Stierenvleesproduktie op het melkveehouderijbedrijf niet onbelangrijk Globaal overzicht kosten en baten I Gunstig financieel resultaat? H et houden van vleesstieren op melkveehouderijbedrijven mag nooit gaan ten koste van de melkveehou D, Raad Bedrijfsontwikkeling Noord-Brabant bestudeert dierziektebestrijding Bijmengingsregeling remt produktieontwikkeling Meestal als neventak Totaal voederverbruik: 50 kg kunstmelk a f 2 f 100 963 kg krachtvoer 90 kg a 50 ct 873 kg a 47 ct 5-734 kg snijmaiskuil 1.k56 kVEVI a 31* ct 1*95 Totale voerkosten f 1.050 Bijkomende kosten: Sterfterisiko 40 Gezondheidszorg/dierenarts 30 Algemene kosten 50 Werktuigen etc. p.m. Rente 400 - 1'°^°2+ 120 x 9# x 5/4 j. 111 ^Huisvesting f 500 a 11^ 55 Totale kosten f 1.337 ^Afhankelijk van de bestaande huisves ting. Bij nieuwbouw kan deze post wel oplopen tot f 2.000. Opbrengsten: Geboortegewicht 38 kg Groei 456 dgn. a 456 1.000 gr. Totaal l.g. 494 kg Totaal gesi. gew. 58# 286 Opbr. a f 7 f 2.002 Afleveringskosten £0 Netto-opbrengst f 1.952 Kosten 1.337 Voor kalf arbeid f 615 n Nederland wordt het rundvee in de eerste plaats gehouden voor de melkproduktie. Als nevenprodukt is de vleesproduktie een niet onbe langrijke tak van inkomsten. De "uitstoot" van de melkkoeien en de nuchtere stierkalveren brengen de laatste jaren een goede prijs op. Van het totaal aantal slachtingen van volwassen runderen in Nederland is 20% afkomstig van ossen en stieren. De kategorie ossen is praktisch te verwaarlozen, maar de 200.000 stieren zijn nog altijd de moeite waard. Het merendeel van deze stieren wordt op een leeftijd van 16 a 18 maanden geslacht, zodat er een kleine 300.000 stieren regelmatig op ruim 19.000 bedrijven voorkomen. C.A.R. Zevenbergen, Bedrijfsvoorlichter v.d. Rund- vleesproduktie, ing. P.A. Bastiaansen gen onderhoudsvoer waardoor de ^totale voederkosten belangrijk stij gen. De rentevoet is hoog. Hoe snel ler de stier kan worden afgeleverd, is ook in dit opzicht belangrijk. Bij aanpassing van een bestaande stal zijn de kosten niet hoog. O, ij uitsplitsing naar het aantal stieren per bedrijf blijkt dat slechts een betrekkelijk gering percentage, nl. 1.050 bedrijven, meer dan 50 vleesstieren houdt. De roodvleespro- duktie wordt bijna in alle gevallen uitgeoefend als neventak. Dat deze neventak ook op melkveehouderijbe drijven niet onbelangrijk is, blijkt uit een inventarisatie, welke gehouden is in het Konsulentschap voor de Ak kerbouw en de Rundveehouderij te Zevenbergen. "LJ itgaande van bedrijven met meer dan 20 melkkoeien waren er 91 be drijven die meer dan 10 stieren voor de vleesproduktie houden. Het ge middelde van deze bedrijven be draagt 42,4 melkkoe en 28,9 stier. Ingedeeld naar de bedrijfsomvang: 20 t/m 29 melk koeien 30 t/m 39 melk koeien 40 melkkoeien derij. De bezetting van het melkvee is vaak zo zwaar dat alle gewonnen ruwvoer van het eigen bedrijf nodig is voor de melkveestapel. Het houden van vleesstieren zal dan in veel ge vallen gebaseerd moeten zijn op aan koop van kracht- en ruwvoer. Daar naast is de prijs van de aan te kopen nuchtere stierkalveren van belang. aant. gem. aant. bedr. melkk. vleesst. 21 24.1 25.8 24 33.6 32.7 46 55.3 28.8 p veel van deze bedrijven is er de beschikking over vrijgekomen stal- ruimte nadat er voor het melkvee een ligboxenstal gebouwd is. Wanneer er een bestaande stal is die kan worden aangepast voor het houden van stie ren zullen de kosten voor stalling niet hoog zijn. Bij nieuwbouw, bestemd voor de stierenvleesproduktie, druk ken de kosten ekstra zwaar op de rentabiliteit. Uitgaande van een intensieve voe ding, een groei van 1.000 gram per dier per dag op basis van aangekocht krachtvoer en snijmais, is bijgaande globale benadering op te stellen. e veehouder die de op zijn be drijf geboren kalveren zelf aanhoudt, schakelt de tussenhandel uit en kan de kalveren reserveren die in een periode geboren worden dat de kal- verenprijs het laagst is. Om een voordelige voederkonversie te bereiken, zal een hoogwaardig ruwvoerprodukt met een hoge ener- giewaarde in de d.s. gebruikt moeten worden. Een goede maiskuil is hier voor het best geschikt. Het slachtrijp maken moet gebaseerd zijn op een snelle groei en in een zo'n kort mo gelijke periode. Daar het op de melkveehouderijbe drijven hoofdzakelijk zwartbonte stieren betreft, moet het streven ge richt zijn om in 15 maanden een ge slacht gewicht te bereiken van 270 a 280 kg. Lang aanhouden en intensief voeren, zal leiden tot vervetting van het kar kas wat de kg-prijs niet ten goede komt. Een lange periode en beperkt voeren, gaat ten koste van ekstra da- Tijdens de 15 april j.l. gehouden ver gadering van de Prov. Raad voor de Bedrijfsontwikkeling voor de land bouw in Noord-Brabant heeft dr. D. Brus een inleiding gehouden over de Dienst Gezondheidszorg voor Die ren. De heer Brus ging daarbij vooral in op het long-lever-onderzoek in de slachtlijn van varkens en wees op het verband dat er bestaat tussen de kans op longontsteking en de geboorte datum. Op diverse bedrijven varieert het percentage van 70 tot 30. Er is duidelijk een korrelatie "goed blijft goed" en "slecht blijft slecht". De afwijking wordt groter naar mate de eenheden groter worden. Van in vloed op het optreden van long-le veraandoeningen noemde hij: de ventilatie en het mestsysteem, de temperatuur-verschillen, de inrich- ting (stalomstandigheden), de vee dichtheid per bedrijf, de bedrijfsom standigheden en de verplaatsing en aanvoer van dieren. Aknkoop Frans mestvee riskant Daarna toonde hij met een aantal overzichten aan, dat op bedrijven, met gunstige omstandigheden ver betering optreedt in longaandoenin gen. Nederland, waar T.B. maar zel den meer voorkomt, mag dan vrij zijn van diverse ziekten, maar dat geeft de dierenarts in opleiding wei nig kans de ziekten in de praktijk te herkennen. Met de dierziektebestrij ding in Frankrijk is het minder goed gesteld. De neiging om op melkveebedrijven mestvee te gaan houden met Frans vee, houdt volgens inleider veel risiko in. Koncentratie van grote eenheden speelt een rol bij de ziekte-uitbraken. In tegenstelling tot vroeger toen we Onder invloed van de stijgende melk produktie, die binnen de Gemeen schap ontstond, heeft de Europese Kommissie in 1976 aan kunstmelkfa- brikanten de verplichting opgelegd minstens 60% magere melkpoeder in de kunstmelkvoeders te verwerken. Wessanen N.V. blijft stellen dat een dergelijke maatregel in flagrante strijd is met een vrije grondstoffen- keuze bij de samenstelling van vee voeders, zoals die in het Verdrag van Rome is voorzien, aldus het Jaarver slag van Wessanen N.V. over 1979. Dankzij het uitgangspunt van vrije grondstoffenkeuze heeft de Neder landse veredelingslandbouw in het verleden haar voorsprong in de Ge meenschap kunnen behouden en zelfs uitbreiden. Ook het stimuleren van het gebruik van ondermelk voor te maken hadden met bakterieziekten worden we thans meer gekonfron- teerd met virusziekten. Deze zijn niet zo gemakkelijk te bestrijden, omdat de bestrijdingsstof moet worden ge kweekt op levende cellen. In samenwerking met de industrie wordt gezocht naar entingen. het opfokken en mesten van kalve ren door de Europese Kommissie benadeelt die landen die op het ge bied van de produktontwikkeling het verst gevorderd zijn. Deze opvatting zal zeker deel uitge maakt hebben van de argumenten die bij Wessanen ertoe geleid hebben dat zijn belang in de kalvermesterij in de loop van 1979 aanzienlijk is ingekrompen. Zoals bekend heeft Wessanen zijn belang bij de kunst melkfabriek geheel afgesloten. Eiwitgrondstoffen Terwille van het EEG-beleid gaan steeds meer stemmen op de invoer van grondstoffen uit derde landen te bemoeilijken. Zo zou een heffing op eiwitgrond- stoffen om de melkproduktie af te remmen in flagrante strijd zijn met het vrije handelsverkeer met derde landen, één van de pijlers van het E.E.G.-verdrag. vdw. Nieuwbouw alleen rendabel bij grotere aantallen stieren. 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 11