Wereldbank: meer nadruk
op zelfvoorziening granen
"Agrarische sektor in Europa
moet krachten bundelen"
F.N.Z.-voorzitter Zijlstra ziet af
van burgemeestersambt
Dr. Ir. M.P.M. Vos te Gent:
Kamerleden vragen informatie
over problemen in vleeswaren
Bezoek minister Braks aan China leidt
tot enkele konkrete
samenwerkingsprojekten
Griekse
exportbeperkingen
t.a.v. paarden
opgeheven
Stijging wereld-
graanproduktie
voorspeld
Vooral van ontwikkelingslanden
Betrokkenheid bij landbouw doorslaggevend
Tijdens de studiedag t.g.v. de Inter
nationale Jaarbeurs te Gent op 25
september j.l. heeft de plv. direkteur-
generaal voor Landbouw en Voedsel
voorziening, dr. ir. M.P.M. Vos, de
Europese land- en tuinbouw opge
roepen de krachten te bundelen om
samen de moeilijke tijd door te ko
men.
Waarom, zo vroeg de heer Vos zich
af, zouden agrariërs, met name de
tuinders, zich tegen elkaar afzetten?
Hij waarschuwde dat een opstelling
als kemphanen slechts verliezers zal
opleveren; maar een gezamenlijk op
trekken in noordelijk West-Europa
zal de glastuinbouw en de agrarische
sektor als geheel sterteer doen staan,
hetgeen ook de konsument ten goede
zal komen.
Dr. ir. Vos besprak het Nederlandse
beleid t.a.v. de energievoorziening in
met name de glastuinbouw.
In het kort schetste hij de ontwikke
lingen die ons land voor wat betreft
de tuinbouw en met name de glas
tuinbouw, hebben gemaakt tot wat
zij is, nl. de draaischijf voor interna
tionale handel in groenten en bloe-
misterijprodukten in West Europa.
De technische mogelijkheden voor
energiebesparing zijn volgens de
heer Vos groot. Zij hebben vrijwel
alle als nadelen: de investeringen
zijn hoog, de klimatologische veran
deringen onzeker, de praktische
energiebesparing onbekend, de vor
deringen in technische zin nog niet
voldoende te overzien enz.
Vos: "Een zaak die sterk onze aan
dacht heeft is de benutting van al
ternatieve energiebronnen. Dit is
uiteraard geen zaak voor landbouw
alleen en noch van Nederland alleen.
Zonne-energie wordt in land- en
tuinbouw in hoge mate benut, vooral
de glastuinbouw maakt daarvan op
timaal gebruik via de grote zonne-
kollektor, die wij kas hebben ge
noemd.
Windenergie is een optie, die voor de
Nederlandse glastuinbouw met zijn
centra, geen mogelijkheden biedt.
Geothermie biedt mogelijk op lan
gere termijn perspektief. Land- en
tuinbouw wachten in deze rustig op
de mogelijke resultaten van het on
derzoek, waarbij het probleem van
de warmteopslag en de corrosie nog
lang niet zijn opgelost".
Restwarmte
Kolen zullen ook slechts indirekt
betekenis kunnen hebben voor de
tuinbouw. Hiermee bedoelt dr. Vos
dat individueel stoken met kolen ge
zien de miüeuproblematiek een uto
pie is. Wellicht kan op langere ter
mijn kolenvergassing via ons eigen
aardgasnet wel mogelijkheden bie
den.
Waar op middellange termijn (3-8
jaar) hogere verwachtingen van bes
taan, is de benutting van rest- en af
valwarmte van centrales en indus
trieën. Hier over wordt gezamenlijk
met de Nederlandse Energie Ont-
wikkelings Maatschappij (NEOM)
een aantal studies verricht. Voor
waarde blijft uiteraard dat een en
ander past in ons eigen vestigingsbe
leid, waarbij wij verspreide vestiging
afwijzen.
Tot slot in dit rijtje de door landbouw
en bosbouw zelf te produceren ener
gie. Voor onze omstandigheden zijn
landbouwteelten voor energiewinning
niet haalbaar. Daarvoor is onze land
bouw te kleinschalig.
Produktie van methaangas uit afval-
produkten uit onze veehouderijsek-
tor en gebruik van hout uit de bossen
en hout van afval zijn mogelijkheden.
Belangrijk is hierbij de oplossing van
het probleem deze produkten te ver
zamelen om op redelijke schaal ener
gie en warmte te kunnen produceren.
Wellicht zit hier op langere termijn
perspektief in.
Hoe kun je voork. dat veterinaire en
andere sanitaire maatregelen in de
EG-lidstaten misbruikt worden voor
protektionistische doeleinden; geef
ons een indringend inzicht in de
werkgelegenheidssituatie in de vee-
en vleeswereld; wat zijn de oorzaken
van de sterke toeneming van de ex
port van levende slachtdieren vanuit
Nederland". Dat zijn enkele van de
indringende vragen die leden van de
vaste commissie van landbouw en
visserij uit de Tweede Kamer op 25
september aan een delegatie van het
produktschap voor vee en vlees (pw),
het bedrijfschap slagersbedrijf en de
algemene Nederlandse slagershond
(ans) als huiswerk meegaven ter
beantwoording voor 20 oktober a.s.
Dan namelijk komt de begroting '81
van het departement van landbouw in
de Kamer ter sprake.
Op uitnodiging van de vaste com
missie gaf de delegatie uit de vee- en
vleeswereld, onder leiding van ir.
G.A. Meijer (voorzitter pw) en H.C.
Scholte (voorzitter bedrijfschap sla
gersbedrijf) in korte trekken een
beeld van de aktuele problemen in
de sektor. De huidige prijsdaling in
de kalversektor noemde Meijer in
een mondelinge toelichting scanda
leus. Er is dan ook een vraag blijven
hangen of Nederland in het bijzon
der in Italië wordt gediskrimineerd.
De grote afhankelijkheid van export
van varkens-, kalfs- en schapevlees
van ons land veroorzaakt een bijzon
dere gevoeligheid voor marktversto
ringen, merkte hij op. Opslag is zel
den voordelig. Een sterke konserve-
nindustrie zoals vroeger, zou in zulke
situaties een bufferfunktie hebben
vervuld. Een volledige veterinaire en
sanitaire harmonisatie in de EG is
hoogst urgent. Daarbij is het niet zo
zeer een probleem, dat eisen zelfs
zwaarder zouden worden dan nu, zei
hij. Het belangrijkste is dat het be
drijfsleven weet waar het aan toe is.
In zijn korte toelichting wees Meijer
er tegenover de leden van de com
missie op, dat de produktie-omvang
van de intensieve veehouderij welis
waar sterk is gestegen, maar dat er in
wezen zelden sprake is geweest van
afzetproblemen. Konkurrentiefakto-
ren, die weinig met het bedrijfsleven
zelf te maken hebben, hinderen ech
ter de ontwikkeling. Als een van die
faktoren noemde hij de stand van
zaken bij de uitvoering van de Ne
derlandse wetgeving waaronder de
Veewet en de Vleeskeuringswet. En
dat vooral, als de kosten van uitvoe
ring van zulke wetten in andere lan
den niet op het bedrijfsleven druk
ken. Hij wees er daarbij op, dat be
houdens enkele wijzigingen, de hui
dige wetgeving - met alle kostenver
hogende faktoren van dien - van 50
jaar her, niet meer is toegesneden op
de huidige situatie. Overigens kan
men de vraag stellen, als je er 50 jaar
mee geleefd hebt of dat ook niet 51
jaar kan, merkte hij sarcastisch op.
Minister ir. G. Braks (landbouw en
visserij) heeft op uitnodiging van zijn
Chinese ambtgenoot van 17 - 25 sep
tember 1980 een werkbezoek ge
bracht aan de Volksrepubliek China.
De minister, die o.m. vergezeld was
van de direkteur-generaal voor Land
bouw en Voedselvoorziening, ir. A. de
Zeeuw, heeft gebieden in het noord
oosten, het midden en het zuiden van
China bezocht.
Aan het einde van zijn verblijf in
China ondertekende de minister in
de Grote Hal van het Volk éen me
morandum m.b.t. de verdere ont
wikkeling van de wederzijdse sa
menwerking tussen Nederland en
China op het gebied van de land
bouw en de agrarische industrie.
Besloten is om twee samenwerkings
projekten gericht op resp. grasland
verbetering in de noordelijke pro
vincies Jilin en Jiangxi en in de zui
delijke provincie Hubei, alsmede een
kassenprojekt in de noordelijke pro
vincie Heilongkiang met voorrang
tot uitvoering te brengen.
Minister Braks heeft toegezegd dat
daarbij van Nederlandse zijde, de
benodigde technologische kennis,
training en zaden voor proeven zul
len worden ingebracht. Verder is af
gesproken dat er in 1981 over en
weer missies zullen worden uitge
wisseld op het gebied van het land
bouwkundige onderzoek, onderwijs
en voorlichting, alsmede van de lan
dinrichting, waterbeheersing en bos
bouw, inklusief de milieuaspekten
daarvan.
Voorts zal er in principe in 1981 in
China een manifestatie worden
georganiseerd van de Nederlandse
produktiekapaciteit en technologi
sche kennis op het gebied van de
landbouw en de agro-industrie.
Minister Braks heeft zijn voornemen
bekend gemaakt om o.a. ter verge
makkelijking van de verdere kon
takten van het Nederlandse bedrijfs
leven een landbouwattaché in Pe
king te benoemen.
Tenslotte werd de instelling van een
werkgroep overeengekomen, die de
verschillende samenwerkingsaktivi-
teiten zal stimuleren en koördineren.
De werkgroep komt eens per jaar
bijeen, en daarbij zullen ook verte
genwoordigers van het bedrijfsleven
worden betrokken.
Tot voor kort was in Griekenland de
regeling van kracht volgens welke
voor export slechts paarden mochten
worden bestemd die ouder dan 15 jaar
en ongeschikt voor agrarische arbeid
waren.
In een vanwege het Griekse ministe
rie van landbouw ingesteld onderzoek
is gebleken dat het verzamelen van de
dieren en de verzorging tijdens het
transport op bevredigende wijze ge
schieden op grond van internationaal
geldende regels.
Dit o.m. antwoordt minister ir. Braks
(landbouw en visserij) op schrifte
lijke vragen van de Tweede Kamer
leden Scherpenhuizen, Waalkens en
Evenhuis naar dergelijke regels en de
verminking van paarden als uit
vloeisel hiervan.
De bewindsman ontkent niet dat in
incidentele gevallen van ontoelaat
bare praktijken sprake geweest kan
zijn.
De betreffende exportbepalingen
zijn volgens mededelingen van zijn,
Griekse ambtgenoot inmiddels op
geheven.
Tegelijkertijd heeft het ministerie
van openbare orde de politie ver
zocht toe te zien op een strikte nale
ving van de bestaande wetgeving ter
bescherming van dieren, waaronder
de Europese Conventie ter bescher
ming van dieren tijdens internatio
naal vervoer, die Griekenland in
1977 heeft geratificeerd.
Volgens de jongste raming van het
Amerikaanse ministerie van land
bouw zal de wereldgraanproduktie in
het seizoen 1980/81 stijgen tot 1.581
miljoen ton, vergeleken met 1.520
miljoen ton in het jaar daarvoor.
In de Sowjet-Unie en Oost en West-
Europa zullen waarschijnlijk grotere
oogsten worden binnengehaald, maar
in Canada en de Verenigde Staten zal
de produktie kleiner zijn.
Het ministerie raamt de wereldtar-
weproduktie thans op 444 miljoen
ton tegen 414 miljoen ton in 1979/80.
De wereldproductie van voedergra-
nen wordt geraamd op 743 miljoen
ton, tegen 728 miljoen ton verleden
jaar en de wereldrijstproduktie zal
toenemen tot 394 miljoen ton (373
miljoen ton).
Graanembargo tegen de Sovjet Unie
minder belangrijk?
Als de droogte en de hittegolf nog
even aanhouden, wordt het graan
embargo een minder belangrijke is
sue in de politiek. Op de "future"
markt in Chicago beginnen de prij
zen van mais en soja al aardig op te
lopen, waarbij dus gespeculeerd
wordt op een kleine oogst. Geringere
voorraden en hogere prijzen zouden
dan een dempend effekt hebben op
het politieke rumoer rond de door de
republikeinen en de boerenorgani-
saties beoogde opheffing van het
graanembargov
Overigens heeft nu ook Minister
Bergland zich geschaard in de rij van
sprekers, die Reagan's aanval op het
embargo hekelen: "voedsel kan ef-
fektief gebruikt worden om onze na
tionale veiligheid te verdedigen". In
het licht van de recent afgesloten
meerjarenovereenkomst tussen Ar
gentinië en de Sovjet-Unie (voor de
leverantie van 22 Vi miljoen ton mais,
sorghum en soja in de komende vijf
jaar) is de waarde van voedsel als
wapen wellicht toch kleiner dan
voorgesteld.
Voor Wereldoorlog II was praktisch alleen West-Europa netto-impor
terend voor granen.
Thans is het zo dat alleen de Verenigde Staten en Australië niet
netto-importerend zijn, aldus een rapport van de Wereldbank. Mo
menteel gaat ongeveer 14% van de wereldgraanproduktie via de inter
nationale handel naar de verbruikers, voor Wereldoorlog II was dat
slechts 4%.
Een en ander is voor de Wereldbank
aanleiding zijn politiek ten aanzien
van de ontwikkelingslanden vooral,
de granenproduktie in die landen te
stimuleren.
Eerder lag vooral de nadruk op het
belang van de export uit de ontwik
kelingslanden, als gevolg waarvan
deze landen zich vooral gingen toe-
leggen op voor export geschikte pro
dukten, als palmolie, tapioka, sui-
kerriet, koffie enzovoort, als gevolg
waarvan de produktie van granen
bestemd voor de voedselvoorziening
zodanig sterk daalde dat belangrijke
importen nodig waren. De omvang
van de graanhandel was vorig jaar
181 miljoen ton aan tarwe etc, wat
zware opgaven opleverde voor de
importhandel, de distributie en last
not least voor de betalingsbalans van
de importerende, vooral ontwikke
lingslanden.
Ongeveer 20% van de wereldgraan
produktie treft men aan in Noord
Amerika, die voorts zo'n 80% van de
wereldhandel voor zijn rekening ne
men. De gemiddelde graanexport
gedurende de laatste jaren bedroeg
voor de Verenigde Staten rond 95
miljoen ton, terwijl de netto-export
van Canada rond de 18 miljoen ton
lag. In Azië is de grootste exporteur
Thailand, dat vorig jaar 2,8 miljoen
ton uitvoerde, wat overeenkwam met
13% van de totale exportwaarde van
het land.
Wereldproduktie oliehoudende
zaden
De wereldproduktie aan oliehou
dende zaden wordt door het Ameri
kaanse ministerie van Landbouw
voor 1980/81 geraamd op 166,8 mil
joen ton, vergeleken met 172,3 mil
joen ton in 1979/80.
De wereldproduktie aan sojabonen
is geraamd op 84,9 miljoen ton. In
1979/80 was dat ongeveer 94,4 mil
joen ton.
De daling van de produktie is in de
eerste plaats toe te schrijven aan een
verminderde produktie in de Vere
nigde Staten van sojabonen, katoen
zaad en zonnebloempitten. Ook in
Canada ligt de opbrengst aan raap-
en lijnzaad beneden die van vorig
jaar.
Onlangs heeft de FNZ-voorzitter R.
Zijlstra aan de gemeenteraad van
Smallingerland, de Commissaris van
de Koningin en de Minister van Bin
nenlandse Zaken meegedeeld dat hij
geen herbenoeming als burgemeester
ambieert.
De belangrijkste overweging hierbij
is geweest dat de huidige kombinatie
van funkties en verantwoordelijkhe
den dusdanig zwaar is dat een voort
zetting hiervan voor de komende zes
jaar zijns inziens te grote risiko's
voor een doeltreffende uitoefening
zal meebrengen. Bovendien liggen de
aandachtsvelden wel zeer ver uiteen.
Het is de verstrengeling en deze be
trokkenheid bij de agrarische be
drijfstak geweest die thans bij de af
weging van de huidige en van de
toekomstige funkties de doorslag
heeft gegeven. Deze keus is mede
beïnvloed door de recente diskussies
in het bestuur van de FNZ, waaruit
duideüjk de konklusie valt te trekken
dat het bestuur van oordeel is dat
gewerkt moet worden aan een reor
ganisatie van de belangenbeharti
ging ten dienste van de zuivelsektor,
waardoor een grotere effektiviteit op
die terreinen die noodzakelijk en
nader omschreven dienen te zijn, kan
worden bereikt.
De heer Zijlstra besluit zijn motive
ring als volgt: "Opnieuw een be
langrijke en ook voor ons persoonlijk
weer een ingrijpende beslissing, ech
ter in volle overtuiging en volledig
voor persoonlijke rekening en risiko
genomen. In de hoop dat de her
nieuwde en hechtere verbindingen
die ik dan weer met de agrarische
sektor en met de zuivelwereld in het
bijzonder wil opbouwen vruchtbaar
kunnen zijn en dezelfde voldoening
zal kunnen geven die 25 jaar arbeid
ten dienste van deze sektor tot nu toe
heeft meegebracht".