ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN NATUUR- EN LANDSCHAPSBEHEER OP LANDBOUWBEDRIJVEN Natuurlijk milieu en de landbouw H et basisonderzoek is gericht op het effekt van kultuurtechnische maatregelen op de bedrijfsresulta ten. Uiteraard kan dit onderzoek ook dienen om effekten te bepalen, wan neer landbouwkundig gewenste maatregelen om enigerlei reden achterwege blijven. Bijvoorbeeld het handhaven van landschappelijke elementen als onverharde wegen en perceelsrandbegroeiingen. D e veelheid van belangen in het 25 jaar I.C.W. In verband met de snelle ontwikkelingen in de rundvee houderij, waarbij de gemiddelde veebezetting per ha met 1,5 tot 2% per jaar stijgt, bestaat er een sterke behoefte aan uitbreiding van de grasproduktie. De hogere grasopbreng sten worden voornamelijk bereikt door hogere stikstofgif ten, terwijl daarnaast in een aantal gebieden nog produk- tiestijging mogelijk is door verbetering van de ontwatering. Bovendien vragen de grotere veestapels grotere percelen wat leidt tot onder meer het dempen van sloten en het rooien van houtwallen en heggen. Door deze ontwikkelin gen verandert het grasbestand en wordt het landschap grootschaliger. basisonderzoek geïntegreerd onderzoek G.H. Reinds Instituut voor Kuituurtechniek en W aterhuishouding Wageningen Het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding te Wageningen herdenkt dit jaar het feit dat het 25 jaar geleden werd opgericht. Het onderzoek van deze onder het Ministerie van Landbouw en Visserij ressorterende instelling heeft be trekking op verschillende aspekten van de waterhuishouding, de waterkwaliteit, de bodemtechniek en de landinrichting. In het kader van dit jubileum publiceren wij een serie artikelen ten einde aan de betekenis van het onderzoek voor de praktijk een ruimere bekendheid te geven. Onderstaand artikel is een van deze reeks. Prof. dr. A.J. Wiggers, algemeen di- rekteur van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer heeft het R.I.N.-rap- port "Bemesting, waterhuishouding en intensivering in de landbouw en het natuurlijk milieu" aangeboden aan de staatssekretaris van C.R.M. de heer G.C. Wallis de Vries. Staatssekretaris Wallis de Vries zal het rapport voorleggen aan de Na- tuurbeschermingsraad (met een ver zoek tot advisering over deze zaak), de minister van Landbouw en Visserij (met het verzoek het rapport voor te leggen aan de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek) en aan de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Het ministerie van C.R.M. heeft enige tijd geleden het Rijksinstituut voor Natuurbeheer verzocht een brede literatuurstudie uit te voeren ten einde meer inzicht te krijgen in de effekten van de landbouwkundige ontwikkelingen op natuur en land schap. De studie gaat in op bemesting, water beheersing en intensivering in de agrarische bedrijfsvoering en be schrijft de effekten hiervan op de ekologische en landschappelijke waarden in het agrarisch kuituur- landschap. Enkele resultaten worden hieronder weergegeven. Uit studies over agrarische bemes ting blijkt dat de effekten steeds in grijpender worden. Zo werd er in 1973 landelijk gemiddeld ongeveer zestig kilo fosfaat per ha per jaar méér gebruikt dan landbouwkundig gezien noodzakelijk is en plaatselijk (met name in de gebieden met in tensieve veehouderij) zelfs 250 kilo per ha. per jaar te veel. Hoewel agrarisch fosfaat, zoals uit kunst mest, in de regel goed door de grond kan worden vastgelegd, is op een aantal plaatsen door overbemesting dit vermogen tot vastlegging ver overschreden met als gevolg vrijwel volledige uitspoeling. Grondwaterstand Op het punt van de waterbeheersing ten behoeve van de landbouw is de algemene tendens waarneembaar van snelle afvoer van regenwater en verlaging van het grondwaterpeil, waardoor er in droge maanden een tekort aan water optreedt. In dit te kort wordt dan voorzien door aan voer van "vreemd" oppervlaktewa ter, voornamelijk (vervuild) Rijnwa ter en kunstmatige beregening, waarvoor zowel oppervlaktewater als grondwater wordt gebruikt. Het rapport, heeft onder meer ter visie en ter kommentaar gelegen bij de Landbouwhogeschool te Wage ningen en verschillende landbouw onderzoekinstellingen en is op schriftelijke aanvraag verkrijgbaar bij de CRM-voorlichtingsdienst, postbus 5406, 2280 HK Rijswijk. onderzoek betrokken. Proefoogsten wezen uit dat via schatting het goed mogelijk is de verschillen in op brengsten vast te stellen. Het bleek zowel de hoogte van de aangrenzen de houtopstanden als de ligging ten opzichte van de zon van invloed zijn op de kantverliezen. Soortgelijk onderzoek is in de loop der jaren verricht voor grasland. Bij grasland spelen naast het direkte ef fekt op de opbrengst ook de oogst- verliezen bij de voederwinning een rol. Om hierin meer inzicht te ver krijgen is in de periode 1976 tot en met 1978 van een groot aantal prak- bineerd. Bij de onderlinge afweging van de verschillende inrichtingsmo gelijkheden speelt het komputerpro- gramma AGREVAL (Agrarische Evaluatie Landinrichting) een be langrijke rol. Dit programma dat op het Instituut is ontwikkeld biedt de mogelijkheid het effekt te begroten van elke kultuurtechnische ingreep op de bedrijfsresultaten. Hierbij kan men denken aan eenvoudige ingre pen als het samenvoegen van perce len, aan ingrijpende wijzigingen in de verkaveling en de ontwatering bijvoorbeeld via ruilverkaveling of aan het opleggen van beperkingen van een aantrekkelijk landschap of het verdwijnen van een bepaalde plante- of vogelsoort moeilijk in geld is uit te drukken. Hoever men wij gaan op de weg tus sen inrichting voor moderne be drijfsvoering en het behoud van na tuurwaarden zal dan ook niet alleen op ekonomische grondslagen kun nen worden gebaseerd. Wel kunnen we door onderzoek de konsequenties van bepaalde ingrepen aangeven en zodoende een bijdrage leveren aan een verantwoorde afweging van de wederzijdse belangen. Om te voorkomen dat karakteristie ke elementen in landschappelijk aantrekkelijke en natuurweten schappelijk interessante gebieden verloren gaan kan de behoefte bes taan beperkingen op te leggen aan de ontwikkelingen in het agrarisch grondgebruik. Hiervoor liggen twee wegen open, namelijk aankoop en beheer door Staatsbosbeheer of een natuurbeschermingsorganisatie of het sluiten van een beheersovereen komst met de grondgebruiker. Aankoop en beheer door genoemde organisaties vindt voornamelijk plaats in die gebieden waar land bouwkundig gebruik niet of nauwe lijks meer mogelijk is omdat ver gaande voorwaarden aan de exploi tatie en het beheer worden gesteld. Deze voorwaarden kunnen bijvoor beeld zijn: geen bemesting, niet maaien voor 1 juli en zeer geringe inscharingsdichtheid bij beweiding. Doel is het herstel van de oorspron kelijke vegetatie en het geven van broedgelegenheid voor bedreigde vogelsoorten. Bij het sluiten van een beheersove reenkomst met de grondgebruiker gaat het doorgaans om minder ver gaande voorwaarden. Te noemen valt het handhaven van houtopstan den, niet voor 15 juni maaien en geen chemische bestrijdingsmiddelen ge bruiken. Deze voorwaarden worden in een beheersplan vastgelegd. Hier in worden de doeleinden en de be heersmaatregelen beschreven die nodig zijn om het beoogde doel te bereiken. In dit plan wordt tevens aangegeven welke vergoedingen voor het pakket van maatregelen zullen worden gegeven. Ten behoeve van het op te stellen beheersplan en de op grond daarvan uit te keren beheersvergoedingen is uiteraard kennis noodzakelijk om trent de invloed van de maatregelen op de bedrijfsvoering. Hier nu ligt een taak voor de onderzoeksinstitu ten waaronder het Instituut voor Kuituurtechniek en Waterhuishou ding (ICW). Het ICW heeft vanaf zijn ontstaan onder meer onderzoek verricht naar de invloed van de wa terhuishouding op het produtyieni- veau en het effekt van de percelering en de ontsluiting op bewerkelijkheid en produktie-omvang. Oorspronkelijk was het doel van dit onderzoek enerzijds het verkrijgen van ontwerpnormen voor kuituur- technische werken en anderzijds het begroten van het effekt van voorges telde of uitgevoerde verbeterings maatregelen. Toen de roep kwam om meer aan dacht voor natuur en landschappe lijke waarden, waren in feite dezelf de basisgegevens nodig. Zoals voor de bepaling van het effekt van het handhaven van bepaalde land schapselementen, van kleinschalige landschappen en van ondiepe ont watering op de bedrijfsresultaten. Dit artikel heeft betrekking op een tweetal aspekten van het onderzoek van de afdeling bedrijfstechniek en 12 Onverharde wegen kunnen landschappelijk gezien erg interessant zijn -ekonomie van het ICW. Er wordt een indruk gegeven van het basison derzoek naar het effekt van afzon derlijke maatregelen. Tevens komt het geïntegreerde onderzoek naar inrichtingsmogelijkheden van gebie den met belangrijke natuur-weten- schappelijke en landschappelijke waarden aan de orde. tijkpercelen de relatie onderzocht tussen het voorkomen van opgaande begroeiing op de perceelsranden en de lengte van de veldperiode. Het blijkt dat de lengte van de veldpe riode duidelijk ongunstig wordt beïnvloed door het voorkomen van veel begroeiing op de perceelsran den. -Het onderzoek naar het effekt hiervan op de oogstverliezen wordt momenteel nog voortgezet. Resulta ten van dit onderzoek waarbij be halve aan de opbrengst ook aandacht wordt besteed aan de arbeidsbe- hoefte kunnen onder andere worden gebruikt als basis voor het vaststellen van beheersvergoedingen voor bij voorbeeld het handhaven van singels en houtwallen en/of kleine percelen. ten aanzien van perceelsindeling, bemesting en ontwatering. Behalve aan de landbouwekonomi- sche toetsing van de verschillende inrichtingsmogelijkheden wordt ook aandacht besteed aan/de waarden van landschap en natuur. Het grote probleem hierbij is dat het verlies Opbrengst aan maïskolven over 3 m lengte uit een aantal rijen (rijenafstand 0,75 m) vanaf de grens met een dennenbos In de periode 1972 tot en met 1975 is onderzoek verricht naar de invloed van opgaande begroeiing op de op brengst van snijmais (fig. 1). Hiertoe werden op een groot aantal percelen schattingen verricht van de op brengsten langs diverse soorten sin gels, houtwallen en bomenrijen. Zo wel gewaslengte en standdichtheid van het gewas als een schatting van de korrelopbrengst werden in het landelijk gebied en de vaak gekom- pliceerde relaties tussen deze belan gen maken systematische plannings- en ontwerpmethoden dringend ge wenst. In een proefgebied in de pro vincie Noord-Brabant wordt in sa menwerking met een viertal andere instituten een planningsmethode ontwikkeld waarbij de belangen van landbouw, landschap en natuur op verantwoorde wijze worden gekom- maar als transportroute zijn ze niet altijd even aantrekkelijk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 12