Richtlijnen éénfase-oogst bij bewaaruien N H et oogsten zonder velddroogpe- riode biedt de mogelijkheid het rooien en laden in één werkgang uit te voeren. Toepassing maleïne hydrazide N aar aanleiding van hierover door de praktijk gestelde vragen werd in 1979 op de Proefboerderij "De Kandelaar" te Biddinghuizen in een perceel waarop de selektie Jumbo was uitgezaaid een proef uitgevoerd, waarbij het spuiten met maleïne hydrazide zowel met de landmachin als met het vliegtuig plaatsvond. Bij de proef werd uitgegaan van het middel AAhydraz naar een dosering van 6.25 I per ha. Aan de sproei- vloeistof werd Citowett (40 ml per 100 1 water) toegevoegd. D, TEELT WINTERUIEN H et doel van de teelt van winte- ruien is vroeg in het seizoen d.w.z. vanaf medio juni een vers produkt op de markt te brengen. De hernieuwde belangstelling voor deze teelt is ontstaan omdat thans rassen beschikbaar zijn, die aanmer kelijk vroeger oogstbaar zijn dan de voorheen gebruikte selektie van de Zwijndrechtse Pootui. SNUIF Het vullen van de bewaarplaats Werkwijze bij oogsten Bewaring Vervolg op pag. 9 0) STICHTING NEDERLANDSE UIEN-FEDERATIE HOFLAAN 34, MIDDELHARNIS, tel. 01870 - 2307 Eén van de belemmeringen voor het verkrijgen van een uniforme kwaliteit vormt het optreden van kwaliteitsverlies bij de oogst. Vooral als door aanhoudend nat weer de uien lang op het veld liggen treedt ernstig kleurverlies op. Tevens neemt onder dergelijke weersomstan digheden de kans op kale uien toe. Het verdient daarom aanbeveling het gerooide produkt zo snel mogelijk op te slaan. In de afgelopen jaren zijn de mogelijkheden om bij de oogst van be waaruien de velddroog-periode te laten vervallen dan ook uitvoerig onderzocht. Als resultaat hiervan werd een oogstsysteem ontwikkeld waarbij het rooien en oogsten in één werkgang kan plaatsvinden. Om deze zogenaamde éénfase-oogst te kunnen toepassen behoort echter vlak voor het rooien een gedeelte van het loof te worden verwijderd. In tegenstelling tot de bij groen geoogste uien gebruikelijke werkwijze mag bij voor opslag bestemde uien slechts een gedeelte van het loof worden verwijderd. Voor het verkrijgen van een optimaal bewaarren- dement mag het loof niet lager dan 10-12 cm boven de bol worden afgemaaid. Voor het loofmaaien komen alleen speciaal voor dit doel vervaardigde machines (Cebeco- en Holaras loofmaaiers) in aanmer king. Om bij het loofmaaien het optreden van bolbeschadiging te voorkomen behoort voor het toepassen van deze oogst-methode vol gens het rijpaden-systeem te zijn gezaaid. optreden. Het vullen geschiedt als regel met behulp van een stortbak, transportbanden en een boxenvuller. Bij het lossen kan beschadiging van het produkt worden voorkomen door de stortbak niet geheel leeg te draai en. Ook bij het verdere transport dienen grote valhoogten te worden vermeden. Het vormen van stortke- gels wordt tegengegaan door van een zwenkbare boxenvuller uit te gaan. Bij het vullen moet de storthoogte tot 3 Zi m worden beperkt, terwijl voor een goede luchtverdeling de stort hoogte over de gehele oppervlakte even hoog moet zijn. aast de aan het loofmaaien te stellen eisen moet voor een sukses- volle toepassing van deze werkwijze aan de volgende voorwaarden wor den voldaan: - het gewas moet regelmatig zijn afgerijpt èn vrijwel zonder dik halzen zijn. - het loofmaaien dient te geschie den als 75% van het gestreken loof is afgestorven. -De in de bewaarplaats aanwezige ventilator moet een voldoende kapaciteit bezitten. - De beschikbare luchtverhitter moet de buitenlucht 10 graden C kunnen opwarmen. Onder een voldoende ventilatieka- paciteit wordt verstaan een ventilator die per m3 uien 150 m3 lucht per uur levert bij een statische tegendruk van 300 Pa (voorheen 30 mm waterko lom). Uitgaande van deze luchthoe- veelheid is voor een snelle droging van het binnengebrachte produkt een luchtverhitter vereist, die per ton uien 4187 kJ (voorheen 1000 Kcal) per uur levert. Bij een te lage kapa citeit van de warmtebron verloopt het droogproces te langzaam. Het als gevolg hiervan optreden van broei kan zeer nadelig voor de kwaliteit (kleurverlies en schimmelvorming) zijn. De temperatuur van de drooglucht mag maximaal 25 graden C bedra gen. Met het kunstmatig drogen moet dadelijk na het opslaan worden begonnen. Om van een konstante inblaas-temperatuur verzekerd te zijn, dient de luchtverhitter met een thermostaat te zijn uitgerust. De tijdsduur van het kunstmatig drogen hangt af van de hoeveelheid vocht die bij het binnenhalen in de hals van de uien aanwezig is. In partijen die direkt na het rooien worden opge slagen komt als regel 6 - 8% vocht voor. Van dergelijke partijen varieert de droogtijd van 1 tot 2 weken. Door het wisselen van de buitentempera tuur zal de verwarmingsbron gedu rende ongeveer deel van de droogperiode in bedrijf zijn. Bij een aangenomen droogduur van ruim 200 uur (8 xh dag) moet met een olieverbruik van omstreeks 800 1 per 50 ton uien rekening worden gehou den. Na het beëindigen van de dro ging verdient het aanbeveling enkele uren intern te ventileren. Ter afslui ting van de droogperiode wordt hierna meestal nog 2 a 3 weken kon- tinu met buitenlucht geventileerd. Evenals bij het rooien kan bij het inbrengen van de uien in de be waarplaats ernstige bolbeschadiging Speciale, zelfrijdende oogstmachines zijn hiervoor het meest geschikt. Ook is het mogelijk van voor dit doel, aangepaste aardappelverzamelrooi- ers (getrokken machines) gebruik te maken. Voor alle machines geldt dat de rijs nelheid en de snelheid van de zeef- ketting goed op elkaar zijn afges temd. De kettingen behoren steeds vol met uien te liggen. Door het voor de opnameketting aanbrengen van een haspel met rubber flappen wordt het opnemen van de uien verbeterd. Plaatsen, die aanleiding geven tot beschadiging van het produkt, moe ten met rubber of kunststof worden bekleed. Een valhoogte van 50 cm op een harde ondergrond kan reeds ernstige bolbeschadiging veroorza ken. Om deze reden moet men de zijtransporteur regelmatig bijstellen. Met de Rumptstad-rooier kan alleen op een zwad (legger) worden ge- rooid. Dit houdt in dat na het rooien de uien alsnog moeten worden op geraapt. "V erreweg het grootste deel van de bewaaruien wordt in met buitenlucht gekoelde bewaarplaatsen bewaard. Ook wordt voor langdurige opslag koelhuisbewaring toegepast. Voor beide bewaarsystemen geldt, dat eerst na het beëindigen van het droogproces met het verlagen van de temperatuur een aanvang mag wor den gemaakt. Alvorens nader op de na het drogen te hanteren bewaar- kondities in te gaan zij opgemerkt, dat alleen met een goed produkt een gunstig bewaarresultaat bereikbaar is. Zo zullen uien met een slechte huidvastheid reeds snel slijtagever- schijnselen vertonen, terwijl door bij de oogst veroorzaakte bolbeschadi ging de uitval door rot zeer teleur stellend kan zijn. Een nadelige faktor voor de bewaarkwaliteit is ook als tijdens de bewaarperiode kleurver lies en/of spruitvorming optreedt. Naast deze bewaargebreken hebben ook de optredende gewichtsverliezen invloed op het bewaarrendement. Na het drogen van het produkt va- riëert, afhankelijk van de bewaar- kondities, het gewichtsverlies van Vi - 1 Vi% per maand. Ter vermijding van grote tempera tuurverschillen behoren ook met buitenlucht gekoelde bewaarruimten goed geïsoleerd te zijn. De voor uien optimale bewaartem- peratuur ligt bij omstreeks 0 graden C. Het konstant handhaven van deze temperatuur is uiteraard alleen mo gelijk als machinale koeling wordt toegepast. Niettemin kan ook met buitenluchtkoeling een goed resul taat worden verkregen. Dit is echter alleen mogelijk als na de droogpe riode van een geleidelijke verlaging van de temperatuur sprake is. Om dit te bereiken moet steeds als de bui tentemperatuur 2 graden C lager is dan de temperatuur in de bewaar plaats worden geventileerd. Bij het te volgen ventalitieschema dient on geacht de buitentemperatuur het aantal draaiuren echter zodanig te zijn, dat in de opgeslagen partij geen broeivorming kan optreden. Om de zelfde r?Ben moet bij koelhuisbewa ring voldoende intern worden ge ventileerd. Naarmate de tempera tuur in een luchtgekoelde bewaar plaats lager wordt zal het gezien de vaak te hoge buitentemperaturen, moeilijker worden om overdag te ventileren. Het naar beneden bren gen van de temperatuur is dan alleen mogelijk door 's nachts of in de vroege morgenuren te ventileren. Het oogsten van uien in één werkgang Voor het benutten van alle voor het verlagen van de temperatuur ge schikte uren is een volautomatische regeling van de ventilatoren vereist. Als ondanks een hogere buitentem peratuur toch geventileerd moet worden om kondensvorming tegen te gaan, moeten de ventilatoren met de hand in bedrijf worden gesteld. Bij opslag in luchtgekoelde bewaar plaatsen is het uiteraard alleen ge durende de wintermaanden mogelijk de optimale bewaartemperatuur te bereiken. Bij ventileren tijdens vorst dient er voor te worden zorggedra gen dat de temperatuur van het pro dukt niet lager dan - 2 graden C is. Om dit te voorkomen wordt langdu rige ventilatie met buitenlucht bene den - 4 graden C dan ook ontraden. e bespuitingen werden op 29 augustus in de avonduren uitge voerd. Op het moment van spuiten was het nog geheel groene loof voor 10% gestreken. De in de proef opgenomen objekten waren: Vliegtuig: Vlieghoogte 2 m; vliegs- nelheid 150 km per uur. Hoeveelheid sproeivloeistof 40 1 per ha. Landma- chine: Twee werkgangen (per spuit- baan heen en terug) elk met een hal ve dosering. Totale hoeveelheid sproeivloeistof 500 1 per ha. Land- machine: Eén werkgang. Hoeveel heid sproeivloeistof 500 1 per ha. Onbehandeld: Na de oogst werden van elk objekt 500 kg (25 monsters van 20 kg) in een met buitenlucht gekoelde bewaar plaats opgeslagen. De uitslag van de op 21 april en 10 juni op het voorko men van uitwendige spruitvorming gehouden kontrole is in onderstaand overzicht weergegeven. Objekten Vliegtuig Landmachine (twee werkgangen) Landmachine (één werkgang) Onbehandeld uitgelopen uien 21-4 10-6 totaal 1.6 0.2 23.4 1.0 25.0 1.2 0.2 0.6 0.8 3.5 50.8 54.3 Gezien het met de proef beoogde doel zijn de uien lang bewaard. Zoals uit de verrichte waarnemingen blijkt hebben beide met de landmachine Verschil in vroegrijpheid; links Zwijndrechtse Pootui, rechts Senshyu Yellow uitgevoerde spuitmethoden (toedie nen middel in één en in twee werk gangen) een gelijkwaardig resultaat gegeven. Bij beide werkwijzen is vrijwel geen spruitvorming opgetre den. In vergelijking hiermee was de met de vliegtuigbespuiting bereikte onderdrukking van de spruitvorming veel minder. Zoals uit de verslaggeving blijkt kan om het uitlopen van bewaaruien tegen te gaan met sukses van maleïne hydrazide gebruik worden gemaakt. Een goed resultaat wordt evenwel alleen verkregen als de gewas- en spuitomstandigheden optimaal zijn. Over de aan het gewas te stellen eisen kan het volgende worden opgemerkt. Het meest gewenste tijdstip voor het uitvoeren van de bespuiting is als van het bollend gewas het loof begint te strijken. Bovendien moet op dit tijd stip het vroegst gestreken loof nog geheel groen zijn. Alleen bij spuiten op groen loof wordt het middel in voldoende mate naar de groeipunten van de bol getransporteerd terwijl door het spuiten op een tijdstip waarbij nog van te weinig bolvor- ming sprake is zachte bollen ont staan. Als gevolg van het slechte weer laat echter dit jaar de gezond heidstoestand van het loof op veel percelen te wensen over. Op percelen waar langdurige wateroverlast is op getreden sterven planten af. Boven dien komen gewassen voor waarin door aantasting van bladvlekken- ziekte het loof reeds voor de bolvor- ming afsterft. Om teleurstellende re sultaten te voorkomen wordt dan ook geadviseerd in gevallen waar het gewas niet aan de vereiste voor waarden voldoet, toepassing van maleïne hydrazide achterwege te la ten. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 7