Opleiding dierverzorging moet in andere vorm PVV-regeling slachten en wegen slachtrunderen van kracht Onafhankelijk onderzoek import gewenst Uit rapport blijkt: Zelfstandige afdeling Uitbreiding belangrijkste sektoren pluimveehouderij AABL geven meer zekerheid bij nieuwbouw van bedrijfsgebouwen Binnenlands vleesverbruik verder toegenomen Export nam ook toe MEER DAN 10 MILJOEN VARKENS Kleine toeneming van de rundveestapel De werkgroep "Vervolgopleidingen Dierenhouderij in het kader van het Leerlingwezen en het Middelbaar Agrarische Onderwijs" adviseert m.i.v. het schooljaar 1980/1981 in Barneveld en Putten te laten begin nen met een aantal beroepsgerichte opleidingen "nieuwe stijl". De bestaande opleidingen, m.n. die voor dierverzorging aan de Lagere Agrarische School te Barneveld, zouden gelijktijdig moeten worden afgebouwd. een Praktijkschool voor Dierve- redeling. De werkgroep konkludeert dat de dagopleidingen dierverzorging op grond van haar specifieke doelstel lingen, een zelfstandige afdeling binnen het landbouwonderwijs zou moeten vormen. Toch adviseert zij in de beginfase de opleidingen binnen de bestaande landbouwafdeling te handhaven, waarbij o.m. wel voor enkele vakken ontheffing van de minimum-urentabel moet worden verleend en een dubbele vakrichting met een eigen leerstofomschrijving tot stand moet komen. Voorlopig zou de opleiding beperkt kunnen worden tot één centrale lo- katie (Barneveld/Putten). Na b.v. een periode van vijf jaren zou beke ken moeten worden of de opleidings mogelijkheden kunnen worden uitge breid en of oprichting van een zelf standige afdeling dierverzorging bin nen het landbouwonderwijs gerecht vaardigd is. (Het rapport kan worden besteld bij de Veterinaire Dienst van het minis terie van landbouw en visserij 070-793061) Dit o.m. blijkt uit het rapport "Op leidingen voor dierverzorgende en veterinair-ondersteunende beroe pen", dat de in 1978 ingestelde werkgroep onlangs heeft uitgebracht aan de direkteur van het Land bouwonderwijs. Beroepsopleidingen in de dierver zorging worden sedert een aantal ja ren door drie landbouwonderwijsin- stellingen te Barneveld en Putten verzorgd en de noodzaak wordt ge voeld aan deze als "experimenteel" aangeduide opleidingen een nieuwe vorm te geven. Op basis van het overleg dat de werkgroep met verschillende belan gengroeperingen heeft gevoerd, zijn doelstellingen opgesteld voor de vol gende opleidingen: kursus dierverzorger kinderboer derij aan een Praktijkschool voor Dierveredeling; opleiding dierverzorging in het kader van het leerlingwezen waarbij als vakschool een Lagere Agrarische School wordt aange wezen met ondersteuning van een Praktijkschool voor Dierverede ling; dagopleiding op MAS-B niveau aan een Middelbare Agrarische School met ondersteuning van een Praktijkschool voor Dierve redeling; dagopleiding op MAS-A niveau aan een Middelbare Agrarische School met ondersteuning van vrij stabiel geweest. Voor de tweede helft van het jaar wordt een lichte stijging verwacht. Ook de opwaartse druk op de andere kostenbestandde- len duurt voort. Bij levering aan de handel ontvingen de Nederlandse legpluimveehouders 2,25 per kg eieren inkl. BTW en toeslagen, het geen voldoende kan worden geacht voor een kostendekkende produktie. Inlegcijfers duiden op een stabilisatie van het leghennenbestand in Neder land in het vierde kwartaal van 1980. De toeleverende bedrijven onder schrijven deze indruk. Voor geheel 1980 wordt een produktie van 8 mil jard konsumptie-eieren verwacht en een uitvoer van 5 miljard stuks. Uit het halfjaarlijks overzicht van de pluimveesektor, dat ten behoeve van de 27 augustus jl. gehouden openbare bestuursvergadering van het pro- duktschap voor pluimvee en eieren werd opgemaakt, bleek dat de pro duktie in de belangrijkste sektoren van de pluimveehouderij zich uitbrei den. Voor de konsumptie-eieren wordt voor geheel 1980 een toename van 7verwacht en voor de slacht- kuikens van 3%. Voor slachteenden en slachtkalkoenen wordt evenwel een inkrimping verwacht. De prijzen van de pluimveevoeders zijn in het eerste halfjaar van 1980 Vanaf 5 september 1980 kunnen voor de nieuwbouw van bedrijfsgebouwen in de agrarische sektor de "Algemene Aannemingsvoorwaarden Bedrijfsge bouwen in de landbouw" (AABL) worden toegepast. De bedoeling ervan is dat bij nieuw bouw van bedrijfs gebouwen tussen opdrachtgever en aannemer duide lijke en evenwichtige afspraken wor den gemaakt, zodat beide partijen weten waar ze aan toe zijn. In de praktijk is namelijk gebleken dat bestaande algemene bouwvoorwaar- den meestal öf te vergaand öf te een zijdig zijn bevonden. De AABL zijn opgesteld op initiatief van het Landbouwschap en onder auspiciën van de Stichting Mechani satie Centrum vastgesteld door de drie organisaties die aan de tot standkoming hebben meegewerkt. Dat zijn naast het Landbouwschap het Nederlands Verbond van On dernemers in de Bouwnijverheid (NVOB) en de Vereniging van leve ranciers van Agrarische Bedrijfsge bouwen en Uitrusting (VABU). Voorts werd medewerking verleend door het Ministerie van' Landbouw en Visserij. Veel bedrijfsruimten worden in de landbouw gebouwd na een onder ling, niet meer dan globaal overleg tussen een agrarische ondernemer (opdrachtgever) en een plaatselijke aannemer. Het is echter beter dat dergelijke opdrachten duidelijk en van te voren worden vastgelegd. Voor de aannemer om tijdens en na de bouw onzekerheden en daaruit voortvloeiende misverstanden te vermijden. Voor de opdrachtgever enerzijds om een duidelijker beeld te krijgen van de relatie tussen prijs en kwaliteit van het bouwwerk en an derzijds om konkrete waarborgen te hebben voor hetgeen uiteindelijk wordt gebouwd. Het is daarom nodig dat juridisch voldoende wordt vast gelegd waar de verantwoordelijkhe den van partijen liggen en dat tech nisch de bouwopdracht zo goed mo gelijk wordt opgesteld en gekontro- leerd. Werkbeschrijvingen Voor wat betreft het technisch ge deelte van de bouwopdracht zijn voor de diverse soorten agrarische gebouwen zogenaamde "Werkbe schrijvingen" opgesteld. Omdat deze voortdurend "up-to-date" gehouden worden, zullen hiervan herhaaldelijk nieuwe versies uitgebracht worden. Om te stimuleren dat de offerte/op drachtbevestiging steeds op de ge wenste wijze verloopt, zijn hiervoor speciale formulieren ontwikkeld die door de Stichting Mechanisatie 14 Centrum tegen kostprijs worden aangeboden. Met betrekking tot het opstellen van de bouwopdracht en de kontróle op de uitvoering verplichten de AABL niet tot het inschakelen van een bouwbegeleider/architekt. Wel wordt in de toelichting op de voor waarden met nadruk op het belang hiervan gewezen en kan men in de werkbeschrijvingen aanduidingen aantreffen die er op wijzen dat een dergelijke inschakeling in feite zeer gewenst is. Als zich toch geschillen tussen opdrachtgever en aannemer voordoen, dan worden deze beslecht door arbitrage. Dit gebeurt dan vol gens de regelen van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland. Om de aannemingsvoorwaarden op een agrarisch bouwwerk te betrek ken dient door de opdrachtgever met de aannemer een AABL-werkbe- schrijving (gevoegd bij de AABL) te worden ingevuld en ondertekend. Voorts dient de aannemer de op drachtgever een AABL-offerte/op- drachtbevestiging voor te leggen en uiteindelijk samen met deze te on dertekenen. (De AABL-tekst is bij de Stichting Mechanisatie Centrum, Mansholt- laan 12, 6708 PA Wageningen - na schriftelijk verzoek - kosteloos te verkrijgen). De op 11 juni j.l. door het bestuur van het produktschap voor vee en vlees (pw) vastgestelde vrijwillige regeling slachten en wegen slachtrunderen is op 1 september ingegaan. De regeling voorziet er in, dat runderslachterijen, op vrijwillige basis, een overeenkomst met het pw kunnen sluiten, waardoor zij zich binden om de in de regeling vastgelegde voorwaarden na te ko men. Een van de bijzondere aspekten van deze - vrijwillige - regeling is, dat de betrokken slachterijen naast de in de praktijk al gebruikelijke onderde len die verwijderd mogen worden zoals onderpoten, kop, huid e.d. nu ook de nieren, het middenrif, de longhaas en de staart voor het wegen mogen wegnemen. Deze vier onderdelen maken samen bijna 2% van het geslacht gewicht uit. Om dit verlies te kompenseren zijn slachterijen, die een overeenkomst met het pw aangaan, verplicht om de in de praktijk gebruikelijke 2% gewichtsvermindering bij de omre kening van warm naar koud geslacht gewicht achterwege te laten. De re geling schrijft ook voor, dat een aan tal vetten vóór weging mogen wor den verwijderd. Bij het toenemend gebruik van automatische onthui- dingsmachines gaat bovendien on- dervermijdelijk een deebvan het on derhuidse vet mee. Tegenover het wegnemen van deze vetten vóór de weging, dient een verhoging van de prijs per kilogram geslacht gewicht te staan. Over deze en meerdere aspekten van deze nieuwe pw-regeling, die in het verlengde ligt van de regelingen slachten en wegen slachtvarkens en slachten en wegen vleeskalveren, bericht het pw in een aparte folder die in grote oplage medio september onder de Nederlandse rundveehou ders verspreid wordt. Indien U slachtdieren aan deze fir ma's levert, staat vaststelling van het geslacht gewicht hiervan onder kon- trole; het Centraal Bureau Slacht veeverzekeringen (CBS) te Utrecht is daartoe aangewezen. Welke afsnij dingen maximaal mogen plaatsvin den is in de regeling vastgelegd, de bedrijven zullen U voorlichten over de wijze van slachting binnen dit maximum. Het is duidelijk, dat het in de praktijk toepassen van deze nieuwe pw-re geling een zekere aanpassingsperio de vergt. Het pw is verheugd over het aantal bedrijven dat zich in eerste instantie voor vrijwillige deelname heeft aangemeld. De Nederlandse produktie van vlees is, blijkens voorlopige becijferingen van het Produktschap voor Vee en Vlees (PVV) in het eerste kwartaal van 1980, vergeleken met de over eenkomstige periode van 1979, met bijna 8% toegenomen. Voor zover de cijfers een beoordeling toelaten, valt daaruit af te leiden dat het binnen lands verbruik met bijna 6% toenam, de export uit de sektor (runderen, varkens, schapen en paarden) steeg met krap 8%. De totale produktie kwam in het eerste kwartaal '80 op ruim 466.000 ton vlees met (ca. 20%) been; de ex port bereikte een omvang van bijna 280.000 ton. De invoer van vlees, vleeswaren en vleeskonserven en levende slacht dieren, in het eerste kwartaal van 1979 bijna 57.000 ton, bleef in het eerste kwartaal van 1980 op hetzelf de niveau. De omvang van de vleesexport - hetzij in de vorm van vers vlees, vleeswaren en -konserven, danwel als levende slachtdieren - vertoonde in het eerste kwartaal van 1980 nog een aanmerkelijke stijging 7,7%) vergeleken bij die over de eerste drie maanden van 1979. De export vanuit de varkenssektor steeg in die periode van 1980 tot ruim 200.000 ton tegenover 188.000 ton in de vergelijkbare periode van 1979. De export vanuit de Nederlandse vleessektor vond toen nog onges toord voortgang; pas later ontmoette die weerstand; in het algemeen door een iets te groot aanbod in de Euro pese Gemeenschap en in het bijzon der door maatregelen aan de Ita liaanse grens. Momenteel is bij het PVV nog geen becijfering voorhanden over de waarde van de export uit de vee- en vleessektor in het eerste kwartaal van 1980. Wel is duidelijk, dat de export van levende slachtvarkens met 28,5% toenam en die van varkensvlees slechts met krap 5%. Minister ir. Braks (landbouw en visserij) heeft de Europese Kommissie laten weten dat naar zijn mening Italië in ieder geval de in de richtlijn neergelegde procedure moet volgen nu de problemen met vlees uit Nederlandse slachthuizen blijven aanhouden. Dit betekent, dat Italië de Kommissie moet verzoeken een onafhankelijk onderzoek in te stel len. Dit o.m. blijkt uit het antwoord van de bewindsman op schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid Waalkens. Minister Braks heeft daarbij niet al leen zijn bereidheid uitgesproken aan een onderzoek mee te werken, maar ook gesteld, dat Italië in strijd met het kommunautaire recht han delt, indien de systematische kontro- le bij invoer in Italië gehandhaafd wordt terwijl niet tegelijkertijd om een dergelijk onafhankelijk onder zoek wordt verzocht. De Europese Kommissie is eveneens deze mening toegedaan en heeft, nu Italië nog steeds weigert deze kom munautaire procedure te volgen, de procedure tegen Italië geopend i.v.m. schending van het E.E.G.-ver- drag. Inmiddels stelt de minister alles in het werk om met de Italiaanse auto riteiten overeenstemming te berei ken over tussentijdse maatregelen die een onbelemmerde invoer van Nederlands varkensvlees in Italië mogelijk maken. De normale uitvoer van varkensvlees naar Italië was gemiddeld 3500 tot 3700 ton per week. Dit was ongeveer 35 tot 40% van onze totale uitvoer van varkensvlees. Momenteel is dat ongeveer 2000 ton waarvan het me rendeel in bevroren toestand. Hoewel de rundveestapel zich nog steeds uitbreidt, is de toeneming dui delijk minder dan vorig jaar. Het aantal bedrijven met rundvee daalde weer aanzienlijk. Het aantal varkens nam met ruim 400.000 stuks toe ten opzichte van mei 1979 en overschreed daarmee de tien miljoen. In mei 1980 werden er drie miljoen kippen meer geteld dan in mei 1979, waarmee het totaal aantal op 81,1 miljoen kwam. Een en ander blijkt uit de voorlopige uitkomsten van de meitelling 1980 van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Rundvee Het totaal aantal runderen nam van mei 1979 tot mei 1980 met ca. 76.000 stuks toe tot 5.225.000 1,5%). Voor een belangrijk deel betrof dit de toename van het vrouwelijke jongvee van 1 jaar en ouder met ca. 39.000 stuks tot een totaal van 1.038.000 3,9%). Daarnaast nam ook het volwassen melkvee weer in aantal toe met 30.000 tot 2.356.000 1,3%). Juist in de melkveesektor daalde het aantal bedrijven sterk, nl. met 6,1% tot 67.200. Een en ander kwam neer op een gemiddelde melk- en kalf- koeienbezetting per bedrijf van 35 stuks. Varkens Het totaal aantal varkens nam dit jaar toe met 4,3% ten opzichte van mei 1979 en kwam daarmee op 10.137.000 stuks. Biggen tot 20 kg stegen in aantal met 5,3% tot 3.494.000 en het aantal mestvarkens 20 kg en zwaarder nam met ruim 200.000 toe tot 5.240.000 4,0%). Ook de fokkerijsektor breidde uit. De kategorie opfokzeugjes en -beertjes nam toe met 10.000 tot 148.000 6,9%) en ook gedekte zeugen en zeugen bij de biggen na men in aantal toe met resp. 3,3% en 2,7%. Het aantal bedrijven met varkens nam, evenals vorig jaar, weer sterk af. In mei 1980 werden 44.100 be drijven met varkens geregistreerd; een daling met 6,9% ten opzichte van vorig jaar. Schapen Voor het eerst sinds een aantal jaren liep het aantal schapen terug, nl. van 895.000 in mei 1979 tot 858.000 in mei 1980 (- 4,2%). Het aantal bedrij ven met schapen bleef gelijk.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 14