Schot vormt voortdurende bedreiging van de tarwe-oogst Graanimport door OPEC-landen blijft toenemen G ezien het grote ekonomische be lang om schot zoveel mogelijk te voorkomen, werd sinds 1964 jaarlijks door het Nederlands Graan-Cen- trum - in samenwerking met het In stituut voor Graan, Meel en Brood TNO - een schotwaarschuwings dienst georganiseerd. Met ingang van de oogst van dit jaar zullen de waarschuwingen niet meer vanuit Wageningen worden gegeven, maar vanuit het Proefstation voor de Ak kerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond (PAGV) in Lelystad. Hiertoe worden op de verschillende akkerbouwproefboerderijen en op enkele daarbuiten gelegen rassen- proeven waarnemingen verricht over de begin- en einddata van de dee grijpheid bij de voornaamste winter en zomertarwerassen. De dagelijks optredende minimum- en maxi mumtemperaturen tijdens deze rij pingsfase worden versterkt door het KNMI. Ook de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders verleent mede werking. Alle gegevens worden doorgegeven aan het PAGV te Le lystad, waar zij nauwlettend worden bestudeerd en verder verwerkt. Zodra in een bepaald deel van het land de schotgevoeligheid van een bepaald ras groter is dan normaal, wordt een radioschotwaarschuwing gegeven. En wel in de radio-uitzen dingen van het KNMI om 5.45 en 6.45 uur alsmede in de uitzending voor Land- en Tuinbouw om 12.26 uur. Bij deze waarschuwingen wordt vooral aandacht besteed aan de schotgevoelige rassen en de rassen van de middengroep. Dalende tendens EEG haverproduktie zet door T arwerassen kunnen zich ten aan zien van de kiemrust zeer verschil lend gedragen. Het is duidelijk dat rassen, waarbij de kiemrust ont breekt of zeer kort duurt, gevoelig zijn voor schot: als het na het berei ken van de oogstrijpheid regent, gaan de korrels op het veld tot kie ming over. Rassen waarbij de kiem rust enige weken tot zelfs enige maanden duurt, zijn schotresistent, d.w.z. dat het gewas zonder bezwaar wekenlang op het veld kan blijven staan ook al regent het voortdurend. H et blijkt echter dat in het verle den de waarschuwingen in de prak tijk niet altijd aan het gestelde doel hebben beantwoord. De via de radio gegeven mededelingen werden nogal eens vertaald met de simpeleop merking: "Er is gewaarschuwd voor schot in tarwe", met onmiddellijk daarachter: "Dus mijn tarwe moet nu geoogst worden". Kiemrust en schotneiging Schotneiging is afhankelijk van het ras Schotneiging is bovendien afhankelijk van het weer vóór de oogst Schotwaarschuwingen Wat kan de boer doen bij verhoogd schotgevaar? Geen overhaaste maatregelen Voedergranen Radiowaarschuwingen bij schotgevaar in tarwe 2h 2U 2h 2U k Bij de oogstrijpheid verkeren de graankorrels gewoonlijk nog in een toestand van kiemrust, d.w.z. dat zij - ook onder gunstige omstandigheden van vocht en temperatuur - niet of veel langzamer tot kieming overgaan dan normaal. De duur van de kiem rust verschilt sterk van ras tot ras. Daarna volgt een overgangsfase, waarin van een toenemend aantal korrels de rust ten einde raakt. Ten slotte wordt de nagerijpte toestand bereikt: in kontakt met water ge bracht gaan vrijwel alle korrels in 2 k 3 dagen tijds tot kieming over. Ï-J it eigen onderzoek is bovendien In West Duitsland, Frankrijk, Italië en de Beneluxlanden is de haver- produktie veel minder snel geslon ken dan in het V.K., Ierland en De nemarken. West Duitsland en Frankrijk zijn de grootste producen ten van haver en samen nemen zij thans ongeveer driekwart van de ËEG haverproduktie voor hun reke ning. Konsumptie De konsumptie van haver in de EEG volgt een soortgelijke ontwikkeling als de produktie die in het V.K. en Ierland veel sneller is teruggelopen dan bijv. in West-Duitsland, Frank- gebleken dat de schotneiging van tarwe- behalve van raseigenschap pen - ook afhankelijk is van het weer tijdens de laatste rijpingsfase vóór dë oogst, n.l. de periode van deegrijp heid. Warm weer tijdens de dee grijpheid verkort de kiemrustduur en koel weer verlengt deze. Met andere woorden: een ras dat in normale jaren schotresistent is, kan ten gevolge van warm weer tijdens de deegrijpheid een zodanige verkor ting van de kiemrust vertonen, dat de korrels bij regen tijdens de oogst tóch gaan kiemen. De meest gevaarlijk situatie ontstaat, indien dan boven dien door regen de oogst een week of meer moet worden uitgesteld. In bijgaande tabel is voor alle rassen uit de Rassenlijst 1980 aangegeven hoelang het gewas na het bereiken van de oogstrijpheid nog op halm kan blijven staan zonder dat de kor rels gaan schieten. Uit de tabel kan wo-den afgeleid dat er voor de wintertarwerassen Ada mant, Anouska, Arminda, Caribo, Manella en Nautica - bij een nor maal verloop van de oogstperiode - geen gevaar voor schot bestaat. Het aantal "veilige" dagen is zelfs bij warm weer tijdens de deegrijpheid voldoende groot. Deze rassen wor den als schotresistent beschouwd. Voor de rassen Clement, Donata en Tumult is de veilige periode veel korter. Tenslotte is bij de rassen Du- rin, Okapi en Tundra de veilige pe riode zo kort, dat zij altijd kans lopen om bij regen tijdens de oogst te kie men. Ook voor de zomertarwes zijn soortgelijke gegevens gemakkelijk uit de tabel af te lezen. rijk en Italië. Een daling bij de ver- voedering van haver maakt het grootste deel uit van de areaalsin krimping. Behalve voor een specia listisch gebruik als paardenvoer, heeft haver geen speciale voordelen als voedergraan. Als het aanbod van haver afneemt dan zullen de veehouders snel overgaan op het gebruik van andere granen die in eigen land worden geteeld en geen voerhaver gaan importeren. De men selijke konsumptie van haver en ha- verprodukten in de EEG is echter in verhouding vrij konstant gebleven of is dte laatste jaren zelfs iets toegeno men. I ndien voor een of meer rassen in een gebied een schotwaarschuwing geldt, staan de volgende maatregelen ter beschikking: - Na het bereiken van de oog strijpheid van het gewas (en niet eerder) dient zo spoedig mogelijk te worden geoogst. Hoe langer met oogsten wordt gewacht, des te groter is de kans dat de kiem rust ten einde loopt. Desnoods dient 's avonds of op zaterdag te worden doorgewerkt. - De volgorde waarin de verschil lende rassen geoogst worden, is belangrijk: eerst de schotgevoeli ge rassen, daarna de van de mid dengroep en het laatste de scho- tresistente. Dit ongeacht of het winter- of zomertarwe betreft. - In noodgevallen moeten meer droogkosten voor lief worden ge nomen om de kwaliteit veilig te stellen. Een dergelijk uitleg van een overi gens zorgvuldig opgesteld bericht werkt averechts. Het gevolg is dat de loonwerkers bestookt worden met telefoontjes van hun klanten. Er wordt dan gesteld, dat er nu geoogst moet worden ongeacht het tarweras of het rijpheidsstadium van het ge was. Dit is echter niet het geval. Een via de radio gegeven schotwaar schuwing heeft tot doel ervoor te zorgen dat die rassen met voorrang geoogst worden die schotrisiko lo pen. Let wel, na het bereiken van de oogstrijpheid. Niet-genoemde rassen kunnen rustig nog een week of meer wachten. Tabel: Aantal dagen na het bereiken van de oogstrijpheid dat de tarwe nog op het De import van tarwe en tarwemeel steeg van 5,6 miljoen ton in 1973 tot ongeveer 10 miljoen ton in 1978 en voor 1979 wordt een iets hoger peil geraamd. In 1980 zullen de OPEC- landen naar schatting 12 miljoen ton tarwe importeren. Verwacht wordt dat de Amerikaanse tarwe-export naar de OPEC-landen zal stijgen van 4,3 miljoen ton in 1979 tot ongeveer 5 miljoen ton dit jaar als gevolg van grotere verkopen aan an dere olielanden dan Iran. De Aus tralische tarwe-export naar de OPEC-landen kan in 1980 een om vang bereiken van 3,5 miljoen ton, vergeleken met 2 miljoen ton verle den jaar. Grotere tarwe-importen door Alge rije, Irak, Nigeria en Saoedi-Arabië kompenseerden de ingezakte export naar Iran. De Iranese produktie daalde van 5,3 miljoen ton in 1978 tot 5 miljoen ton in 1979. Het is dui delijk dat de tarwevoorraden van Iran zijn ingekrompen en dat in 1980 meer zal moeten worden geïmpor teerd. Door de totstandkoming van mo derne pluimvee- en melkveehoude rijbedrijven door de leden van de OPEC in het midden-oosten is er een grotere vraag gekreëerd naar voe dergranen. De import van voeder- granen door OPEC-landen steeg van 1,4 miljoen in 1975 tot 3,3 miljoen ton in 1978 en tot naar schatting 4,1 miljoen ton in 1979. De import kan in 1980 een omvang bereiken van 5 miljoen ton. De snelle groei van de import van voedergranen in Iran, Irak, Saoedi- Arabië en Algerije zal zich waar- •veld kan blijven staan zonder bij re genweer te gaan "schieten" veilige periode. schijnlijk in het begin van de tachti ger jaren voortzetten. Tevens zal de totstandkoming van nieuwe projek- ten een verhogend effekt hebben op de import van voedergranen. De Verenigde Staten en Argentinië zijn de grootste voedergraanleveran- ciers van Venezuela. Gewoonlijk, als Argentinië grote hoeveelheden mais en sorghum voor export beschikbaar heeft, heeft Venezuela de neiging meer van dit land te kopen dan van de Verenigde Staten. De Ameri kaanse sorghumexport naar Vene zuela heeft sinds 1 oktober 1978 een omvang bereikt van 272.600 ton. Het totale graanverbruik door OPEC-landen heeft in 1979 waar schijnlijk ongeveer 64 miljoen ton bereikt tegen 61,4 miljoen ton in 1978 en 43,4 miljoen ton in 1973. De graankonsumptie in Indonesië bleef op ongeveer 24 miljoen ton in 1979, waarbij een grotere rijstknport de produktietekorten bij rijst en voe dergranen opving. Grotere verkopen van Amerikaanse mais aan Iran en andere afzetgebie den in het OPEC-gebied kompen seerden de kleinere Amerikaanse gerstexport naar de OPEC-landen begin 1979. Voor 1980 verwacht de Verenigde Staten een verbetering van de ex portprestatie. De konkurrentie van uit Australië en de EEG zal echter hevig blijven, maar hogere inkomsten uit de olie-export zullen waarschijn lijk een nieuwe vraag kreëren. De OPEC-landen zijn: Algerije, Ecuador, Gabon (geassocieerd lid), Indonesië, Iran, Irak, Koeweit, Libië, Nigeria, Quater, Saoedi-Arabië, Verenigde Arabische Emiraten en Venezuela. (Foreign Agriculture) O nder schot bij tarwe verstaat men het verschijnsel dat bij regen tijdens de oogst de korrels van het op halm staande gewas beginnen te kiemen (gaan "schieten")' Het jaar 1977 was het laatste jaar dat landelijk gezien veel schot voorkwam. Men krijgt wel eens de indruk dat schot bij tarwe thans minder vaak optreedt dan in de vijftiger en zestiger jaren. Zo kwam in de periode 1970 -1976 vrijwel nergens in Nederland schot voor. Over een langere periode gezien is dit echter niet waar. In de periode 1956 t/m 1979 (24 jaren) kwamen 8 schotjaren voor, d.w.z. dat de kans op schot 1 op 3 is. Daarbij komt nog dat het weer in ons land zeer grillig is. Droog en zonnig weer kan plotseling omslaan in koud en regenachtig weer en omgekeerd. Men kan van tevoren nooit voorspellen hoe het weer bij de oogst zal worden. Men dient daarom steeds rekening te houden met de mogelijkheid dat schot kan optreden. koel veer tijdens de deegrijpheid normaal veer tijdens de deegrijpheid varra veer tijdens de deegrijpheid vintertarve Adamant 38 dagen 30 dagen 23 dagen Anouska 28 ii 20 ii 15 ii Arminda 33 •1 ii 18 tt Caribo 33 •1 n 18 tl Clement 12 ii 6 ii 0 tl Donata 15 ii 8 ii 2 tl Durin 10 ii 3 ii 0 tt Manella 38 ii 30 n 23 ft Nautica 27 n 17 ii 13 tl Okapi 10 ii 3 ii 0 II Tumult 12 ii 6 •1 0 tl Tundra 8 ii 0 ii 0 tl zomertarwe Adonis 22 dagen 12 dagen 7 dagen Arkas 26 11 17 ti 12 ii Bastion 33 tl ii 18 ii Kaspar 33 ft n 18 ii Melchior 12 V« 6 ii 2 ii Selpek 23 tf 15 ii 8 ii Sicco 10 «t ii 0 ii Toro 22 •1 12 ii 7 it De vraag naar graan door de 13 lidstaten van dé Organisatie van Olie-exporterende landen (OPEC)* blijft een sterke stijging vertonen. Deze landen hebben hun graanimport verdubbeld aangezien de prijzen van aardolie in 1973 verviervoudigden en de import in 1979 14% groter was dan in 1978. In 1980 kan de import een omvang bereiken van 22 miljoen ton. De import van rijst en voedergranen door de OPEC-landen neemt sneller toe dan de import van tarwe en tarwemeel. In 1979 importeerden de olielanden naar schatting 4,7 miljoen ton rijst, vergeleken met 3,6 miljoen ton een jaar eerder en slechts 2,1 miljoen ton in 1973. Uit de resultaten van de onlangs door het HGCA gehouden areaal- sonderzoek blijkt dat in het Verenigd Koninkrijk het haverareaal een aanzienlijke uitbreiding te zien heeft gegeven. Deze uitbreiding is tegengesteld aan de tendens die zich de afgelopen jaren zowel in het VK als in de EEG heeft voorgedaan. In onderstaand artikel wordt ingegaan op de ontwikkelingen bij de produktie en konsumptie van haver in de afgelopen vijf jaren. Een verbetering van de opbrengsten t.o.v. de laatste twee seizoenen heeft geleid tot een grotere interesse voor de haverteelt bij de boeren in de EEG. Met uitzondering van de zeer geringe en slechts tijdelijke verhogingen van de haverproduktie in 1976 in het VK en in 1978 in Nederland, is het haverareaal in alle lidstaten in de afgelopen vijf jaar ingekrompen. In zijn totaliteit is het haverareaal van de EEG inge krompen van iets meer dan 2,3 miljoen ha in 1975 tot ongeveer 1,74 miljoen ha in 1979. De verschillen tussen de lidstaten onderling zijn echter aanmerkelijk. 4

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 4