Schmidt legt bom onder E.G.
Waarde opbrengst
landbouwprodukten in '78/'79
gestegen met 5%
Landbouwschap
bezorgd over gevolgen
toetreding
Spanje tot EG
I n zijn openingswoord bij de bestuursvergadering van het Landbouw
schap op 2 juli jl. zei voorzitter ir. D. Luteijn dat de Duitse bondskan
selier Schmidt in feite een bom onder de EEG heeft gelegd toen hij in
navolging van het Engelse standpunt tijdens de Europese Raad in
Venetië zei dat naar zijn mening sommige landen te veel en anderen te
weinig bijdragen aan de Europese begroting. Er zou een plafond moeten
worden gesteld aan de ontvangsten die uit de EG-kas naar bepaalde
lidstaten vloeien en Schmidt doelde daarmede op landen als Nederland
en Denemarken die volgens hem veel voordeel van de Europese finan
ciering zouden hebben.
H et gesprek, dat het dagelijks bes
tuur vanmiddag met de staatssekre-
taris van Financiën zou hebben over
fiskale aangelegenheden, kan we
gens onvoorziene omstandigheden
geen doorgang vinden.
I
I
D,
Landbouwschap pleit voor meer
landbouwgrond in Zuidelijk
Flevoland
Voorzitter Luteijn Landbouwschap:
Bedrijfsverzorgingsdiensten
LEI-cijfers
Export
Uit Landbouw Ekonomisch Bericht blijkt:
Glastuinbouw
Meer geld geleend
Overgangstermijn van 10 jaar bepleit
In- en uitvoer
V olgens Luteijn wordt dan de film
teruggedraaid: geen gemeenschap
pelijke financiering betekent ook
geen vrij onderling handelsverkeer,
niet alleen in landbouwprodukten
maar ook in andere industriële pro-
dukten. Ir. Luteijn zei te hopen dat
de heer Van Agt zijn Duitse kollega
heeft kunnen overtuigen van het ge
vaar van diens stelling voor het vrije
handelsverkeer, dat immers een pij
ler van de Duitse industriële wel
vaart is.
Het Landbouwschap heeft met de
minister van Landbouw en Visserij
overleg gevoerd over het beleid ten
aanzien van de bedrijfsverzorgings
diensten. Vooral de voortzetting van
de ziektereduktieregeling na 1980 is
benadrukt. Nader overleg heeft ertoe
geleid dat er voor dit doel volgend
jaar 150,— per lid aan bijdrage zal
worden verstrekt en in 1982 een bij
drage van 125,—
Verder wordt er een bijdrage uitge
werkt voor hulp in geval van vrije
tijd, vakantie, kursussenbezoek en
dergelijke. In de toekomst zal er ook
steun worden gegeven wanneer tij
delijk vervangende hulp van de be
drijfsverzorgingsdiensten wordt ge
vraagd bij ziekte van de meewer
kende vrouw. Volgens Luteijn kun
nen door de bijdrageregeling aan de
bedrijfsverzorgingsdiensten meerde
re doelen worden gediend: het ver
beteren van de sociale positie van
zelfstandige ondernemers; de verbe
tering van de werkomstandigheden
op de agrarische bedrijven en het
behouden en versterken van de
werkgelegenheid in onze sektor; zo
zei hij.
De heer Luteijn ging uiteraard ook in
op de LEI-uitkomsten. "De noodzaak
van een aktief overheidsbeleid voor
de landbouw wordt duidelijk onder
streept door de gegevens die het
Landbouw-Ekonomisch Instituut
binnenkort zal presenteren in het
jaarlijkse Landbouw-Ekonomisch
Bericht. Uit de deze week, vooruitlo
pend op het verschijnen van dit be
richt, door het LEI verstrekte cijfers
blijkt onder meer dat voor de meeste
bedrijfstypen in land- en tuinbouw de
arbeidsinkomens - soms aanzienlijk -
zijn teruggelopen", stelde hij.
In de meeste gevallen betekent dit
een daling ten opzichte van een ook
al niet zo'n geweldig jaar
(1978/1979), terwijl er ook geen te
kenen zijn dat de situatie in het pas
begonnen boekjaar (1980/1981) be
ter zal zijn.
Uit de LEI-gegevens blijkt ook, dat
de bedrijfsopbrengsten in het afge
lopen jaar in sterkere mate onvol
doende bleken voor de belonings
aanspraken van arbeid, rente en
pacht. De achterstand van de belo
ning ten opzichte van de belonings
aanspraken nam voor de landbouw
toe van circa 25% tot ruim 35% en
voor de glastuinbouw van circa 20%
tot 25%. Dit houdt in dat de land- en
tuinbouw steeds grotere bedrijfseko-
nomische verliezen krijgt te verdu
ren. Luteijn zei te vrezen dat deze
verliezen op den duur niet meer zijn
te kompenseren dooj langere ar
beidstijden en minder uitgaven voor
gezin en bedrijf. "Het sterk teruglo
pen van de investeringen in de land
bouw in de afgelopen maanden geeft
volgens mij de moeilijke positie van
veel bedrijven aan."
In 1978/79 dus het vorig boekjaar, is volgens voorlopige cijfers de
opbrengstwaarde van de landbouw (exkl. tuinbouw) gestegen met on
geveer 5% tot een bedrag van 20,2 mld. gulden. De toename was een
gevolg van een zeer sterke groei van de produktieomvang, die voor een
deel weer teniet werd gedaan door de daling van de opbrengstprijzen.
Met name in de intensieve veehouderij deden zich aanzienlijke prijs
dalingen voor. De kosten van grondstoffen stegen met 4,5%, waarbij
vooral het veevoederverbruik een rol speelde. Een en ander had tot
gevolg dat de toegevoegde waarde toenam met bijna 13%. Dit was meer
dan de stijging van de kosten van arbeid en vermogen (faktorkosten),
zodat de rentabiliteit van de gehele sektor kon verbeteren.
n het LEB wordt erop gewezen dat
volgens de ramingen de totale pro-
duktiewaarde in 1979/80, het pas af
gesloten boekjaar, ongeveer even
sterk is gestegen als in het voorgaan
de jaar. Daarbij gaf de prijsverbete
ring de doorslag, terwijl de toename
van de produktieomvang beperkt
bleef. De prijsverbeteringen deden
zich vooral voor in de intensieve
veehouderij, waar overigens ook
flinke produktiestijgingen optraden.
Aan de kostenkant stegen vooral de
prijzen van veevoer, werktuigen en
gebouwen, waardooj het totale kos-
tenpakket zodoende met ca. 9% in
prijs omhoogging. Het gevolg van
deze ontwikkeling was dat de toege
voegde waarde met zo'n 10% daalde.
In kombinatie met de flinke prijs
stijging van arbeid, rente en pacht
leidde dit tot een daling van de ren
tabiliteit van ca. 74% tot 63%.
De vooruitzichten voor 1980/81 zijn
niet zodanig, dat een duidelijke ver
betering van de rentabiliteit mag
worden verwacht, tenzij de prijzen
van de intensieve-veehouderijpro-
dukten en de aardappelen zich gun
stig ontwikkelen.
In 1978 was de produktiewaarde
van de glastuinbouwsektor ongeveer
9% hoger dan een-Jaar tevoren. De
grondstofkosten en diensten stegen
met ongeveer 16%, hetgeen in be
langrijke mate werd veroorzaakt
door de sterke verhoging van zowel
het verbruik als de prijs van energie.
Door deze ontwikkelingen is de net
to-toegevoegde waarde met een paar
procent gedaald. Aangezien de fak
torkosten, vooral als gevolg van ho
gere prijzen, toenamen met ruim 5%,
is de rentabiliteit gedaald van 81%
tot 75%.
O ndanks de kleinere omvang van
de besparingen namen de investe-
Het Landbouwschap vindt de oppervlakte grond, die in Zuidelijk Fle
voland als landbouwgrond zal worden aangewezen, onvoldoende. Het
heeft een klemmend beroep gedaan op de regering om in het verkave
lingsplan van deze polder de oppervlakte landbouwgrond aanzienlijk uil
te breiden. In een brief aan een drietal ministers (landbouw en visserij,
Verkeer en Waterstaat, Volkhuisvesting en Ruimtelijke Ordening)
wijst het Landbouwschap op een uitspraak van de Tweede Kamer van
14 november 1978. In de motie-Tolman werd de regering toen verzocht
te bevorderen, dat meer gronden in Zuidelijk Flevoland een landbouw
kundige bestemming krijgen.
n het Landbouw-Ekonomisch Be
richt zal volgens voorzitter D. Lu
teijn ook te lezen zijn hoe sterk af
hankelijk onze land- en tuinbouw iri
al zijn onderdelen van de export is,
maar eveneens dat de Nederlandse
agrarische export de laatste jaren re
latief is achtergebleven onder meer
bij die van de EG-landen gezamen
lijk. Hij verbond hieraan twee op
merkingen. In de eerste plaats dat de
Nederlandse overheid meer aan
dacht zal moeten schenken aan de
uitvoer van landbouwprodukten en
ik verwijs hierbij naar de vorig jaar
bij gelegenheid van de "Agrarische
Exportdag" gedane aanbevelingen.
Verder wil ik opmerken dat een stel-
lingname in andere EG-landen
tegenover onze uitvoer van land
bouwprodukten niet alleen niet past
in het kader van een gemeenschap
pelijke markt, maar ook vaak niet
gegrond is gezien de werkelijke ont
wikkelingen.
In de nota "Aktualisering van het
verkavelingsplan voor het oostelijk
deel van Zuidelijk Flevoland", die in
de Zuiderzeekommissie van de Raad
voor de Waterstaat aan de orde is
geweest, worden voorstellen gedaan
voor de inrichting van het gebied.
Daarin wordt, zo meent het Land
bouwschap, te weinig rekening ge
houden met de landbouw die gezien
de exportpositie van deze sektor en
de bijdrage aan de betalingsbalans
voor de Nederlandse ekonomie van
grote betekenis is.
Jaarlijks wordt 12 a 13.000 ha land
bouwgrond aan de totale oppervlak
te kultuurgrond onttrokken (wo
ningbouw, wegenaanleg, industrie
vestiging, aanleg bossen). Voorts zal
de komende jaren 100.000 ha kul
tuurgrond worden aangewezen tot
beheersgebied en een zelfde opper
vlakte tot reservaatsgebied. Deze
beperkingen van het totale land
bouwareaal, hebben, mede door het
streven naar een zo doelmatig mo
gelijke bedrijfsvoering in de land
bouw, geleid tot een grote druk op de
agrarische grondmarkt. In de brief
zegt het Landbouwschap dat de
hoogte van de grondprijzen een dui
delijk blijk is van de schaarste aan
landbouwgrond.
Het Landbouwschap maakt zich ernstig zorgen over de gevolgen van de
toetreding van Spanje tot de EG. Dit heeft niet alleen betrekking op het
gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar eveneens 'op het funktione-
ren en de financiering van de Gemeenschap. Deze bezorgdheid bleek in
de openbare vergadering van het bestuur van het Landbouwschap op 2
juli j.l. Tijdens deze vergadering werd de uitbreidingsproblematiek van
de EG behandeld naar aanleiding van een dokument dienaangaande
van de Europese Kommissie.
De toetreding van Spanje zal in het bijzonder gevolgen hebben voor de
Nederlandse (glas) tuinbouw, omdat Spanje op dit gebied een groot
produktiepotentieel heeft. Het gevolg kan zijn, dat de prijsontwikkeling
in de EG onder toenemende druk komt te staan.
ringen sterk toe. Op de landbouw
bedrijven met 23%, op de glastuin
bouwbedrijven met 22%. Vooral de
investeringen in gebouwen c.q. kas
sen vertoonden een sterke toename.
De uitbreiding van de investeringen
kon alleen plaatsvinden doordat
aanzienlijk (ca. 50%) meer vreemd
vermogen werd aangetrokken dan
een jaar tevoren.
Ook op langere termijn bezien blijkt
het vreemd vermogen in de financie
ring van de investeringen geleidelijk
een grotere plaats te gaan innemen.
Dit heeft evenwel nog niet geleid tot
een verslechtering van de solvabiliteit
doordat, vanwege de stijging van de
grondprijzen, het eigen vermogen
sterk is toegenomen. In 1978/79
overschreed het totale op landbouw
bedrijven geïnvesteerde vermogen de
grens van 100 mld. gulden. Op de
glastuinbouwbedrijven bedroeg het in
totaal ruim 9 mld. gulden.
e uitvoerwaarde van voor de
Nederlandse land- en tuinbouw van
belang zijnde produkten vertoonde
in 1979 een stijging van 10%. Dit
steekt gunstig af bij de groeicijfers
van de twee voorgaande jaren. De
waarde van de invoer nam relatief
nog sterker toe,'maar toch vertoonde
het saldo van de agrarische handels
balans nog een stijging van 200 min.,
zodat het niveau van 10 mld. gulden
werd overschreden. De groei van de
uitvoer had vooral betrekking op
Het EG-beleid zal bovendien voor
de tuinbouwprodukten een sterk sti
mulerende invloed kunnen hebben
op de omvang van de produktie in
het toetredende land. Het Land
bouwschap dringt daarom aan op
een overgangstermijn van tenminste
tien jaar. Tijdens deze overgangspe
riode zal een geleidelijke integratie
dienen plaats te hebben om de tuin
bouw in de EG de mogelijkheid te
geven zich aan de veranderende
omstandigheden aan te passen. In dit
verband zijn volgens het Land
bouwschap niet alleen de duur van
de overgangstermijn maar ook de
inhoud van de overgangsmaatrege
len van belang. Wat dit laatste be
treft zijn slechte ervaringen opge
daan met de toetredingsonderhan
delingen met Griekenland. Toen is
met de land- en tuinbouwbelangen
onvoldoende 'rekening gehouden,
aldus het bestuur.
In het bestuur werd naar voren ge
bracht, dat ook belanghebbenden in
Spanje een voldoende lange aanpas
singsperiode wensen, omdat het hui
dige moeilijke besluitvormingspro
ces in de EG ook hen zorgen geeft.
De Europese Kommissie meent dat
de toetreding van Spanje geen on
gunstige gevolgen mag hebben voor
derde landen rondom de Middel
landse Zee. Volgens het Landbouw
schap mag deze benadering niet
gaan betekenen, dat na verloop van
tijd naast een vergrote aanvoer uit
Spanje met de invoer uit derde lan
den een druk op de prijsvorming
voor groenten en fruit in de EG
wordt gelegd. Daarom is het nood
zakelijk dat de invoer uit derde lan
den strikt in de hand wordt gehou
den en dat de landen tegemoet ge
treden worden met de algemene fi
nanciële middelen van de EG, die
voor de gehele ekonomische ontwik
keling in genoemde landen moeten
worden aangewend. Immers, het ge
meenschappelijk landbouwbeleid
moet niet verder onder druk worden
gezet.
Negatieve houding
In verband met de problematiek van
de derde landen demonstreert de Eu
ropese Kommissie een negatieve
houding ten aanzien van de tuinbouw
in verwarmde kassen. Dit vormt een
direkte bedreiging voor de tuinbouw
in Nederland, die in de Nederlandse
ekonomie een belangrijke plaats in
neemt. De glastuinbouw staat garant
voor een konstante levering van pro
dukten, die goed van kwaliteit zijn.
Hoewel de toetreding van Spanje in
de eerste plaats nadelige gevolgen
voor de tuinbouw kan hebben, wees
het bestuur eveneens op het gevaar
dat de pluimveesektor met een sterk
toenemende konkurrentie te maken
zal krijgen.
derde landen 15%).
Verliep in 1979 de Nederlandse
agrarische export bevredigend, op
langere termijn bezien zijn er ook
enkele minder gunstige ontwikkelin
gen te signaleren. In de eerste plaats
is de waarde van de agrarische export
in de jaren 1973-1979 langzamer ge
groeid dan in de periode 1968-1973.
Met name het groeitempo van de ex
port naar WestDuitsland en de over
ige EG-landen viel terug (van resp.
17,1 en 15,9% tot 6,8 en 10,2% per
jaar). In de tweede plaats loopt het
Nederlandse aandeel jn de export van
de EG-landen gezamenlijk de laatste
jaren enigszins terug, terwijl, in de
derde plaats, de invoer procentueel
iets sterker groeit dan de uitvoer.