Investeringsbehoefte per
maneenheid in
veredelingslandbouw
Snuffelziektebestrijding bij
varkens uit veewet
N,
Kontrolekosten komende
kwaliteitsregeling rookworst
Maneenheid
Melkveestapel vrijwel ongewijzigd; 5%
meer varkens
Bedrijfsomvang per
mankracht
Benodigde m2
hokoppervlak en
investeringsbehoefte
TABEL
zeugenhouderij
577.5m2
^5
222
667
mest varkenshouderij
1200m2
376
56*f
opfok leghennen
1.562m2
32
237
215
*f52
leghennen
11l6m2
210
^90
5^6.8^0
opfok s!k,ouderdieren
2.727m2
6.05
215
- ^9
26*f
sik.ouderdieren
1-300m2
5.5
215
51
266
slachtkuikens
2.272m2
22
215
53
268
VEE 8t VLEES
INTERNATIONAAL
EG
schapenregeling
ontmoet protest in
Australië
E n de tak pluimveehouderij komen een aantal produktierichtingen voor, die
voor veel outsiders maar moeilijk te doorgronden zijn, wanneer het er om gaat
vast te stellen hoe groot een maneenheid moet zijn.
Dit is ook niet altijd gemakkelijk omdat er naast verschillende huisvestings
systemen binnen een bepaalde produktierichting ook vaak verschillende be
zettingsgraden worden toegepast.
Bovendien worden ook de eindprodukten niet altijd volgens een uniform ge
geven afgeleverd.
Enkele voorbeelden:
het afleveringsgewicht bij de
slachtkuikens varieert nogal eens
jonge opgefokte hennen worden
op verschillende leeftijden afge
leverd
eieren kunnen al dan niet gesor
teerd worden geleverd, ze kunnen
bruin of wit zijn en verschillend
in gewicht.
broedeieren kunnen al dan niet
bevrucht zijn, wel of niet besmet
zijn met CRD.
O ndanks deze, onderlinge ver
schillen willen we toch trachten de
grote lijn binnen de verschillende
produktierichtingen te vinden bij het
vaststellen van een maneenheid.
Deze "grote lijn" hebben we op
theoretische basis niet beschikbaar,
maar de praktijk laat ons zien waar
deze lijn ongeveer ligt. Alvorens we
hier verder op ingaan, willen we eerst
verklaren wat we bedoelen met een
maneenheid. Onder een maneenheid
verstaan we hier de hoeveelheid ar
beid per jaar van een volwaardige
arbeidskracht. We nemen hiervoor
hetzelfde uitgangspunt zoals de var-
Met ingang van 1 augustus a.s. verdwijnt de verplichte bestrijding van
snuffelziekte bij varkens, de zogenaamde Atrofische Rhinitis, uit de
veewet. Gebleken is namelijk, dat het optreden van deze hinderlijke
infektieziekte samenhangt met de wijze van huisvesting, de bedrijfs
voering en de infektiedruk in het algemeen. En dat betekent, dat ver
wacht mag worden dat bestrijding via begeleiding van met name fok- en
vermeerderingsbedrijven effektiever zal zijn dan de verplichte overna
me door de overheid van aangetaste dieren en het behandelen van de
overige.
Tot nu toe werden de daaraan ver
bonden kosten - tot een totaal bedrag
van 10 miljoen per jaar - voor de
helft door de rijksoverheid en voor
de andere helft door het betrokken
bedrijfsleven in het verband van het
produktschap voor vee en vlees (pw)
en het Landbouwschap gedragen.
Om de overgang van de verplichte
naar de vrijwillige bestrijding te sti
muleren draagt de overheid voor de
periode van 1 augustus a.s. tot 31
depember 1981 extra 4,5 miljoen
bij. De bijdrage van de kant van het
agrarisch bedrijfsleven blijft - voor
alsnog - onveranderd op 5,— mil
joen per jaar, gelijk aan het aandeel
dat de rijksoverheid meebetaalt.
De totale melkveestapel omvatte op 1
april 2.346.000 dieren. In vergelijking
met vorig jaar betekende dit een toe
name met ca. 10.000 dieren. Het
aantal stuks gedekt jongvee was op 1
april 1980 belangrijk groter dan vorig
jaar. Tegenover een aantal van
496.000 op 1 april 1979 stond nu een
aantal van 536.000 8%).
Eén en ander blijkt uit een medede
ling van het Centraal Bureau voor de
Statistiek.
De groep "Ander rundvee voor de
fokkerij", vnl. bestaande uit jong
fokvee, verschilde in aantal nauwe
lijks met vorig jaar (1.438.000 resp.
1.445.000). Het aantal stuks mestvee
12
nam toe van 885.000 op l april 1979
tot 953.000 op 1 april 1980 8%).
De totale rundveestapel gaf een uit
breiding te zien met 111.000 dieren
2%) en kwam daarmee op
5.273.000.
Varkens en leghennen
De varkensstapel nam toe van
9.878.000 op 1 april 1979 tot
10.380.000 op 1 april 1980 5%).
Bij de meeste onderscheiden katego-
riën varkens blijkt de toename niet
belangrijk af te wijken van 5%.
Een uitzondering vormen de fokvar-
kens, exklusief de, gedekte zeugen,
waarbij de toename vrijwel nihil was.
Het aantal hennen aan de leg nam
toe van 27,5 min op 1 april 1979 tot
28,5 min op 1 april 1980 4%).
Konsulentschap voor de Var
kens- en Pluimveehouderij
voor Noord-Brabant en Zee
land,
kenshouderij dat omschrijft in het
biggenprijzenschema Zuid Neder
land, wat neerkomt op 2400 uur ar
beid per jaar per v.a.k. volwaar
dige arbeidskracht).
Volgens dit schema moet de ar-
beidsvergoeding en bedrijfsleidings
vergoeding per jaar voor een onder
nemer als volgt zijn:
uur beloning: 2400 uur a 17,38
41.712,-
bedrijfsleidingsvergoeding
8.342,-
50.054,-
Rondkijkend in de praktijk en
leunend op het biggenprijzenschema
voor respektievelijk de pluimvee- en
varkenshouderij komen we tot de
volgende bedrijfsgroottes per pro
duktierichting:
varkensfokkerij: 105 zeugen
varkensmesterij1.200 mestvarkens
opfok leghennen (18 w.): 50.000
stuks per cyclus
leghennen: 20.000 stuks per cyclus
opfokslachtkuikenouderdieren
15.000 moederdieren en 1500 hanen
vermeerderingsbedrijf slacht: 6.500
ing. W. de Graaf
moederdieren en 650 hanen
slachtkuikens (1550 gr.): 50.000 per
mestronde
u we voor elke diersoort hebben
vastgesteld hoe groot de bedrijfsom
vang per mankracht moet zijn, volgt
in onderstaande tabel het vereiste
hokoppervlak per diersoort en de
investeringsbehoefte voor hokken-
bouw en inrichting per maneenheid.
Voor de vermelde prijzen zijn geen
WIR-premies afgetrokken. Deze
preïnies bedragen voor stallen 18%
en voor inventaris 10%.
Bij het beschouwen van de investe
ring per maneenheid valt op het
grote verschil in investering. De
hoogste investeringen zijn nodig
voor de opfoksektor en de laagste
voor de zeugenhouderij en de sik.
ouderdieren. Daar er naast een rela
tief lage investering voor de zeugen
houderij en voor sik. ouderdieren
ook uit milieutechnisch oogpunt de
ze beide sektoren aantrekkelijk zijn,
zien we in de praktijk ook veel be
langstelling om in deze sektoren te
investeren, vooral nu de rentestan
daard zo hoog is.
1. och is het besluit om te kiezen
voor een bepaalde produktietak niet
alleen afhankelijk van de kapitaals
behoefte. Om een goede keuze te
kunnen maken, komen ook andere
aspekten aan de orde. Enkele voor
beelden zijn: prijsverwachting, afzet,
vakmanschap, wel of niet een kon-
trakt nemen enz.
Het is daarom belangrijk om in die
gevallen dat u er zelf niet geheel uit
komt, een beroep te doen op uw be-
drijfsvoorlichter, om gezamenlijk te
trachten tot een aanvaardbare oplos
sing te komen.
benodigd hok
oppervlak
bezettings
graad per
m2
investering
per m2
stal
investering
per m2
inventaris
tot inves
tering per
m2
investering
per maneenh.
0,18
385.035
1
188
676.800
729.03^
18.06
280
719.928
372.^00
609.000
Tussen betrokkenen is overeengeko
men, dat vanaf 1 januari 1982, de
kosten voor de gehele preventieve
(voorbehoedende) varkensgezond
heidszorg, inklusief die van Atrofi
sche Rhinitis,, in aanmerking kan
komen om voor de helft door het
bedrijfsleven en voor de andere helft
door de overheid gedragen te wor
den. Bij de vrijwillige bestrijding van
snuffelziekte neemt de Stichting Ge
zondheidszorg voor Dieren in ons
land een centrale plaats in. De be
nodigde financiën van de kant van
het bedrijfsleven worden via een
heffing van het pvv per geslacht of
levend geëxporteerd varken bijeen
gebracht.
Kalvermesterij in Frankrijk in
moeilijkheden
De geringe rentabiliteit in de kalver
mesterij in Frankrijk hebben vele
mesters aanleiding gegeven hun ak-
tiviteit op dit gebied zo niet geheel
dan toch gedeeltelijk op te geven.
In de eerste plaats heeft dit gebied tot
een sterke prijsdaling voor nuchtere
kalveren. De afdeling kalvermesterij
van de Franse Federatie van rund
veehouders heeft in een verklaring
gewezen op de wat zij noemt katas-
trofale ontwikkeling in de kalver
mesterij. Sinds januari zijn de prijzen
van afgemeste kalveren sterk ge
daald. De prijzen liggen thans onge
veer 13% beneden die van vorig jaar.
Er wordt op gewezen dat de kalver
mesterij in grote hoofdzaak voor de
eigen markt produceert. Bij terug
gang in de produktie staan de bui
tenlandse mesters klaar het gat op te
vullen.
Voor een deel wordt de katastrofale
ontwikkeling toegeschreven aan de
voortgezette integratie in deze be
drijfstak. Zodra de beslissingsbe
voegdheid in handen is van enkelen,
houdt het normale marktmechanis
me op te werken, wat zeer ten nadele
van de ondernemers werkt, zoals uit
de thans aan de gang zijnde ontwik
keling is vast te stellen.
Naar raming vindt de kalvermesterij
voor 80 tot 85% plaats in een of an
dere kontrakt- of integratievorm.
In verband met afrondende werk
zaamheden heeft de werkgroep kwa
liteitsverbetering vleeswaren van het
produktschap voor vee en vlees (pvv)
zich inmiddels beraden op de finan
ciële gevolgen van een effektieve
kontrole op een wellicht dit najaar te
realiseren kwaliteitsregeling voor
rookworst. Momenteel is die regeling
nu onderwerp van gesprek op het de
partement van landbouw en visserij.
De pvv-werkgroep verwacht, dat 111
producenten aan de regeling zullen
deelnemen, variërend in produktie-
omvang van 4.000 kg tot 4.000 ton
per jaar. In de produktieklasse 4 tot
400 ton rookworst per jaar zijn, blij
kens de pvv-opstelling, 104 van de
111 producenten onder te brengen.
Naarmate de produktie-omvang
omvangrijker is, zal ook het aantal
uit te voeren kontroles moeten toe
nemen. En wel van 4 tot maximaal 65
maal per jaar, aldus de pvv-werk
groep.
De totale kontrolekosten worden in
deze opstelling becijferd op
353.200 voor het eerste jaar, ofwel
een halve cent per rookworst. Ter
stimulering van dit nieuwe markt
segment wordt aan het pw-bestuur,
dat op 9 juli in openbare vergadering
bijeenkomt, voorgesteld om, naast
een bijdrage van de overheid, ook
een bijdrage van het pvv te verlenen.
Het ministerie van landbouw en vis
serij heeft namelijk de bereidheid
uitgesproken om 50% van de kon
trolekosten te financieren. Dit bete
kent dat, afhankelijk van de pro
duktie-omvang, de kosten per bedrijf
- inklusief een pvv-subsidie - varië
ren van 338 tot 10.647 voor het
eerste jaar. Van pvv-zijde is daarmee
in totaal een "start-subsidie" van
rond 37.500 gemoeid. Daarnaast
wordt aan het pvv-bestuur voorges
teld om de op te richten Stichting
Nederlandse Vleeswarenkontrole
een garantiesubsidie van 40.000
toe te kennen ter dekking van even
tuele exploitatietekorten in de eerste
helft van 1981.
De Australische regering zal de EG-
schapenregeling kritisch bezien,
zulks na opmerkingen van de minis
ter van handel Doug Anthony. Deze
ziet in de EG regeling een bedreiging
van de export van lams/schapevlees
naar de Gemeenschap niet alleen
vanuit Australië maar ook vanuit
Nieuw-Zeeland.
De EG schapenregeling zal de EG
produktie stimuleren en daarmee
leiden tot overschotten in bepaalde
tijden van het jaar, terwijl het an
derzijds de handel met derde landen
bemoeilijkt, zo niet onmogelijk
maakt, daarmee een verstoring van
de wereldmarkt bewerkstelligend.