Kalveropfok in open -frontstal goed mogelijk FNZ-leden verwerkten in 1979 bijna 10 miljard kg melk E D e eerste drie dagen wordt met de speenemmer twee keer per dag volop biest verstrekt (gemiddelde opname van ca. 7 liter per dag). De overige zeven dagen in de eenlingbox wordt via de speenemmer één keer per dag vijf liter gekonserveerde (aange- I n het 148 pagina's tellende verslag wordt verder nog aandacht besteed, aan de aktiviteiten van de verschil lende afdelingen van de - FNZ. Achtereenvolgens komt aan de orde het werk dat gedaan wordt rond melkwinning, - bewaring en -kwali teit; vervoersaangelegenheden; het sociale beleid in de zuivelindustrie, technologie, research en octrooien; juridische aangelegenheden; be- drijfsekonomie, organisatie en op leiding; centrale aankoop; auto- technische dienst en publiciteit, voorlichting en PR op nationaal ni veau rond het zuivelgebeuren. U it onderzoek op proefboerderij Zegveld blijkt dat in een zgn. open-frontstal een zeer gezonde en goede kalveropfok mogelijk is. Dit wil echter niet zeggen dat in een gesloten stal geen goede opfok mogelijk zou zijn. Opfok in een open stal moet dan ook worden gezien als een zeer goed bruikbaar alternatief. Een gesloten stal vraagt van de boer meer technisch inzicht in de regelapparatuur, ter wijl ook de investering en de jaar lijkse kosten hoger zijn dan bij de open-frontstal. D oor de leden van de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond FNZ werd in het afgelopen jaar 9.825.698 ton melk verwerkt tot konsumptiemelk en melk- en zuivelprodukten. De totaal in Nederland verwerkte hoe veelheid melk bedroeg vorig jaar 11.229.937 ton. Een en ander blijkt uit het zojuist verschenen jaarverslag 1979 van de FNZ. CR A.-Tiiburg ing. J.A.M. van Hees O p het regionaal onderzoekcentrum Zegveld zijn de jonge kalveren nu reeds gedurende vijf jaar opgefokt in een zgn. open-frontstal. In deze ruimte met volledig natuurlijke ventilatie is steeds sprake van veel frisse lucht. Dit laatste is evenals een droge, tochtvrije ligplaats van zeer grote betekenis. Daarnaast kunnen de kalveren worden opgefokt onder gekonditioneerde omstandighe den in een gesloten stal met een goede isolatie, mechanische ventilatie en verwarming. In een open stal, zijn de temperatuur en de vochtigheid ongeveer gelijk aan die van de buitenlucht. EEN TUSSENWEG IS ER NIET Hierna worden in het kort de resultaten van de kalveropfok op Zegveld weergegeven. De open-frontstal op proefboerderij Zegveld De voeding en groei van de kalveren Laag uitvalpercentage Samenvatting DEKKINGSCIJFERS VARKENS Verwerking van melk Aktiviteiten GESTEGEN UITVOER VAN MESTBIGGEN Vorige week hebt u in ons blad kunnen lezen dat kalveropfok in een open fronts tal in Schot land en Engeland veel voor komt en goede re sultaten geeft. Dat zijn althans de bevindingen van enige medewerkers van het proefstation voor de Rundveehouderij te Lelystad. Ook in ons land wordt koude kalveropfok toegepast o.m. op het regionaal onderzoek cen trum Zegveld. Over de bevindingen daar vindt u hier een bijdrage. Tabel 1. Gewichten in kg op diverse momenten en groei in grammen per dier per dag. Jaar 1975/ 1976/ 1977/ 1978/ 1976 1977 1978 1979 gem. Aantal kalveren 26 24 26 28 26 Leeftijd in dagen bij spenen 53 52 51 62 55 Gewicht in kg bij geboorte 36 39 38 38 38 bij spenen 66 67 67 69 67 op 100 dagen 102 106 107 101 104 'Groei in gr.p.d.p.d. geboorte - spenen 566 538 568 500 527 spenen - 100 dagen 766 812 816 842 822 0 - 100 dagen 660 670 690 630 660 Ook in een open-frontstal groei ik goed, als ik steeds goed wordt verzorgd en gevoerd. /en gedeelte van de veldschuur op Zegveld is ingericht voor kalveren tot een leeftijd van 8 a 9 maanden. Dit gedeelte heeft een dichte wand aan de noord- en westzijde. De open zij den zijn afgeschermd met een twee meter hoge wand. Door de open ruimte van ca. 3 meter, die gericht is op het oosten, kan de buitenlucht vrij naar binnen stromen. De kalveren worden tot een leeftijd van 10 dagen gehuisvest in een aparte ruimte, die op zich weer door een 2 meter hoge wand is afgeschermd. Ze liggen in eenlingboxen met stro. Hierna gaan ze tot het moment van spenen in groepshokken met stro. Na een overgangsperiode van 2 tot 4 weken worden ze gehuisvest in ligboxen. zuurde) kunstmelk gegeven. (2 a 3 cc mierenzuur 85% per liter kunstmelk). Van 10 dagen tot ca. 7 weken krijgen de kalveren gekonserveerde kunst melk uit een voorraadvat via slang met speen (ca. 6.5 liter koude kunst melk per dag). Deze melk wordt in drie keer per week verstrekt. Tevens krijgen ze volop krachtvoer (stan daard-krachtvoer), goed hooi en wa ter. De melk in het voorraadvat en de speenemmers werd vorstvrij gehou den met een verwarmingslamp. Dit is natuurlijk niet nodig wanneer men de melk twee of drie keer per dag in een gewone emmer verstrekt. Op de drinkwaterbakjes zijn vanaf het be gin verwarmingselementen aange bracht die tot -15 gr.C. de water voorziening veilig stellen. Na de melkperiode (speengewicht 65 a 70 kg) wordt de krachtvoergift ver hoogd tot 2 kg per kalf per dag. Als ze ca. zes maanden oud zijn wordt deze verlaagd tot ca. 1 kg per dier per dag. Alle kalveren krijgen steeds on beperkt goed hooi. Tabel 1 laat zien dat in alle jaren gesproken kan wor den van een gemiddeld zeer goede groei over de eerste 100 levensdagen. van 1 dec. 1975 - 1 juni 1979. Tijdens deze periode vond de opfok plaats in de open stal. Ter vergelijking is de uitval weergegeven tijdens de perio de 1 sept. 1971 - 1 sept. 1975, waarin de kalveren in een gesloten stal zijn opgefokt. Het blijkt dat tijdens de periode waarin de kalveren in een gesloten stal zijn opgefokt, het totale uitval percentage reeds vrij laag was. Het landelijk gemiddelde ligt nl. rond de 13%. Hieruit blijkt ook dat het per centage uitval niet alleen door het huisvestingssysteem wordt beïn vloed, maar vooral door de verzor ging en de voeding van de kalveren. Welke staltype men ook kiest, een goede voeding en verzorging van de kalveren blijft zeer belangrijk. In maart werden in Nederland 192.700 zeugen gedekt, waarvan 39.200 jonge zeugen. In maart 1979 waren deze cijfers respektievelijk 177.200 en 34.200. Aanbod slachtvarkens in Nederland In het eerste kwartaal werden vol gens voorlopige cijfers van het Pro- duktschap voor Vee en Vlees 3.810.000 slachtrijpe varkens aange boden, vergeleken met 3.683.000 in de eerste drie maanden van 1979. De raming voor het eerste kwartaal van dit jaar luidde 3.880.000. Voor het tweede kwartaal luidde de ra ming van het aanbod 3.920.000, met een in het tweede kwartaal van 1979 gerealiseerd aanbod van 3.801.000. Het aantal aangesloten regionale ondernemingen en organisaties be droeg aan het einde van het verslagjaar zeven A-leden, vier B-leden en drie buitengewone leden. Het aantal koöperatieve ondernemingen, aangesloten bij deze leden bedroeg per 1 januari 1980 42, met in totaal 114 verwerkingsbedrijven. zo weinig mogelijk interne en externe marktverstoring, verklaarde het zich tegenstander van een voortzetting van de overeenkomst met Nieuw- Zeeland inzake de invoer van boter en toonde het zich om diverse redenen fel tegenstander van een zogenaamde superheffing. In I„ tabel 2 is een overzicht gegeven van de uitval gedurende de periode In deze open-stal op de proefboerderij te Zegveld zijn reeds vijf jaar kalveren opgefokt met goede resultaten. Tabel 2. Uitval in twee perioden van ca. 4 jaar in een gesloten en in een open stal. Periode 1/9'71 - l/9'75 1/12'75 - l/6'79 Huisvesting gesloten stal open stal Aantal geboorten 423 439 Aantal dood rond geboorte 17(4.0%) 14(3.2%) Aantal dood na 24 uur 11 (2.6%) 2 (0.4%) Totale uitval in 6.6% 3.6% het jaarverslag van de FNZ wordt enerzijds een beeld geschetst van het landbouw- en zuivelbeleid en van de ontwikkelingen op de zui- velmarkt, anderzijds een overzicht gegeven van aktiviteiten van de or ganisatie als zodanig. De Europese, landbouwers werden in het verslag jaar gekonfronteerd met schrale prijsbesluiten. Het resultaat was vooral schraal, gezien tegen de achtergrond van de minder gunstige productieomstandigheden. Een zware winter en een laat, koud en nat voorjaar, gevolgd door een rege nachtige zomer, stelden veel land bouwers voor problemen. De mel- kaanvoer nam in de EEG zowel als in Nederland met circa twee procent toe. Tegenover de matige toeneming van de aanvoer stond een goede af- zetontwikkeling. De zelfvoorzie ningsgraad nam nauwelijks toe. De zuivelexport naar derde landen was beduidend groter dan in 1978. De totale afzet overtrof de produktie, zodat de interventievoorraden afna men. Met name de voorraad mager melkpoeder daalde tot een zeer laag niveau. In het verslagjaar werd het verschil tussen de richtprijs af-boer- derij en de gemiddeld uitbetaalde melkprijs iets kleiner: 1,39 per 100 kg melk met 3,7 procent vet. Op lan gere termijn gezien is daarentegen sprake van een toenemend verschil tussen richtprijs en uitbetaalde melkprijs. In ruim tien jaar is name lijk de gemiddeld uitbetaalde melk prijs met circa 57 procent en de richtprijs met circa 61 procent toege nomen. De cijfers illustreren dat het in EEG-verband onmogelijk is de richtprijzen daadwerkelijk in de markt te realiseren' V an de in Nederland aangevoerde melk werd in het verslagjaar 35,7 procent verwerkt tot kaas, 28 procent verpoederd, 15 procent in konsumptie gebracht, 10,5 procent verwerkt tot gekondenseerde melk en bijna 10 procent verwerkt tot diverse produk- ten, waaronder caseïne. In totaal is voor kaas, konsumptiemelk, kondens en diversen circa 400 miljoen kg meer verbruikt dan in 1978. Voor boter en mager melkpoeder was daarvoor minder melk beschikbaar. Bij de beoordeling van het in 1979 gevoerde zuivelbeleid werd door het bestuur van de FNZ vastgesteld dat de voorgestelde prijsverhoging te laag was. Dit gebeurde in nauw over leg met de besturen van het Land bouwschap en van het Produktschap voor Zuivel. Verder heeft het bestuur zich herhaaldelijk uitgesproken tegen handelsverstorende en komkurren- tievervalsende faktoren in het agro- monetaire stelsel. Verder heeft het zich wederom voorstander getoond van een aktief voedselhulpbeleid met In de week tot 31 mei werd een uit voer gemeld van 12.633 mestbiggen' waarvan voor België alleen een getal van 4844 stuks is aangegeven voor alleen de maand januari. In die week gingen 948 biggen naar Frankrijk; 5381 naar Duitsland en 1460 naar Italië. De uitvoer in de eerste vijf maanden had betrekking op 103.050 stuks ver geleken met 76.303 in de overeen komstige periode van 1979, waarbij alleen de januari-uitvoer naar België is vermeld, die in totaal 4844 stuks bedroeg tegen 2368 stuks vorig jaar. Naar Duitsland gingen 37.674 big gen in de eerste vijf maanden (34.008); naar Italië 7320 (10.343); Frankrijk 53.212 (29.584). 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 13