Leerkrachtendag van de Z.L.M. ONDERWIJS NOTITIES N, G, P. Jansen met pensioen D e leerkrachtendag op 4 juni 1980 in het rekreatiepark Schoneveld te Breskens, begon op een voor Zeeland typerende wijze met plaatse lijk dichte mist. H et samenwerkingsverband van deze scholen heeft dan ook in een uitvoerig schrijven aan de staatsse- kretaris geprotesteerd tegen de ver mindering van 10 naar 6 opleidingen in de algemeen-bijzondere sektor. B Leerlingbegeleiding centraal thema Leerlingbegeleiding Mentoren I Externe begeleiding Zilveren jubileum Hulp Leraar kennis der natuur Bijna iedereen was tegen tien uur 's morgens aanwezig, maar de sprekers voor de morgen waren helaas nog niet gearriveerd. Met een kwartier speling opende Mr. J. Oggel - voorzitter van de Centrale onderwijscommissie - de bijeenkomst, die door ruim 130 leerkrachten en genodigden werd bijgewoond. In zijn openingswoord stond hij stil bij de leerlingenaangifte voor het nieuwe schooljaar, waarover bij de Z.L.M.-scholen niet te klagen is. Voorts bepaalde hij zijn gehoor bij het advies van de kommissie situering en spreiding met betrekking tot het M.H.N.O./M.S.P.O. waarover de besturen van de neutraal-bijzondere scholen en de gemeentelijke school in Vlissingen allerminst te spreken zijn. Het probleem van de "spijtoptanten" van het M.A.V.O. die dikwijls op on gelegen momenten toelating vragen tot het L.H.N.O. zal krachtig worden aangepakt. In overleg met direkties en docenten zullen hiervoor richtlij nen worden ontwikkeld. Tenslotte wijdde de heer Oggel nog enkele woorden aan het Opvo-plan van Minister Pais en Staatssekreta- ris de Jong, dat alom veel kritiek heeft ondervonden. porten en het lesrooster. 3. administratie - kontroleren van het klasse-boek, invullen van sta ten. 4. zichzelf bijscholen - op de hoogte blijven van de onderwijsvernieu wingen. Mevrouw Evers benadrukt, dat in een kleine school de kommunikatie veel gemakkelijker is. Een begeleidings groep zal hier niet nodig, maar we gens het ontbreken van voldoende taakuren ook niet mogelijk zijn. Het mentorschap is hier wel degelijk te realiseren. nmiddels waren de sprekers gear riveerd: Mevrouw E. Evers - adjunkt direktrice aan de scholengemeen schap Quirijn te Tilburg - en de heer F. Tillemans - onderwijskundig me dewerker aldaar, zodat het pro gramma toch overeenkomstig de planning kon worden afgewerkt. Evenals het vorig jaar stond deze dag in het teken van de "Leerlingbege leiding", maar nu ging het om de in terne en de externe begeleiding bij de scholen zelf. De heer Tillemans schetste eerst de historische ontwikkeling van de scholengemeenschap Quirijn. De school ontstond uit de samen voeging van 3 kleine scholen voor L.H.N.O. - L.T.O. en L.L.O., terwijl er direkt een M.A.V.O. aan werd toegevoegd. Met 100 leerlingen werd begonnen, maar de scholenge meenschap omvat thans zo'n 1600 leerlingen. Wat de begeleiding betreft ligt het zwaartepunt bij de "mentor", die we zenlijk verschilt van de klasse-leraar. De heer Tillemans ziet de klasse-le raar meer als een administratieve kracht terwijl bij de mentor het zwaartepunt ligt op het pedagogisch handelen. Boven de mentoren staat een z.g.n. begeleidingsgroep, waarin naast Mevrouw Evers een aantal deskun digen en ook de geestelijk adviseur zitting hebben. Tot deze deskundigen behoren: een psychologe, een dekaan, 2 counsel lors (die een speciale opleiding voor leerlingbegeleiding aan de universi teit volgden) en de onderwijskundige - de heer Tillemans. De begeleidingsgroep zorgt onder meer voor het inwerken van de mentoren en het begeleiden van leerlingen met leermoeilijkheden. Mevrouw Evers ging nader in op de taken van de mentor. Deze bestaan uit de volgende onder,Jelen: 1. het pedagogisch handelen. Één maal per week wordt met de leerlingen een kringgesprek ge houden - hetzij tijdens één be paalde les, hetzij na de rooster- tijd. Het is verplicht 3 a 4 keer per jaar met iedere leerling een in dividueel gesprek te voeren, dat in een kort verslag wordt vastge legd. Vervolgens worden ook de kontakten met de ouders onder houden onder meer via de 10- minuten gesprekken na elk rap port. De mentor gaat minstens 2 jaar met zijn klas mee, zodat in ieder geval in de onderbouw en in de bovenbouw de leerling zijn ei gen mentor heeft. 2. organisatie - hulp bieden aan de klasse-leraar, bezig zijn met rap- eide inleiders wisselden elkaar vervolgens af, waarbij nog een aantal belangwekkende zaken aan de orde kwamen. Mentoren werken ook nieuwe leer krachten in. Laatstgenoemden krij gen het eerste jaar geen specifieke taak om al hun energie te kunnen wijden aan het onderwijs in een voor hen nieuwe schoolsituatie. Mentoren en nieuwe leerkrachten bezoeken over en weer eikaars lessen. Begelei den houdt geen kontrole in, wel een ondersteunende funktie. Een goede opvang van leerlingen begint met een zorgvuldige toelating. De toela tingskommissie laat zich in de eerste plaats leiden door het advies van de toeleverende school. Ieder lid van de toelatingskommissie heeft vaste kontakten met 5 a 7 basisscholen. De toelatingskommissie blijft dan ook het gehele schooljaar aktief. Iedere leerling heeft zijn eigen dossier, maar de gegevens zijn ge heim. Toegelaten worden zowel zwakke als goede leerlingen. De cij fers van het laatste rapport hebben hierop geen invloed. Positieve erva ringen zijn opgedaan met leerlingen van L.O.M. scholen. Belangrijk is ook de introduktie bij het eerste en het derde leerjaar en voor alle leer lingen, die tussentijds instromen. Hiervoor wordt een hele dag gere serveerd. Uiteraard werd er gelegenheid gege ven voor het stellen van vragen. Hierbij bleek dat de taken van de- kaan, counsellor en mentor nog niet voor iedereen duidelijk waren. De mentor is gebonden aan zijn klas; xle dekaan beperkt zich tot het geven van voorlichting in verband met de studie en een eventuele vervolgop leiding. De counsellor zit in de begeleidings groep en heeft een koördinerende funktie. Bij de differentiatie binnen klasse- verband zijn sommige vakgroepen al heel ver maar andere staan nog maar aan het begin. Gezamenlijk heeft men een bepaald normeringssysteëm ontwikkeld, op grond waarvan een leerling kan kiezen tussen M.A.V.O. of één der L.B.O.-opleidingen. Zitten blijven in de brugklas is er niet bij; iedere leerling gaat in zijn eigen tempo verder. Om de keuze te vergemakkelijken wordt in het begin van het tweede leerjaar een beroepeninteressetest afgenomen. Er is geen sprake van "predestinatie", wanneer zoveel ge gevens van een leerling bekend zijn. De mentor kan hierover beschikken, maar tussen hem en de leerling als mede zijn ouders dient een vertrou- wensverhouding te bestaan. Ook op Quirijn worden leerlingen gestraft, maar er wordt op toegezien dat straf en vergrijp met elkaar in overeen stemming zijn. In het vak algemene technieken worden de leerlingen door een "blokkensysteem" van 5 weken in aanraking gebracht met onderwer pen die te maken hebben met hun keuze voor de bovenbouw. De heer Tillemans acht een school met 800 a 900 leerlingen ideaal. Op Quirijn zijn er 1600 maar meer laat het gebouw ook niet toe. Daarom worden leerlingen, als er overbevol king dreigt soms verwezen naar an dere scholen in Tilburg. Bij leerlingen, die erg moeilijk zijn en wier gedrag te wensen overlaat wordt soms "een leerkontrakt" opgesteld, waaraan ze zich dienen te houden. Alles wordt genoteerd tot en met de telefoongesprekken, die worden ge voerd. Het leerkontrakt is dan de basis, waarop een verwijderingspro cedure wordt ingezet. adat 's morgens de interne bege leiding aan de orde was gekomen werd de middag besteed aan de ex terne begeleiding. Dr. F. Smulders - psycholoog bij het M.O.B. (Medisch Opvoedkundig Bureau) besprak hoe school en M.O.B. elkaar kunnen ondersteunen bij het pedagogisch werk. Professor Langeveld geeft hiervan de volgende definitie: "Elk werk,sdat eefskind een beeld aangeeft, dat hem in staat stelt het leven van een vol waardig mens te leiden". De ouders spelen hierin de voornaamste rol; elke hulp dient er op gericht te zijn de ouders te helpen het zelf te doen. Daarnaast hebben ook anderen een aandeel in de opvoeding, maar wie het grootste deel heeft loopt de meeste kans fouten te maken. Kinderproblemen hebben een dubbele oorzaak n.l. aanleg en opvoeding, 't Is nooit het één of het ander, maar altijd een kombinatie en dat maakt het op lossen ervan moeilijk. Het R.P.C.Z. (Regionaal Pedago gisch Centrum Zeeland) is belast met het opsporen van stoornissen in de kennissfeer; het M.O.B. is betrokken bij emotionele stoornissen. Het M.O.B. moet hierbij soms diep doordringen in de gezinssfeer en is daarbij aan het beroepsgeheim ge bonden. Aan de school wordt alleen De heer S. Coppoolse, konciërge aan de Prinses Julianaschool te Zierikzee was op 16 juni het mid delpunt v/d belangstelling. In het gebouw aan het Jannewekken waren de personeelsleden, alsme de vertegenwoordigers van het bestuur, beheerskommissie, ou derkommissie en leerlingen bij eengekomen om hem geluk te wensen met het feit, dat hij gedu rende 25 jaren aan de school werkzaam is geweest. Hij was daarmee tevens de eerste school- konciërge in Z.L.M.-verband, die deze mijlpaal bereikte. Ook vanaf deze plaats onze gelukwensen aan een man, die steeds met grote toewijding de belangen van de school - en dat houdt heel veel in - heeft behartigd. Een ereplaatsje in deze kolom is dan ook zeker ver diend. onder redaktie van L. Anderson datgene doorgegeven, wat voor het funktioneren van de leerling in de school noodzakelijk is. Aan de hand van een vragenlijst kan de diagnose worden gesteld en een behande lingsplan worden opgesteld. Bij dit plan kan de school worden betrok ken, zodat een goede samenwerking is gewenst. De heer W. Veenhoven - direkteur van de Stichting voor Jeugd en Gezin - was de laatste spreker. Hij omschreef Jeugd en Gezin als een instelling voor jeugdbescherming en onderscheidde daarin 3 taken: 1.Adviesbureau voor ouders en jon geren. Adviezen worden op vrij willige basis ingewonnen. Het gaat hierbij zowel om verzor gingsproblemen als om opvoe dingsproblemen. 2. Gezinsvoogdij Het betreft hier geen strafmaatregel, maar het aanstellen van een gezins- voogd(es) is bedoeld als hulp aan ouders en kinderen. Door het wettelijk kader, dat hieraan ten grondslag ligt, leveren de ouders wel een deel van hun gezag in. 3. Voogdij Hierbij gaat het om kin deren, die geheel of gedeeltelijk uit de ouderlijke macht ontzet zijn. Het M.O.B. beschikt over een zoge naamd multidisciplinair team bes taande uit een psychiater, een psy choloog en een maatschappelijk werker; Jeugd en Gezin werkt uit sluitend met maatschappelijk wer kers, maar "leent" wel eens een psy choloog van het M.O.B. Daarom overlappen de werkzaamheden van beide instanties elkaar wel eens. Wanneer op school blijkt dat het ge drag en de prestaties van een leerling nadelig beïnvloed worden door de •slechte relaties in het gezin kan overwogen worden één of andere in stantie in te schakelen. evraagd werd of het niet moge lijk is één centraal adres aan te geven waar moeilijkheden gemeld kunnen worden, omdat niet duidelijk is in welke gevallen nu de ene dan wel de andere instantie moet worden bena derd. Naast M.O.B. en Jeugd en Ge zin bestaat bijv. ook nog het maat schappelijk werk en de Raad voor de kinderbescherming. Dit bleek geen eenvoudige zaak te zijn. Het centraal aanmelden zou als bezwaar mee kunnen brengen dat de hulpverlening als gevolg van de ad ministratieve rompslomp trager op gang zou komen. Het advies van de heer Veenhoven was daarom een voudig en doeltreffend: "Trek maar aan de bel bij één van ons - zit U niet goed, dan verwijzen we U wel naar een ander". Het inschakelen van 'n instelling betekent echter niet, dat direkt alle problemen worden opgelost behou dens een enkel konkreet geval (voorbeeld: een meisje, dat niet meer naar huis durfde en tijdelijk in een gastgezin werd opgevangen). De heer Veenhoven benadrukte, dat de hulp tijdig moest worden inge roepen, om Jeugd en Gezin de ruimte te geven er nog iets aan te doen. Als een leerling éénmaal van school is verwijderd komt de hulp te laat. Hierbij is echter de medewer king van de ouders onmisbaar. Door alle sprekers werd bevestigd dat vaste kontakten van een school met één hulpverlener bijzonder be langrijk zijn. A. v.d. lieden Na een periode van bijna 31 jaar nam de heer P. Jansen op 26 juni in "De Halle" te Axel afscheid als leraar kennis der natuur bij het huis houd- en nijverheidsonderwijs van de Z.L.M. Mr. J. Oggel - voorzitter van de centrale onderwijskommissie - kon een groot aantal genodigden begroeten, die aan de uitnodiging om naar "De Halle" te komen gehoor hadden gegeven. Onder hen bevonden zich velen uit de onderwijswereld zoals de Inspekteur - de heer A.J.H. Mulder - leden van beheerskommissies en ouderkommissies uit Axel en Schoondijke, direkties en docenten. Aanvankelijk gaf Jansen tuin- bouwlessen, die vooral praktisch ge richt waren. Werken in de siertuin en de moestuin was een wezenlijk on derdeel van het lesprogramma. Dat veranderde in 1968 toen de Mam moetwet van kracht werd. Het vak tuinbouw werd vervangen door het veel theoretischer kennis der natuur. Een ander gevolg van de Mammoet wet was het feit dat de heer Jansen voor kennis der natuur geen be voegdheid had en derhalve een bij- scholingskursus moest gaan volgen. Hij pakte dit met voortvarendheid aan en slaagde in 1970 voor de ap- plikatie biologie. Inspekteur Mulder wees er op hoe de heer Jansen - die voordat hij een volledig lesrooster kreeg als zelfstan dig tuinder werkzaam was - ver trouwd was met de Zeeuwse bodem. Na hem werd nog het woord gevoerd door de heer J. de Kraker, de heer Iz. de Hullu - beiden voorzitter van de plaatselijke beheerskommissies; Mevrouw P.M. van Haelst-Snoek en de heer D.C. van Heyst als direktie- leden en mevrouw M.M. Kole- Zweedijk als oud-kollega. Allen wezen op de vitaliteit van de heer Jansen, en de goede relatie met zijn leerlingen, die gekenmerkt werd door openheid. Het eigenlijke kado dat aan het eind van de middag door de heer Oggel werd bekend gemaakt was een plan tenkas in zijn tuin waaraan bestuur, beheerskommissies, ouderkommis sies, personeel en leerlingen hun steentje hadden bijgedragen. In zijn dankwoord gaf de heer Jan sen een eenvoudige verklaring voor het feit dat hij - hoewel misschien uiterlijk wat ouder - toch jong van geest was gebleven. "Je moet jezelf blijven en niet te hoog willen vlie gen" luidde zijn advies. Zijn gevoe lens op deze middag omschreef hij als dankbaar en gedeprimeerd tege lijk. "Maar" - zo besloot hij - "toch is het goed, dat een jongere kracht mijn werk kan overnemen". Hierna bleef men nog geruime tijd in een meer informele sfeer bijeen. A. v.d. Leeden 17

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 17