiden tot een geringere
toeneming van de vleeskonsumptie.
Tussen de konsumptie van diverse
vleessoorten kunnen er nog wel ver
schuivingen optreden b.v. van het
relatief dure rundvlees naar varkens-
en pluimveevlees.
Hij verwacht echter dat wezenlijke
verschuivingen maar langzaam tot*
stand zullen komen.
Naast een geringe toeneming van de
konsumptie per hoofd heeft ook de
bevolkingsgroei een duidelijke relatie
met de totale afzetmogelijkheden.
Voor de komende jaren wordt ver
wacht dat onze bevolking nog gering
in aantal zal toenemen en dat in ons
belangrijkste exportland, de Bonds
republiek Duitsland, de bevolking
zelfs zal afnemen. Groei in de afzet
markt is er dus nog nauwelijks.
het Landbouwschap werd het aan
boren en veroveren van nieuwe
markten genoemd als mogelijkheid
om ook in de toekomst nog een re
delijke prijs voor de Nederlandse
agrarische produkten te krijgen. De
initiatieven van minister Braks om
de export te bevorderen werden dan
ook van harte toegejuicht.
Het bestuur zette daarentegen nogal
wat vraagtekens bij een aantal ande
re maatregelen die de regering heeft
aangekondigd om de lasten van het
bedrijfsleven te verlichten. De voor
gestelde winstaftrek op voorraden is
voor de landbouw slechts van be
perkte betekenis. De verhoging van
de WIR-premie is op zich gunstig,
maar in de landbouw ligt het karak
ter van de investeringen eerder op
gebouwen dan op uitrusting.
In 1979 trad een kentering in op de
grondmarkt. De sterke stijging van
de grondprijzen van de voorgaande
jaren kwam ten einde. De prijzen
van landbouwgronden stabiliseer
den zich op een hoog niveau. Dit
o.m. blijkt uit het jaarverslag van de
Stichting Beheer Landbouwgronden
(SBL) over 1979.
Voor de SBL is de situatie op de
grondmarkt van grote betekenis. Zij
koopt landbouwgronden aan voor
diverse doeleinden als landinrich
ting, reservaten en bufferzones. De
SBL is de centrale aankooporgani
satie voor het rijk van landbouw
gronden. Daarnaast is zij belast met
de uitvoering van de beheersregelin
gen en de grondbank.
Wat betreft het prijsbeleid bij de
aankopen oriënteert zij zich op de
prijzen die door derden worden be
taald.
Bij de beheersregelingen gaat het om
het afsluiten van beheersovereen
komsten met agrariërs die hun be
drijfsvoering mede afstemmen op
doeleinden van natuur- en land
schapsbeheer. Zij ontvangen daar
voor een beheersvergoeding. De be
heersregelingen zijn inmiddels in alle
provincies operationeel.
Op de grondbank kunnen agrariërs
een beroep doen die de financiering
van hun grondaankoop niet langs
andere weg kunnen realiseren. Na
Voor 1981 is voor arbeidsmarktmaat
regelen 600 miljoen uitgetrokken.
Het bestuur van het Landbouwschap
vindt het van belang dat bij de beste
ding van deze gelden rekening wordt
gehouden met de betekenis en het
karakter van de werkgelegenheid in
land- en tuinbouw. Dit houdt onder
meer in, dat de regeling arbeids
plaatsverbetering ook voor bedrijfs-
hoofden en meewerkende gezinsleden
zal moeten gelden. Van CBTB-zijde
werd er daarnaast voor gepleit om
eens te denken aan subsidiëring van
arbeidsplaatsen in de agrarische sek
tor en uitbreiding van bedrijfsverzor-
gingsdiensten. Op deze wijze zouden
onder meer de extreme werktijden
van agrarische ondernemers kunnen
worden teruggebracht.
beoordeling van de betreffende aan
vraag, onder andere op landbouw-
strukturele aspekten, koopt de SBL
de betreffende gronden aan en geeft
deze vervolgens in erfpacht uit aan
betrokkenen.
Aan- en verkoopaktiviteiten
In 1979 is ruim 4.400 hektare aange
kocht voor het ministerie van land
bouw. Dit is ruim 1.500 hektare
minder dan in 1978. Een en ander is
het gevolg van de hoge grondprijzen
en van de bezuinigingen die binnen
de rijksoverheid de laatste jaren zijn
doorgevoerd.
Voor het ministerie van volkshuis
vesting en ruimtelijke ordening en
het ministerie van kuituur, rekreatie
en maatschappelijk werk is in totaal
272 hektare verworven ten behoeve
van bufferzones en rekreatiegebie-
den.
In 1979 heeft de SBL 6.586 hektare
van haar bezit afgestoten, waarvan
4.155 hektare in ruilverkavelingen is
gelegen en 2.431 hektare daarbuiten.
Eind 1979 bedroeg de oppervlakte
grond, in bezit van de SBL, 49.911
hektare.
Beheersregelingen
Wat de uitvoering van de beheersre
gelingen betreft, zijn vorderingen
gemaakt met het opstellen van
(voor)ontwerp-beheersplannen voor
de zogenaamde relatie-notagebie-
den. De voorbereiding van derge
lijke plannen is nu in alle provincies
op gang gekomen. Daarmee is een
nieuwe stap gezet naar een volledige
werking van deze regeling. Verheu
gend feit daarbij is dat aan het einde
van het jaar de mogelijkheid is geo
pend tot het afsluiten van de eerste
beheersovereenkomsten.
Van belang is eveneens dat in 1979 is
begonnen met de uitvoering van de
zogenaamde EEG-bergboerenrege-
ling. Bij deze regeling gaat het om
het geven van een kompenserende
vergoeding aan boeren, die bij hun
bedrijfsvoering gehinderd worden
door permanente natuurlijke handi-
kaps, zoals regelmatige waterover
last.
Grondbank
Het aantal goedgekeurde grondban-
kaanvragen is wederom toegeno
men. In totaal werden 84 aanvragen
goedgekeurd tegen 78 in 1978 en 37
in 1977. De grond is in erfpacht uit-
geqeven voor bedrijfsovername (ou
der/kind en verpachter/pachter) en
voor bedrijfsvergroting.
(Het jaarverslag 1979 is tegen beta
ling van 5,- te verkrijgen bij de
Stichting Beheer Landbouwgron
den, Postbus 20022, 3502 LA
Utrecht, telefoon 030 - 852619. Hier
zijn ook brochures verkrijgbaar die
betrekking hebben op de aktiviteiten
van de Stichting Beheer Landbouw
gronden).
zijner tijd op deze andere openbare
lichamen van toepassing worden
verklaard. Naar de mening van het
bestuur van de Unie behoeven de
waterschappen deze maatregel ech
ter niet af te wachten en kunnen zij
nu reeds een beleid voeren dat over
eenstemt met de bedoeling van de
Wet openbaarheid van bestuur. Met
het oog daarop heeft het Uniebe-
stuur nu een model-Verordening
passieve openbaarheid van bestuur
vastgesteld en aan de waterschaps
besturen aangeboden. Het model
gaat er vanuit dat de waterschaps
besturen door middel van het vast
stellen van een eigen openbaar
heidsverordening de regels van de
wet op het waterschap van toepas
sing verklaren.
Blijkens een Algemene Maatregel van Bestuur (Staatsblad no. 523 d.d.
9 oktober 1980) zal het vanaf 15 oktober a.s. gedurende het gehele jaar
verboden zijn, gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voor
raad te hebben of te vervoeren. Een uitzondering op dit verbod geldt
voor geheel ontschorst hout en voor iepehout met een doorsnede van
minder dan 4 cm.
Deze wijziging is noodzakelijk aan
gezien is bebleken, dat door het be
staande verbod - dat geldt voor de
periode 1 april tot 1 oktober - het
beoogde effekt, nl. het bestrijden van
de iepespintkever als verspreider van
de iepeziekte, niet voldoende wordt
bereikt. Daar na 1 oktober veel iepen
wordt geveld, zijn er in de winterpe
riode grote hoeveelheden iepehout
in omloop. In veel gevallen blijft
niet-ontschorst iepehout tot na 1
april op opslagplaatsen liggen en kan
dan een ernstige besmettingsbron
vormen voor in de omgeving staande
iepen. Deze opslagplaatsen zijn
meestal niet bekend en dus onkon-
troleerbaar, doordat vervoer en op
slag tot dusver van 1 oktober af zon
der meer zijn toegéstaan.
Om deze gevaren tegen te gaan
wordt het verbod thans het gehele
jaar van kracht.
Een tweede wijziging betreft het doen
vervallen van de uitzondering op het
bestaande verbod voor iepehout dat
onder water wordt bewaard. Dit al
ternatief voor ontschorsen bleek in de
praktijk vaak niet te gebeuren vol
gens de daaraan te stellen eisen.
Het bestuur van de Unie van Water
schappen heeft de besturen van wa
terschappen geadviseerd de Wet
openbaarheid van bestuur op hun
waterschap toe te passen. De Wet
openbaarheid is op 1 mei 1980 voor
rijk, provincies en gemeenten in wer
king getreden.
Op grond van praktische overwegin
gen zijn de overige openbare licha
men, waaronder de waterschappen,
voorlopig nog niet onder de werking
van de wet gebracht. Bij algemene
maatregel van bestuur kan de wet te