"Organisaties moeten zich in het beleid kunnen herkennen" Niet alleen vergaderen O O L D. D, D e samenwerking van de organisaties in het Landbouwschap kan en mag niet vrijblijvend zijn. In het Landbouwschap moet altijd intensief geprobeerd worden een gezamenlijk standpunt te vinden. De nadruk ligt op samenwerking. Essentieel blijft, dat de organisaties die het Landbouwschap vormen zich voldoende herkennen in het beleid en de besluitvorming. Dat is de kern van de zaak". H et is niet alleen reizen en vergaderen wat de klok slaat voor David Luteijn, die sinds vijf jaar samen met zijn vader in maatschapsverband een landbouwbedrijf runt in Zuidzande (Zeeuws-Vlaanderen). Zeker een dag per week is hij te vinden op het 30 hectare grote bedrijf, dat goed verkaveld is en door Luteijn een "doorsnee" zuidwestelijk akkerbouwbedrijf' wordt genoemd. Zijn vader, die 65 jaar oud is, houdt nog het dagelijks toezicht op het bedrijf terwijl een aantal werk zaamheden steeds meer wordt gedaan door een neef. H et bouwplan van de familie Luteijn ziet er dit seizoen als volgt uit: Landbouwschapsvoorzitter David Luteijn: -C/en duidelijke uitspraak, opgete kend uit de mond van de heer ir. David Luteijn (36), voorzitter van het Koninklijk Nederlands Land- bouw-Comité, vice-voorzitter van het COPA en sinds kort ook voorzit ter van het Landbouwschap. In een vraaggesprek over met name die laatste functie- en alles wat eraan vastzit - laat hij zich kritisch, maar zeer positief uit over het Landbouw schap, waarbij zelfs de woorden "van onschatbare waarde" en "onmis baar" vallen. Met veel zelfvertrou wen en vastomlijnde denkbeelden wil Luteijn aan de slag bij een orga nisatie, waarvoor hij in het verleden niet vaak stond te popelen om de loftrompet te steken. Vestigingsbeleid. Voedingsbonden Vrijheid Derde Wereld J.R. Luiten (afdeling Pers en Voorlichting Landbouwschap) "1 i i i i Luteijn verklaart: "De houding van mijn organisatie tegenover het Landbouwschap is gewijzigd naar mate het-schap meer een samenwer kingsorgaan is geworden. Het KNLC is nooit wild enthousiast ge weest over de pbo-gedachte. Het ge zamenlijk optrekken en opkomen voor alle werkers in de land- en tuinbouw vinden we steeds sterker in het Landbouwschap terug. De be langenbehartiging en de spreekbuis functie zijn de boventoon gaan voe ren. De publiekrechtelijke functie is beperkt en ook geen hoofddoel, al is die functie in veel gevallen uitermate nuttig (ik denk aan de dierziekten- bestrijding) en de kwaliteitswetge ving). Maar een versterking van het medebewind, neen, die richting moeten we niet hebben". ver het functioneren van het Landbouwschap zegt Luteijn, be ginnend bij de pluspunten: "De sterke kant ervan is, dat door middel van een efficiënt en goed werkend secretariaat overal invloed op uit geoefend kan worden. Ook daar waar de achterban vrijwel nooit bij stil staat. Dan kom ik vanzelf bij een van de zwakkere punten: de zaken die het Landbouwschap tot stand brengt worden te weinig geëtaleerd aan de basis, de doorsnee-boer en de doors nee-werknemer. Dat komt mede door opbouw van het samenwerkingsor gaan, waarbij van oudsher een stuk public relations voor het Landbouw schap is gedelegeerd aan de organi saties, die het schap vormen. Welnu, 8 aan de beeldvorming van het Land-^ bouwschap -dus functie, doelstelling, werkwijze - bij de leden van de orga nisaties zal veel verbeterd moeten worden. Het vaak nog heersende beeld van een organisatie, die vrij dicht tegen de overheid aanleunt, moet sterker omgebogen worden naar dat van een belangenbeherti- gende club. Ik ben voorstander van een regelmatig rechtstreeks contact van "Landbouwschappers" (ook van de bestuurlijke top en die van het se cretariaat) met de individuele be- drijfsgenoten. Een boer die met pro blemen zit, moet ervan overtuigd zijn dat hij ook via het Landbouwschaps kanaal wordt geholpen". ver belangrijke beleidsvragen, zoals bijvoorbeeld een vestigingsbe leid en grenzen van de bedrijfs- grootte, zegt Luteijn in dit verband: In het dagelijks bestuur van het Landbouwschap wordt hierover niet gelijk geoordeeld. Ik ben van mening dat dit soort kwesties in de eerste plaats bij de organisaties thuishoren, het is uiterst nuttig om daarover in Landbouwschapsverband met elkaar van gedachten te wisselen. De uit voering van zo'n wet is een andere zaak. De vraag is namelijk of het Landbouwschap bij de uitvoering van een wetgeving zo sterk moet worden betrokken. Als belangenbe- hartigende instantie kan je dan moeilijk komen te zitten, indien je zelf medeverantwoordelijk bent voor de instelling en uitvoering van een wet. De ruimte om kritisch te ma noeuvreren en zo nodig bijstellingen in het beleid te realiseren, wordt ze ker beperkter". uteijn ziet als een van zijn .be langrijkste taken als nieuwe voorzit ter het totstandbrengen van een be leid, waarbij alle betrokkenen aan hun trekken komen. Ook de werk nemers, stelt hij nadrukkelijk."Die krachtenbundeling van de Voe dingsbonden moet ook resultaat voor hen opleveren. De bonden moeten de overtuiging hebben, dat ze de belangen van hun mensen be ter kunnen behartigen binnen het Landbouwschap dan afzonderlijk erbuiten*'. Voor de samenwerking met de Voedingsbonden heeft Lu teijn meer waardering gekregen. Over hun functioneren zegt hij, be hoedzaam en wat langzamer formu lerend: "De Voedingsbonden stellen zich kritischer op, maar leverén re gelmatig goede bijdragen om tot ge zamenlijke standpunten te komen. Dat lukt nu eenmaal niet altijd. Juist dan moet het Landbouwschap niet kost wat kost een verdeeld standpunt naar buiten brengen. Er. kunnen na melijk onderwerpen zijn, die ruimte vergen voor de organisaties om zelf hun mening kenbaar te maken. We moeten ervoor waken, dat het Land bouwschap gelijkenis gaat vertonen met de SER met vrijwel uitsluitend meerderheids- en minderheids standpunten. Dat zou een stuk van onze kracht kosten". In de groei van de drie' centrale landbouworganisaties naar uiteinde lijk een organisatie ziet de liberale boerenvoorman zeker heil. Een krachtenbundeling, die'in zijn ogen meer positieve dan negatieve kanten heeft en dus een versterking zou be tekenen. Veel verder dan het uit spreken van het nut van zo'n grote belangengroepering gaat hij niet. Wel gaat hij wat dieper in op een eventueel apart voorzitterschap van het Landbouwschap, los van de or ganisaties. Kort en resoluut reageert Luteijn: "Daar ben ik tegen. Het huidige roulatiesysteem is verre te verkiezen boven een gekozen en onafhankelijke voorzitter. De be sluitvorming zou er-niet simpeler op worden en bovendien houdt een dergelijke stap een presentatie in van een stuk onmacht om samen te wer ken. En bovendien: elk lid van het dagelijks bestuur weet, dat hij in de huidige gang van zaken regelmagig op die stoel van voorzitter of vice- voorzitter komt te zitten. Dat geeft een extra dimensie om in netelige kwesties toch tot besluitvorming te komen". 'e vrijheid van de individuele on dernemer staat hoog in het vaandel van het KNLC. De landbouw is, zo meent Luteijn, in de eerste plaats een economische activiteit en dat moet zo blijven. Hij gelooft fundamenteel niet in een landbouw waarvan de werkers hun inkomen voor een belangrijk deel krijgen als overdrachtsinkomen van de overheid via de belastingbetaler. Uitgangspunt moet zijn, dat de boer en tuinder uit de opbrengst van zijn produkten een redelijk inkomen kan V rijwel tegelijk met het voorzitterschap van het Landbouw schap is Luteijn gestart met zijn tweede termijn (4 jaar) als voorzitter van het Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité (KNLC). Hij heeft al eerder te kennen gegeven' dat hij in 1984 niet meer in aanmerking wenst te komen voor een derde termijn als KNLC-voorman. In de vlot opgebouwde carrière van Luteijn is ook de boerenbelangenbehartiging via het COPA steeds meer tijd gaan vergen. Eeerst als Nederlands woordvoerder en nu ook als vice-voorzitter, waarbij vooral ook achter de schermen van de Europese Commissie, het Europees Parlement en de EG-Raad van Landbouwministers veel werk verzet moet worden. wintertarwe (30%) en suikerbieten (25%) zijn het belangrijkst, dan volgem zaaiuien, graszaad en karwijzaad en met vlas en erwten (als dekvruchten voor graszaad en karwijzaad) worden de 30 ha volgemaakt. Een zeer belangrijk deel van de werk zaamheden wordt gedaan door een werktuigencoöperatie, die vrijwel alle werktuigen gezamenlijk met eigen mankracht ex ploiteert. Al sinds 25 jaar werken de Luteijns met vijf andere bedrijven in deze coöperatie. De bouwplannen worden zoveel mogelijk op het aanwezige machinepark afgestemd. Dit re kening houden met elkaar heeft op de uitgavenpost van de bedrijfsrekeningen volvolgens David Luteijn een zeer positie ve invloed gehad. De bedrijfseconomische en organisatori sche aangelegenheden, zoals de indeling van het bouwplan en het aan- en verkoopbeleid, zijn zaken die hij samen met zijn vader opknapt. Rond 80% van de produkten wordt coöperatief afgezet. Alleen vlas en uien gaan naar de particuliere kopers. i-j uteijn ziet het als een voordeel, dat hij zijn boerenleider schap kan combineren met zijn werk op en voor het bedrijf. "De gevolgen van het beleid zijn immers voelbaar in je eigen portemonnaie. Bovendien kan ik als een soort part-time boer wat eerder zeggen: als ik het niet goed doe, laat dan een ander het maar voor me doen. En verder is het prettig voor me om regelmatig op het bedrijf bezig te zijn. Alle oogstwerkzaam- heden maak ik graag mee en zo hou ik theorie en praktijk zo dicht mogelijk bij elkaar halen. Zonder produktiemethoden die de landbouw zelf ook liever niet gebruikt en zonder een opjaagsys- teem om maar steeds meer te produ ceren. Luteijn: "Daarbij hoort de handhaving van zoveel mogelijk zelf standige bedrijven met hooguit twee a drie arbeidskrachten. Het vastlopen van de melkveehouderijmammoet in Finsterwolde verbaast me niets. Ik heb nooit veel in mammoetbedrijven gezien en daarom heb ik geen moeite met een wetgeving, die mogelijkhe den creërt om de ontwikkeling naar zeer grote eenheden in onze sector tegen te gaan. Overigens denk ik dat jongeren, die kiezen voor zelfstan digheid en een brok sociale zeker heid, steeds meer zullen gaan samen werken". Luteijn: 'Theorie en praktijk zo dicht mogelijk bij elkaar. e nieuwe voorzitter van het Landbouwschap verwacht, dat de invloed vaji de zich ontwikkelende landbouw in de Derde Wereld en in die van de toekomstige EG-lidstaten voor agrarisch Nederland geringer zal zijn dan wordt gevreesd. Luteijn gelooft niet in een oplossing van de problemen in de Derde Wereld door middel van een sterke uitbreiding van de handel tussen de ontwikke lingslanden en de westerse wereld. Vooral de onderlinge handel tussen de arme landen moet in zijn visie worden opgevoerd, omdat de gelijk heid tussen handelspartners van veel groter belang is. Veel meer invloed op het produktiepatroon van onze landbouw verwacht hij van de rol, die de landbouw gaat spelen als leverancier van grondstoffen aan de industrie. Daarnaast zal volgens Lu teijn ten behoeve van de veevoeder voorzieningen in de eigen graanpro- duktie steeds belangrijker worden. Vooral de produktie van plantaardi ge eiwitten zal moeten toenemen om minder afhankelijk te worden van de Vervolg op pag. 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 8