Aksent onderzoek meer op kwaliteitsverbetering De Nederlandse landbouw boerde achteruit Landbouwbegroting 1981 Ui Dc H et landbouwkundige onderzoek acht ik een van de belangrijkste instrumenten van landbouwbeleid voor het bereiken van een verant woorde agrarische produktie en van een hoogwaardige voeding alsmede van een evenwichtig (en meervoudig) gebruik van de landelijke gebie den. Het gebruik van de groene ruimte voor de produktie van voedsel, grondstoffen en siergewassen, èn voor wonen, werken en verpozen brengt de noodzaak met zich de effekten van de verschillende bestem mingen en inrichtingsmaatregelen op de landbouw, de natuur, het landschap, de leefbaarheid, de ekonomische gevolgen en de kwaliteit van bodem, water en lucht nader te bepalen. Ook zal voor de problemen die zich voordoen in de overgangszone tussen stad en platteland, en de wisselwerking en samenhang tussen landbouw, natuur en landschap, het landbouwkundige onderzoek de daartoe noodzakelijke kennis moeten verdiepen en uitdragen." I n het kader van de bezuinigingen over het begrotingsjaar 1981 zal het aandeel van het departementale landbouwkundige onderzoek voor een groot deel moeten worden ge vonden in een bezuiniging op de per soneelsformaties. Hiertegenover staat dat de ministers van weten schapsbeleid en landbouw en visserij van plan zijn voor een beperkt aantal jaren gezamenlijk fondsen tot een bedrag van 4 min. jaarlijk te be- I n het onderzoek betreffende de produktie zal het aksent steeds meer komen te liggen op kwaliteitsverbe tering in plaats van op produktie- verhoging. Er is grote behoefte aan gegevens omtrent de wensen van de konsument ten aanzien van produk tie, samenstelling, kwaliteit, assorti ment en presentatie van door de landbouw en aanverwante industrie geleverde produkten om te komen tot een afgewogen beleid ten behoe ve van zowel konsument als produ cent. Ook is het noodzakelijk, meer dan nu het geval is, de voedingswe tenschappen op te nemen in het landbouwkundige onderzoek. D, Meer onderzoek t.b.v. ontwikkelingslanden D e inrichting van de gebieden, die in de Nota Landelijke Gebieden worden aangeduid als "gebieden binnen de stedelijke invloedssfeer", wordt in toenemende mate van be lang. De vele funkties, die deze ge bieden moeten kunnen vervullen vragen om een daarop goed afges temde inrichting. Onderzoek ten be hoeve van in deze gebieden voorge nomen of in voorbereiding zijnde landinrichtingsprojekten (Midden- I n het boekjaar 1979/1980 zijn de kosten sneller gestegen dan de opbrengsten in de landbouw. De netto toegevoegde waarde bedroeg ruim 5,9 miljard; een daling met 3% t.o.v. het voorgaande jaar. Dit is vooral toe te schrijven aan de teruggang van de resultaten in de melk veehouderij, veroorzaakt door een vrij scherpe stijging van de veevoe- derprijzen. De rentabiliteit van de bedrijven is, met uitzondering van de akkerbouw in enkele gebieden, verslechterd. Die van de veredelingsbe- drijven onderging weinig verandering. Dit blijkt uit de Memorie van Toelichting op de landbouwbegroting. D e rentabiliteit van de weidebe- drijven is in 1979/1980 verslechterd. D, Melkveehouderij Rentabiliteit van de bedrijven Akkerbouw Veredeling totale onderzoekbudget voor derge lijke projekten aangewend. Minister Braks streeft ernaar dat in 1984 de geplande 5% zal worden bereikt. De opleiding van onderzoekers uit ont wikkelingslanden door Nederlandse wetenschappers zal nog worden uit gebreid. De dit jaar ingestelde inter nationale kursus te Wageningen ter voorbereiding van jonge onderzoe kers voor research ten behoeve van problemen van de kleine boer en voor de plattelandsontwikkeling in de Derde Wereld kan daarbij een belangrijk middel zijn. Minder personeel; extra geld Dit o.m. stelt minister Braks in zijn Memorie van Toelichting in de pa ragraaf onderzoek, onderwijs en voorlichting. Verbetering arbeidsomstandigheden D, e omstandigheden waaronder mensen in de landbouw en in aanver wante takken van ekonomische be drijvigheid moeten werken, zijn vaak voor verbetering vatbaar. Op verzoek van het Landbouwschap is een aan vang gemaakt met onderzoek, gericht op het tot stand komen van een funktiewaardering voor werkers in de landbouw. Minister Braks zal voorts laten onderzoeken hoe verbetering van de arbeidsomstandigheden mo gelijk is en op welke wijze de licha melijke en geestelijke belasting kan worden verminderd. De bijzondere programma's die ge richt zijn op de milieuproblematiek, het welzijn van de landbouwhuis dieren, het energiegebruik en de au tomatisering krijgen onverminderd de aandacht die nodig is om tot ver beteringen en vernieuwingen te ko men. Er moet in de onderzoekprogram ma's meer ruimte ontstaan voor ge heel nieuwe zienswijzen die moge lijkheden in zich bergen om op lan gere termijn vernieuwend of zelfs grensverleggend te werken. De kwaliteit van het landbouwkun dige onderzoek is mede afhankelijk van een snel en doeltreffend voor toepassing geschikt maken van nieu we wetenschappelijke uitkomsten. De ontwikkelingen in de celgenetica, de biomoleculaire wetenschappen en de mikro-elektronika worden goed gevolgd en daar waar mogelijk toe gepast. Gevolg hiervan is dat het onderzoek steeds opnieuw zal moe ten worden geprogrammeerd, aldus minister Braks. Ontwikkelingshulp stemmen voor de stimulering van het landbouwkundige onderzoek op en kele wetenschapsterreinen van hoge prioriteit. Onderzoek landinrichting Delfland, Haaglanden en IJssdl- monde) draagt in belangrijke mate bij aan de kennis omtrent de speci fieke inrichtingsvraagstukken. De toenemende ingewikkeldheid van de landinrichting vraagt om een steeds grondiger inzicht in de bo demgesteldheid, de waterhuishou ding, de sociaal-ekonomische situa tie, de verkaveling, de ontsluiting, de natuur- en landschapswaarden, de kuituurhistorie, de behoefte aan en het aanbod van rekreatievoorzienin- gen. Meer ruimte voor gezinsbedrijf O m de konkurrentiepositie van de agrarische sektor op peil te houden of te versterken vindt minister ir. G. Braks dat aandacht nodig is voor de kostenstijgingen in produktie en verwerking. Daarbij acht hij extra ruimte voor het gezinsbedrijf van groot belang Hij is van mening dat de agrarische produktie grotendeels plaats blijft vinden op gezinsbedrij ven: "De veerkracht van onze land en tuinbouw moet in hoge mate worden toegeschreven aan de zo ka- raktersitieke persoonsgebonden on dernemingsvorm. De mogelijkheden tot afzetvergroting die de markt nog biedt, moeten daarom zo veel moge lijk aan gezinsbedrijven ten goede komen". Dit ondanks een lichte toeneming van de veebezetting en een stijging met 2,5% van de uitbetaalde melk prijs. Belangrijkste oorzaak van de teruggang van de rentabiliteit is zonder twijfel de forse prijsstijging voor zowel kracht- als ruwvoeder. Bovendien liet de ruwvoederpositie van veel melkveehouderijbedrijven, zowel in kwantitatief als in kwalita tief opzicht, te wensen over. Dit als gevolg van ongunstige weersomstan digheden in voorjaar en zomer. Niet alleen moest er daardoor een groter beroep op duur aangekocht voer worden gedaan, een en ander bracht tevens een daling teweeg van de ge middelde melkproduktie per koe. Gemiddelde arbeidsopbrengst per ondernemer in guldens (op pachtbasis) e laatste jaren groeit het besef dat landbouwkundig onderzoek een belangrijke funktie vervul* in de plattelandsontwikkeling in de ont wikkelingslanden. Het beleid van de Regering is erop gericht, de eigen onderzoekkapaciteit van de ontwik kelingslanden te versterken. Daarbij kan de oprichting van de Internatio nal Service for National Agricultural Research (ISNAR) een belangrijke steun zijn. Het landbouwkundige onderzoe- kapparaat van het departement van landbouw volgde de ombuigingen die zijn aangegeven in de Meerja- renvisie 1977-1982, waardoor gelei delijk meer projekten ten behoeve van ontwikkelingslanden kunnen worden aangepakt. In 1980 wordt 8,3 min. besteed aan projekten die voor die landen van direkt belang zijn. Daarmee wordt 2,7% van het it voorlopige berekeningen van het LEI blijkt dat de opbrengstwaar- de van de landbouwsector in 1979/80 met ruim 1 miljard is toe genomen tot circa 21,3 miljard. De grootste bijdrage daartoe werd gele verd door de intensieve veehouderij (15% hogere produktiewaarde). In de melkveehouderij leidde de stijging van de opbrengstprijs van melk met 2,5% tot een hogere produktiewaarde van 3,5%. De melkproduktie steeg slechts 0,5%. Bij rundvlees nam de produktie weliswaar met 2,5% toe, maar daalden de opbrengstprijzen met zo'n 3,5%. De waarde van de akkerbouwproduktie week weinig af van het voorgaande jaar. Akkerbouwbedrijven Noordelijk Droogmakerijen kleigebied en IJsselmeer- polders Grotere bedrijven Zuidwestelijk kleigebied Veenkoloniën Op bedrijven die volledig eigendom zijn van de ondernemer, liggen de werkelijke kosten voor grond en ge bouwen hoger. Deze berusten op ei- genaarslasten en afschrijving, on derhoud en verzekering van gebou wen, drainage, bedrijfswegen en dergelijke, alsmede een rentevergoe ding voor het in de grond en be drijfsgebouwen vastgelegde vermo gen. Voor het hele land wordt voor 1979/1980 het verschil voor de gro tere akkerbouw- en weidebedrijven geraamd op 800 per ha. Dit bete kent niet dat het feitelijke inko mensverschil tussen pacht- en eigen- domsbedrijven ook zoveel bedraagt. 1976/77 186.300 217.200 73.100 39.100 1977/78 15.600 5.800 -4.000 30.000 1978/79 21.300 30.900 25.400 40.100 1979/80 1) 18.000 35.000 35.000 45.000 (13.000) (29.000) (31.000) (42.000) Kleigebieden Veenkoloniën Kleinere bedrijven 1976/77 44.900 11.500 1977/78 1.600 11.100 1978/79 12.800 13.400 1979/80 1) 14.000 14.000- (12.000) (13.000) O, Weidebedrijven Noordelijk Westelijk weidegebied weidegebied Grotere bedrijven Zandgebieden Weide- en zand gebieden Kleinere bedrijven e hierbij afgedrukte tabel geeft een overzicht van de gemiddelde ar beidsopbrengst per ondernemer in de verschillende kategorieën bedrij ven. De arbeidsopbrengst is een ren- tabiliteitskengetal dat wordt bepaald door de opbrengsten te verminderen met de werkelijk gemaakte en de berekende kosten. Bij deze rentabiliteitscijfers zijn als kosten voor gepachte grond en ge bouwen de werkelijk betaalde pachtsommen in rekening gebracht. Voor grond en gebouwen in eigen dom zijn de kosten berekend op het niveau van de pachtprijzen die voor vergelijkbare objekten in hetzelfde gebied in dat jaar gangbaar zijn. p de akkerbouwbedrijven liggen de bedrijfsuitkomsten in 1979/1980 wat hoger dan in het voorgaande jaar. De oorzaak hiervan moet wor den gezocht in de stijging van de op brengstprijzen, met name voor uien en aardappelen, die de daling van de fysieke opbrengsten in het algemeen ruimschoots heeft goedgemaakt. 1976/77 1977/78 1978/79 1979/80 1) 21.300 46.600 53.200 33.000 (26.000) 15.300 30.600 30.600 18.000 (12.000) 3.200 34.600 46.100 35.000 (29.000) 9.000 18.800 19.900 11.000 (10.000) Gemengde bedrijven Overwegend akkerbouw op klei Overwegend rundvee Aanmerkelijke veredeling rentabiliteit van de verede- lingsbedrijven onderging in 1979/1980 weinig verandering. Wel iswaar namen de opbrengsten, dank zij vooral een stijging van de op brengstprijzen, vrij sterk toe, doch daar stond een forse groei van met name de voederkosten tegenover. Grotere Grotere Kicinere Grotere Kleinere bedrijven bedrijven bedrijven bedrijven bedrijven 1976/77 65.700 9.000 - 5.200 16.100 4.300 1977/78 13.300 27.800 11.600 29.800 11.300 1978/79 15.600 31.300 5.900 23.600 11.500 1979/80 1) i 18.000 22.000 5.000 22.000 8.000 (14.000) (17.000) (4.000) (14.000) (5.000) 1) Deze cijfers dragen een voorlopig karakter; inkl. WIR-effekt, de tussen haakjes vermelde cijfers: exkl. WIR-effekt. 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 11