Pas uitkering AAW bij derving inkomsten Verdwijnen Commissie van Advies bij kleinere Arbeidsbureau's slechte zaak D, K ende de AAW eerst twee grond slagen (de hoge en de lage) waarop de uitkeringen gebaseerd werden, nu zijn dat er drie geworden. B O I n het Algemeen Overzicht van het jaarverslag over 1978 werd op het binnenland betrekking hebbende gedeelte als volgt afgesloten. "Aan de innerlijke veerkracht van onze volkshuishouding behoeft echter niet te worden getwijfeld. Indien, in goed overleg tussen alle partijen, met be trekking tot het nationale kostenpeil en met betrekking tot de kollektieve uitgaven in de komende jaren wer kelijk stappen in de goede richting zouden worden gezet, behoeft - on der beding van de afwezigheid van nieuwe externe schokken - aan her stel van de welvaart niet te worden gewanhoopt". B Mannen en vrouwen gelijke uitkeringsrechten 3 grondslagen Meewerkende gehuwde vrouw D, Z. L. M. -hoofdbestuurslid M. Kosten: D eze week is het jaarverslag van de Nederlandse Bank verschenen. Omdat het niet beter gezegd kan worden nemen wij een bepaald deel van dit verslag, te weten een deel van de inleiding, woordelijk over: Professor Zijlstra schrijft: Inzicht I n tegenstelling tot het falende be leid in de jareC dertig, toen een ge brekkige analyse en onvoldoende bestuurbaarheid in vele landen een effektief herstel in de weg stonden, Veerkracht i oals wellicht iedereen wel ergens gelezen of gehoord heeft, is de Algemene Arbeidsongeschiktheids Wet (A.A.W.) met ingang van 1 januari 1980 nogal ingrijpend gewijzigd. Maar hoe? De belangrijkste wijziging is wel dat sinds die datum ook gehuwde meewerkende vrouwen voor uitkering krachtens de A.A.W. in aanmer king komen. Zij hadden voor die tijd alleen recht op voorzieningen. Een andere fundamentele wijziging is dat de A.A.W.-uitkeringen nu bedoeld zijn als verzekering tegen inkomstenderving en niet langer als verze kering tegen vermindering van verdienkapaciteit. eze inkomenseis geldt zowel voor mannen als vrouwen en be draagt 15% van de maximale grond slag (nu 3.730.35). Bij het bepalen of men voldoet aan de inkomenseis wordt gekeken naar het inkomen in het jaar dat aan de arbeidsongeschiktheid vooraf ging. Was het inkomen lager dan 3.730,35 dan bestaat geen recht op uitkering. Hierop zijn twee uitzon deringen mogelijk: a. De zg. jeugdgehandikapten. Zij die bij het bèreiken van de 17- jarige leeftijd al arbeidsonge schiktzijn, hebben vanaf hun 18e jaar toch recht op uitkering. b. Bepaalde groepen verzekerden die niet aan de inkomenseis toe komen, worden geacht daar wel aan te voldoen. Hierbij moet gedacht worden aan zelfstandigen die ondanks een voor hun beroep normale arbeidsduur gewerkt te hebben er niet in geslaagd zijn adn deze minimumeis te voldoen of zelfs verlies leden. De beoordeling hiervan zal geschie- den_ aan de hand van de boekhou ding. Het zg. "middelen" van inko men gedurende b.v. 3 jaar vooraf gaand aan de arbeidsongeschiktheid zou dan tot de mogelijkheden kun nen behoren. a. de Algemene grondslag - (op jaarbasis 17.464,20). Deze geldt in principe voor alle verzekerden. b. de midden grondslag - (op jaar basis 20.480,20), Deze geldt voor de gehuwde verzekerde in dien het gezamenlijke gezinsin komen meer dan 15% en minder dan 30% van de maximale grondslag bedraagt. Ook onge- huwden kunnen voor de midden grondslag in aanmerking komen als zij de zorg voor een kindjon ger dan 18 jaar, hebben en hun inkomen uit het bedrijf meer dan 15% en minder dan 30% van de maximale grondslag bedraagt. c. de maximale grondslag - (op jaarbasis 24.869,-). Deze geldt voor dezelfde groepen verzeker den als genoemd bij de midden grondslag als hun inkomen uit het bedrijf minder is dan 15% van de maximale grondslag. e grondslag waarop de uitkering wordt gebaseerd, wordt vastgesteld op de dag waarop de uitkering ingaat. Als de AAW-uitkering is vastgesteld op grond van het inkomen op die dag dan zullen latere wijzigingen in dit inkomen, b.v. het bedrijf wordt van de hand gedaan waardoor inkomsten uit het bedrijf wegvallen, niet van invloed zijn op de hoogte van de uitkering. Slechts een wijziging in de arbeids- (on)geschiktheid kan leiden tot een herziening van de uitkering en de grondslag waarop deze gebaseerd is! Dit om te voorkomen dat de AAW een soort risikoverzekering wordt voor slechte jaren, misoogsten, in- vesteringsrisiko's enz. De uitkering bedraagt maximaal 80% van de van toepassing zijnde grondslag. ehalve genoemde grondslagen kan nog een zg. individuele grond slag gehanteerd worden als b.v. het arbeidsinkomen in het jaar dat aan de arbeidsongeschiktheid voorafging erg laag is omdat er slechts een ge deelte van de normale arbeidstijd gewerkt is (part-time banen). Een derde belangrijke wijziging is dat, als man en vrouw ieder afzon derlijk recht op A.A.W.-uitkering hebben, hun gezamenlijke uitkering niet meer mag bedragen dan 80% van de maximale grondslag. Indien dit wel het geval is worden beide uitkeringen evenredig vermin derd totdat de som van de uitkerin gen 80% van de maximale grondslag is. Voor meewerkende, gehuwde vrou wen is het dus van groot belang dat zij aan kunnen tonen aan de gestelde inkomenseis te voldoen. Het opvoeren van de arbeid, door de vrouw verricht en het daaruit voort vloeiende winstaandeel voor de vrouw, in de boekhouding is dus van groot belang voor het verkrijgen van een uitkering bij arbeidsongeschikt heid. Meewerkende vrouwen die menen recht op uitkering te hebben (alleen zij die op of na 1-10-1975 ar beidsongeschikt werden) moeten zich melden bij de bedrijfsvereni ging, waarbij het bedrijf is aangeslo ten of aangesloten zou zijn als er personeel in dienst zou zijn geweest. Voor agrariërs is dit: Bedrijfsvereni ging voor het Agrarische Bedrijf, Buitenrustweg 3. 2517 KD 's- Gravenhage. Is de meewerkende vrouw ook een (deeltijd)-baan heeft moet zij zich richten tot de bedrijfsvereniging waarbij haar werkgever is aangeslo ten: Door het instellen van de inkomens eis is het van belang dat precies om schreven wordt wat onder inkomen moet worden verstaan. De richtlij nen hierover zijn echter nog niet door het Ministerie bekend gemaakt zodat de uitvoering van de A.A.W. wel eens bemoeilijkt kan worden. Deze wijzigingen gelden niet voor hen die vóór 1 januari 1980 al een uitkering hadden zolang hun arbeids ongeschiktheid, hun burgerlijke staat en de zorg voor kinderen, tot 18 jaar, gelijk blijft. Mocht u naar aanleiding van het vo renstaande nog vragen hebben dan kunt u zich wenden tot de sociaal- ekonomische voorlichting van uw standsorganisatie of tot de uitvoer ders van de A.A.W., de regionale kantoren van de A.S.F. T. Zeinstra Tijdens de Hoofdbestuursvergade- ring stelde de voorzitter van com missie werkgevers en arbeidszaken van de Z.L.M., de heer M. Kosten, dat het een ongewenste ontwikkeling is dat de commissie's van Advies bij €en aantal Zeeuwse en Brabantse arbeidsbureau's verdwijnen. Het gaat hierbij om de Zeeuwse bureau's te Hulst, Oostburg Tholen en Vlis- singen en de Brabantse vestigingen te Bladel, Boxtel, Deurne en Zeven bergen. In een later stadium zal daar ook het G.A.B. te Zierikzee bijko men. Het verdwijnen van de Commissie van Advies is een gevolg van een nieuwe indeling van de Arbeidsbu reau's in 3 orden, waarbij de bureau's van de derde orde hun commissie van advies verliezen. Dit is een ontwikkeling die haaks staat op datgene wat de direkteur- generaal van de arbeidsvoorziening schrijft in zijn brief aan de H.I.D.'s voor de arbeidsvoorziening. Deze brief is tevens ter kennis gebracht van de leden van de Commissie van Advies. De D.G. schrijft nl. dat er een algemene tendens is te onder kennen, dat vertegenwoordigers uit de regio meer betrokken worden bij het regionaal arbeidsmarktbeleid. Juist nu in 1979 het ontslagrecht voor agrarische werknemers is gewijzigd, waardoor ook agrarische werkgevers een ontslagaanvrage van een werk nemer moeten indienen bij het ar beidsbureau", wordt deze ontwikke ling als onjuist ervaren. Juist'bij de genoemde arbeidsbureau's zitten meestal nog wel agrarische verte genwoordigers, bij de grote bureau's zwaardere kritiek moeten worden geoefend dan de traditionele en veelal juiste verwijten die wij aan het adres van de verantwoordelijken in die vroegere jaren plegen te richten. De huidige situatie kan niet scherper worden getekend dan aan de hand van de geciteerde gezichtspunten. Nieuwe, externe schokken hebben zich wèl voorgedaan. De veronder stelling van een goed overleg tussen alle partijen met betrekking tot het nationale kostenpeil is stellig stout moedig te noemen. De toestand van de overheidsfinanciën is zo weinig rooskleurig, dat het politieke leven - om het voorzichtig te zeggen - daar door op meer dan normale wijze werd beroerd. Desondanks behoeft aan de mogelijkheden tot het eko- nomisch en financieel (nog) niet te worden getwijfeld. Maar de tijd gaat wel dringen. Onze tekortkomingen ten aanzien van het tijdig nemen van de juiste maatregelen schuilen in ge brekkig, inzicht, of in de afwezigheid van voldoende beleidsinstrumenten' zijn inzicht en instrumentarium thans wel aanwezig. Maar de politieke be reidheid of de politieke mogelijkhe den, dan wel beide, lijken te ontbre ken. Op onze generatie zal daarom 'ver de grondgegevens van de nationale problematiek behoeft nauwelijks misverstand te bestaan. Een gemengde ekonomische orde vraagt een renderende partikuliere sektor, die is opgewassen tegen de eisen van onze open en kwetsbare ekonomie, en daardoor in staat is kwantitatief en kwalitatief voor vol doende werkgelegenheid te zorgen. Zij vergt een kollektieve sektor die naar zijn ekonomisch aspekt de in frastructuur voor de partikuliere sektor verzorgt en naar zijn sociale aspekt dient te voorzien in de overige kollektieve behoeften, waaronder met name de sociale zekerheid een voorname plaats inneemt. is dat in veel geringere mate het ge val. Wat is de taak van de commissie van advies van een G.A.B. De samenstelling van de commissie is paritair, d.w.z. er zitten evenveel vertegenwoordigers van werkgevers als werknemers in, de commissie ad viseert de direkteur van het G.A.B. op verzoek of uit eigen beweging in de volgende gevallen: a. bij weigering van passend werk door werknemer; b. bij ontslagaanvrage, dus het ver lenen van een ontslagvergun ning; c. bij bindende uitspraken of ie mand minder valide is; d. bij het verklaren tot niet bemid delbaar aanbod, wanneer werk nemers door allerlei oorzaken niet bemiddelbaar zijn (niet reëel aanbod); e. bij gekonstateerde onevenwich tigheden in de arbeidsmarjt in het betreffende werkgebied van het bureau; f. voorts in alle mogelijke andere zaken die te maken hebben met de arbeidsvoorziening. Aan deze taken worden nu nieuwe elementen toegevoegd. Eind 1978 zijn per provincie gelden beschik baar gesteld voor 2 groepen arbeids voorzieningsmaatregelen namelijk a. de groep scholings- en plaat- singsbevorderende en b. de groep werkgelegenheids be vorderende maatregelen. De Commissie van Advies is ge vraagd om samen met de direkteur voor de aanwending van de gelden regionaal plannen te ontwikkelen. Verder moet in de toekomst de com missie van advies geinformeerd wor den over de personeelsbezetting en de werkwijze van het arbeidsbureau. Hier komen verder nog een aantal afgeleide taken bij, waarop we in dit verband niet verder in willen gaan. Duidelijk is dachten wij wel dat de beslissingen van de direkteur van het G.A.B. een duidelijk maatschappe lijk draagvlak hebben. Daarom zal ook in de toekomst aan de regionale inbreng een voorname plaats ingeruimd dienen te blijven, terwijl wat ons betreft ook aan de agrarische belangen daarbij de no dige aandacht besteed dienen te blijven. Het Hoofdbestuur onderschreef dan ook de mening dat bij de eerder ge noemde Arbeidsbureau's een com missie van advies blijft funktioneren. innen de partikuliere sektor zelf bestaat de noodzaak van een juiste verdeling tussen de rendementen van de ondernemingen en de reeël besteedbare inkomens van de werk nemers. Nu zijn aan de partikuliere sektor en met name aan de rende menten gedurende een reeks van ja ren middelen onttrokken in een zo danige omvang dat zijn veerkracht niet meer voldoende is om de werk gelegenheid op peil te houden. Des ondanks, maar ook daardoor, kampt de kollektieve sektor met tekorten, zodat hij in toenemende mate een beroep moet doen op oneigenlijke bronnen, te weten monetaire of wel inflatoire financiering. De slag om de nationale middelen dreigt in het lo pende jaar te worden verhevigd door het feit dat deze vrijwel niet zullen toenemen. Hoe kan en moet bij deze pas op de plaats tussen de genoemde drie sektoren de verdeling geschie den, dit wordt aldus de klemmende vraag. Dit geheel wordt daarbij nog ge- kompliceerd door de koppelings mechanismen tussen de in het be drijfsleven verdiende lonen en de ten laste van de kollektieve sektor ko mende salarissen en sociale uitkerin gen, waarbij een eventueel nodige drukstijging van belastingen en so ciale premies weer kan terugslaan op de rendementen van de onderne mingen. Wanneer men dan ook nog bedenkt dat door de prijsindexering van de lonen pogingen van de on dernemingen om door prijsverho gingen de rendementen te verbete ren ten slotte niet kunnen slagen, is het ingewikkelde patroon van ver deling en herverdeling binnen de partikuliere sektor en tussen deze en de kollektieve sektor in hoofdlijnen gegeven. Een belangrijke konklusie hieruit is dat de ontwikkeling van de lonen en het stijgingstempo van de kollektieve uitgaven in hoge mate bepalend zijn voor het beloop van de rendementen van de ondernemingen en voor de ontwikkeling van het fi nancieringstekort van de kollektieve sektor. Weliswaar kan de scherpte van dit probleem tijdelijk worden ontlopen door middel van het ter beschikking stellen van inflatoire fi nancieringsmiddelen die een afwen teling op het buitenland mogelijk maken, maar dit is uiteraard geen werkelijke oplossing. Met het voor zich uit schuiven van het probleem wordt het slechts zwaarder en derhalve moeilijker op losbaar. Aan deze messcherpe analyse kun nen wij beter geen woord toevoegen. Paauwe. 3

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 3