V M, D, B A antasting door thrips is alleen te verwachten bij warm en droog weer. De symptomen bestaan uit kleine, zilverkleurige vlekjes in de lengte richting van het blad. De aantasting is het eerst waar te nemen op die plaatsen waar het blad is geknikt. Bij ernstige aantasting sterft het loof snel af. Als tijdig wordt ingegrepen geven middelen zoals parathion, endosul- fan en tetrachloorvinfos een afdoen de resultaat. H et tijdens de groeiperiode bestrijden van het onkruid kan geschie den door schoffelen en/of met chemische middelen. B Stikstofbemesting bij zaai-uien B Middelen op onkruidvrije grond Bestrijding aardappelopslag Spuittechniek Gewasbescherming tijdens groei Bladvlekkenziekte Preimot U ieboorsnuitkever Thrips Groeistofbeschadiging Jl Met machinaal schoffelen wordt alleen het tussen de rijen aanwezige onkruid bestreden. Daartegenover staat dat vooral op slempgevoelige gronden het losma ken van de grond een gunstige invloed op de ontwikkeling van het gewas kan hebben. Voor het chemisch bestrijden van het onkruid zijn verschillende mid delen voorhanden. De keuze van het middel is afhankelijk van de gewasontwikkeling en het op het tijdstip van spuiten aanwezige on kruid. Zo worden op onkruidvrije grond andere middelen gebruikt dan bij aanwezigheid van onkruid. O, m gewasbescherming zo veel mogelijk te voorkomen is het raad zaam eerst dan met de na-opkomst- töepassingen te beginnen als het ge was tehminste 6 c'm lang is. Hierbij dient ook op de lengte van de minst ontwikkelde plantjes te worden gelet. De ervaring heeft geleerd dat prak tijkgevallen voorkomen waarbij reeds van bovenstaand onkruid sprake is voordat de vereiste gewa sontwikkeling is bereikt. Het in het jeugdstadium van het gewas optre den van onkruid kan een gevolg zijn het niet uitvoeren van het voor de opkomst van het gewas gebrui kelijke spuitschema; onvoldoende effekt van de met de voor de opkomst uitgevoerde bespuiting(en); een trage beginontwikkeling van het gewas. Omdat de uieplantjes kort na de op komst weinig weerstand bezitten kan bij het zich voordoen van deze situa tie het beste met het spuiten worden gewacht tot het tijdstip waarop de aanbevolen gewasontwikkeling is bereikt. In plaats van propachloor kan ook van chloor-IPC gebruikt worden ge maakt. Hoewel hiervan op klein on kruid enige kontaktwerking uitgaat wordt niettemin een bespuiting op onkruidvrije grond de voorkeur ge geven. Evenals propachloor moet ook chloor-IPC op een vochtige grond worden aangewend. Het middel is toegelaten in een dosering van 4-6 1 per ha. Bij veel regen na het spuiten kan vooral op lichte grond ernstige gewasbeschadiging optreden. Op de lichtere gronden behoort daarom van de laagst aangegeven dosering te worden uitgegaan. Chloor-IPC kan als gevolg van dampwerking, die tot enige tijd na het spuiten kan optre den, schade veroorzaken aan o.a. bloeiende granen en grassen, vlas en blauwmaanzaad. Komt binnen een afstand van 200 m één van deze gewassen voor, dan dient een bespuiting met chloor-IPC achterwege te blijven. oor het spuiten op onkruidvrije grond komt propachloor het meest in aanmerking. De hiervoor beschikbare merken en doseringen zijn: Ramrod spuitpoe- der (7 kg/ha), Luxan Propachloor 575 FC en Propaflo-Agriben (8 1/ha) en Ramrod flowable (9-10 1/ha). Ten opzichte van het spuitpoeder hebben flowables het voordeel dat hierdoor geen huidirritatie wordt veroorzaakt. Van geen van deze middelen gaat kontaktwerking uit. De hierboven genoemde propach- loor-bevattende middelen behoren dan ook uitsluitend op onkruidvrije grond te worden toegepast. Het spuiten dient plaats te vinden op een vochtige grond. ij de teelt van uien is opslag van aardappelen zeer hinderlijk. Met geen van de hierboven genoemde middelen is een volledige bestrijding hiervan mogelijk. Door op vochtige aardappelplanten met chloor-IPC te spuiten, wordt de groei van de planten echter wel geremd. Als daarna de weersomstandigheden zich zodanig wijzigen dat zonder kans op gewas beschadiging het spuiten met Actril of Certrol 20 verantwoord is, kan hiermee een verdere vernietiging van de planten worden bereikt. Ook wordt met een mengsel van Lironion en olie de groei vertraagd, terwijl kleine planten vaak geheel afsterven. et betrekking tot de spuittech niek kan het volgende worden opge merkt. De geringe hoeveelheid aktieve stof brengt met zich mee dat de sproei- mtrnJ" Groeistofbeschadiging bij zaai-uien vloeistof goed moet worden ver deeld. Een vereiste hiervoor is dat alle spuitdoppen een gelijke hoe veelheid vloeistof afgeven. Ter ver mijding van onder- of overdosering behoren de spuitsporen op de juiste afstand te liggen, terwijl tevens de spuitbomen op juiste hoogte afges teld moeten zijn. Een optimale onkruiddoding wordt alleen verkregen als veel water (mi nimaal 500 1 per ha) en een grove druppel wordt gebruikt. Door voorts bij windstil weer te spuiten neemt zo wel de kans op overwaaien van de sproeivloeistof als op het optreden van gewasbeschadiging af. ijdens het groeiseizoen kan het gewas zowel door loofschimmels als door dierlijke parasieten worden aangetast. Als gevolg van het koude en rege nachtige weer waren de laatste jaren de omstandigheden voor het optreden van de bladvlekkenziekte (Botrytis squamosa) gunstig. Afgezien van de made van de uievlieg, waartegen een bestrijding bij het zaaien wordt uitgevoerd, kan tijdens de groeiperiode o.a. schade door preimot, uieboorsnuitkever en thrips optreden. In regenrijke perioden of als het ge was vroegtijdig gaat strijken, geven deze middelen echter een onvol doende bescherming. Bij het zich voordoen van deze situaties dient hieraan dan ook een systemisch werkend middel of Ronilan te wor den toegevoegd. In plaats van zelf een mengsel samen te stellen, is het ook mogelijk om van één van de hiertoe in de handel ge brachte kombinaties uit te gaan. Zowel voor de systemische middelen als voor Ronilan geldt dat hiermee maximaal twee keer gespoten mag worden. Het aan deze werkwijze verbonden bezwaar is, dat het meest gewenkte tijdstip waarop met deze kombinaties moet worden gespoten niet met zekerheid valt aan te geven. Door het in een doorspuitschema toepassen van de middelen Daconil M of Daconil wordt aan dit bezwaar tegemoet gekomen. Bij gebruikma king van deze middelen kan name lijk het toevoegen van een systemisch werkend middel of van Ronilan achterwege blijven. Bij de in de periode 1977-1979 met eerstejaars plantuien en zilveruien verrichtte proefnemingen werd met Daconil de meest volledige bestrij ding bereikt. Aantasting van bladvlekkenziekte in eerstejaars plantuien. ij aantasting door Botrytis squa- mose komen verspreid over het ge hele blad kleine, geelwitte, ingezon ken vlekjes voor. Is de aantasting ernstig dan sterft het loof snel af, hetgeen nadelige gevolgen voor de opbrengst heeft. Vooral in gewassen als eerstejaars plantuien en zilve ruien kan bij aanhoudend vochtig weer de ziekte zich zeer snel uitbrei den. Ook door vroegtijdig strijken van het loof neemt de kans op aan tasting toe. Met de voorbehoedende bespuitin gen moet als regel in de tweede helft van juni worden begonnen. In re genrijke perioden dient het spuiten wekelijks te worden herhaald. Voor bestrijding van de door Botrytis squamosa veroorzaakte aantasting zijn verschillende middelen beschik baar. Tot voor kort werd overwegend gespoten met maneb/zineb (3 kg per ha) of mancozeb (3 kg per ha). oor het grijs-witte rupsje worden venstertjes in de bladeren veroor zaakt. Over het algemeen is de hierdoor te weeggebrachte schade van weinig betekenis. De schade ontstaan door bolbescha- diging kan daarentegen veel ernsti ger zijn. In de bol aanwezige vreet- gaatjes vormen namelijk een ge makkelijke toegang voor de koprot- schimmel. Voor het tegengaan van bolbeschadiging is het noodzakelijk vroegtijdig met het bestrijden van de rupsjes te beginnen. Bestrijding is mogelijk met parathion, diazinon en mevinfos. Afhankelijk van het ver loop van de aantasting kan het nodig zijn de bespuiting te herhalen. H et door de oranje-geel gekleurde larve veroorzaakte schadebeeld komt voor wat betreft de venster vraat veel overeen met dat van de preimot. De larve van de uieboors nuitkever is met carbaryl-bevattende middelen goed te bestrijden. Bij ge lijktijdige bestrijding van het rupsje van de preimot verdienen de hier voor aanbevolen middelen de voor keur. Bij aanhoudend droog en warm weer moet vaak meerdere keren worden gespoten. Ook hier geldt dat de bes trijding zonder bezwaar met die van bladvlekkenziekte gekombineerd kan worden. J aarlijks komt in de praktijk een aantal gevallen van groeistofbescha diging voor. Naast door het in de spuittank aanwezig zijn van restanten van dit middel, kan ook bij het toe passen van groeistof op een naastge legen perceel schade door overwaaien ontstaan. ij zaai-uien varieert de stikstofgift van 80-120 kg N per ha. Het is gebruikelijk de te verstrekken hoeveelheid voor het zaaien toe te dienen. Voor het geval de stikstofgift in twee gedeelten wordt aangewend behoort de overbemesting plaats te vinden bij een gewaslengte van 10 cm. Onder invloed van de aanvankelijk zeer trage gewasontwikkeling werd in 1979 vaak op een later dan het hier boven aangegeven tijdstip een over bemesting toegediend. Waargeno men kon worden dat hierdoor in de meeste gevallen een vertraging in de afrijping van het gewas ontstond. Hierbij wordt dan ook nogmaals met klem ontraden op een laat tijdstip een overbemesting met stikstof toe te passen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 9