Waar zitten de fouten bij het rooien en transport? Korte wenken voor kwaliteit D e losinstallatie bestaat in veel gevallen uit een stortbak, een reini ger en of meer transporteurs T ijdens de oogst en het transport van consumptie-aardappelen kan dit produkt meer of minder ernstig worden beschadigd. De ervaringen van de laatste jaren wijzen in de richting van een toename van de be- schadiging. I n de laatste jaren is gebleken dat tijdens de oogst van consumptie aardappelen vaak meer knolbeschadiging wordt veroorzaakt dan bij oppervlakkige waarnemingen wordt gedacht. Dit ondanks het feit dat het machinaal (verzamel)rooien reeds ca. 20 jaar wordt toegepast. Als de kwaliteit van het geoogste produkt te wensen overlaat, heeft dit zeer nadelige gevolgen bij de verdere verwerking, de afzet inclusief de export en de prijsvorming. Daarom is het zeer belangrijk om te streven naar de oogst van een onbeschadigd produkt. Met het oog hierop wordt dit jaar een aanvang gemaakt met een landelijke kwaliteitsactie voor con sumptie-aardappelen. D oor looftrekkers en loofklappers (zie foto 1) kan grote schade aan de nog te rooien aardappelen worden toegebracht. Om dit te voorkomen moet gezorgd worden voor: D e eigenlijke rooibeschadiging kan tot een minimum worden be- H et rijdend transport bestaat meestal uit een trekker met een wa gen (meerdere eenheden). Zo geluk kig als we zijn met grote transpor teenheden per man (uit organisato risch oogpunt), zo slecht passen deze vaak in een gewas aardappelen. Vooral bij de opening en het opzet ten van de te rooien percelen doen zich problemen voor met band- en spoorbreedten. Toch betreft dit vaak een aanzienlijk deel van de opper vlakte. Lossen, inbrengen c.q. afvoeren Samenvatting Ing. J.T. Andringa Consulentschap voor Landbouwwerktuigen en Arbeid te Wageningen Oorzaken van beschadiging Loofverwijdering Transport Rooien - Een rooimachine kan slechts weinig loof goed verwerken; daarom is goed loofklappen nodig. - Voorkom beschadiging van ruggen en knollen door een passende spoor- en bandbreedte (max. 25 cm). - Goed rooien is alleen mogelijk als de teelttechniek daarop is afgestemd. - De rooimachine moet technisch in orde zijn en goed worden afgesteld. - De maat van de zeefketting moet zijn afgestemd op grond en gewas. - Zorg voor een regelmatige invoer (scharen, schijven, diabolorollen). - Kies een goede verhouding tussen rij- en kettingsnelheid (standaard 1:1); wees beducht voor een hoge kettingsnelheid en intensief schud dende kettingen. - Werk met een zoveel mogelijk gevuld^ machine. - Voor getrokken rooiers is een trekker nodig met op elkaar aan sluitende versnellingen in het gewenste snelheidstraject; het laatste geldt ook voor zelfrijdende rooimachines. - Zeefkettingen moeten bij voorkeur gemakkelijk verwisselbaar zijn. - Alle transportorganen die na de zeefketting vóórkomen, moeten met zacht materiaal zijn bekleed. - Pas gerooide aardappelen zijn gevoelig voor beschadiging; beperk daarom de transportsnelheid van-de knollen (in en buiten de rooier), richtingverandering en valhoogte. In principe kan het aantal malen dat door een gewas gereden moet wor den zoveel mogelijk worden beperkt. Beschikbare kleinere wagens met goede spoor- en beperkte band breedte kunnen tijdelijk worden in gezet. Bij (toekomstige) grote wagens zal de spoorbreedte toch 150 cm moeten zijn, mede omdat de praktijk niet bereid is tot toepassing van gro tere rijenafstanden. Grote vrachten afstemmen op smalle banden lijkt onlogisch, maar smallere banden zijn nodig. Kunnen we dubbellucht toepassen (zoals bij trekkers)? Heb ben we meer dan vier wielen (tan den) nodig? Grote wagens blijken ook problemen op te leveren met de valhoogte. Vaak is dit een combinatie van hoge zij schotten en slecht zicht voor de trek kerchauffeur. Goede valbrekers zouden dit probleem op kunnen los sen; daar wordt aan gewerkt. Benut ting van het talud van reeds in de wagen liggende aardappelen ver dient meer aandacht. Omdat het vers gerooide produkt gevoelig is voor beschadiging, ver dienen de volgende punten aan dacht: - de wagen bij voorkeur over de gehele breedte lossen; - de stort/doseerbak niet leeg- draaien; - een reinigingssysteem (rollen, kettingen) moet de aardappelen voorzichtig behandelen; - transporteurs gebruiken zonder harde, scherpe delen; - bandprofielen (meenemers) bij voorkeur V-vormig met een hoogte van ca. 35 mm; goed werk te leveren. Voor loofklap pen zijn maaikneuzers nooit en stro- hakselaars (afb.) slechts zelden ge schikt. Het resultaat valt dan tegen, terwijl de kans op knolbeschadiging te groot is. - hoge bandsnelheden zijn onge wenst; de omtreksnelheid zal maximaal 4 m/min mogen be dragen; - de valhoogten bij bandovergan gen beperken tot max. 40 cm; zo nodig valbrekers toepassen; ge noemde valhoogte geldt ook in de bewaarplaats; - bij afvoer met (grote) vrachtau to's en containers is de valhoogte hierin dikwijls veel te groot, vooral in het begin. Valbrekers lijken hiervoor onmisbaar; daar na het talud van de gestorte aard appelen benutten. Deze ontwikkeling heeft geleid tot een landelijke actie met als doel de kwaliteit van de geoogste consump tie-aardappelen te verbeteren. Beschadiging tijdens de oogst kan worden veroorzaakt door en bij de loofverwijdering, het rooien, het transport en bij het lossen/inbren gen. Om problemen te voorkomen is het van groot belang om het geheel systematisch na te gaan en te contro leren op goede afsluitingen, snelhe den, maten en doelmatigheid. In dit artikel zijn de hoofdzaken ge noemd. Hieruit blijkt ook dat niet alle problemen onmiddellijk kunnen worden opgelost; dit geldt onder an dere voor spoorbreedten en band breedten van grote (kip)wagens. B ij de bestudering van de techniek en de werkwijze bij de aardappel oogst zal de gehele oogstmethode moeten worden bekeken. In veel ge vallen begint dit met de loofverwij dering, gevolgd door het rooien, het transport en het inbrengen. Een kritische beschouwing leert dat er op verscheidene plaatsen wel iets fout kan gaan. Ter wille van de duidelijkheid willen we de volgende werkzaamheden on derscheiden: - loofverwijdering; - rooien; - transport; - lossen, inbrengen c.q. afvoeren. perkt door te rooien onder gunstige omstandigheden van grond en weer en na een voorafgaande doelmatige loofverwijdering. Machine- en rooitechnisch verdie nen de volgende punten aandacht: - passende spoor- (150 cm) en bandbreedte (max. 25 cm), zo nodig dubbellucht op rijenaf- stand; - vloeiende stand van de rooischa- ren; - rooischaren glad en roestvrij; - schijven glad, scherp en soepel draaiend; - diabolorol vlot draaien inclusief stelmogelijkheden; - zeef- en transportkettingen in goede staat en dus onbeschadigd; - transportkettingen altijd bekleed; - bekleding van zeefketting alleen als er geen grond op kan worden gehouden; - goede verhouding tussen snelheid zeefketting en rijsnelheid (vuis tregel voor standaardafstelling 1:1); - pas op voor relatief snel draaien de zeefkettingen en intensief werkende schudders, vooral op goed zeefbare grond; - loofrollen niet te hoog plaatsen; - loofgeleiders moeten goed func tioneren; - geen harde, scherpe delen in de rooi- en transportweg; aandrijf- tandwielen van de kettingen tij dig vervangen; - beperk valhoogten in verzamel bak en/of wagen - voor vlot in- en uitzetten zonder beschadiging en verliezen strook grond voor de ruggen verkruime len (met aangedreven eg of frees); - niet rooien als bodemtempera- tuur lager is dan 8 graden C. ke zaken met betrekking tot de ge noemde werkzaamheden. Uiteraard zijn de situatie op het veld en de teelttechniek maatgevend voor de vraag wat wel en wat niet kan. Zo is de rijenafstand algemeen 75 cm. Daarin passen uitsluitend trekkers en wagens met een spoorbreedte van 150 cm. Tussen de ruggen is een ze kere ruimte aanwezig voor wielen en banden. Deze ruimte is echter altijd beperkt. Het is vaak niet meer dan 25 cm. Hieruit volgt dat afwijkende spoorbreedten en brede banden schade veroorzaken aan knollen in de rug. Een bandbreedte groter dan 25 cm is dus fout en een spoorbreedte groter of kleiner dan 150 cm even eens. Trekkers en wagens met goede spoorbreedte en te brede banden ve roorzaken net zo goed knollenbe- schadiging als rijdend materiaal op smalle banden met afwijkende spoorbreedte!. Met de ontwikkeling en het in ge bruik nemen van zwaardere trekkers en grotere wagens zijn spoorbreed ten en bandenmaten groter gewor den. Duidelijk is dat dit bij de aard appeloogst talrijke problemen ople vert. Uiteraard geldt dit indien dóór het gewas moet worden gereden; op een gerooid perceelsgedeelte is noch de spoor- noch de bandbreedte in het geding. Vastgesteld moet worden dat de wijzigingen in spoorbreedte en bandenmaten en de daardoor ve roorzaakte problemen nogal eens aan de aandacht zijn ontsnapt. Het zal niet altijd eenvoudig zijn om tot een passende oplossing te komen. Naast deze algemene punten wordt de aandacht gevraagd voor specifie- f guvu iwimappvii van aaiu~ appelen zijn speciale machines no dig,. Een voorop gebouwde of een in verstek werkende machine maakt klappen mogelijk vóór dat het loof door trekkerwielen wordt platgere- den. - passende spoor- (150 cm) en bandbreedte (max. 25 cm); - na vierrijig poten twee- of vier- rijig klappen of trekken; - na tweerijig poten tweerijig klap pen of trekken; - werkgangen gelijk aan die van de pootmachine; - werkende delen van loofklappers mogen de ruggen niet raken; - voldoende groot lengteverschil tussen de werkende delen van loofklappers (daarom speciale loofklappers voor aardappelen). 11 m,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 11