Onkruidbestrijding
in mais voor
en na opkomst
Hoe werd subsidieregeling voor
partikulier kultuurtechnische
werken 1975 gebruikt?
M ais is een gewas dat vooral in zijn beginontwikkeling sterk kan
worden geremd door het aanwezige onkruid. De maisplant met zijn
oppervlakkig wortelstelsel leent zich minder goed voor mechanische
bestrijding. Daarom verdient een chemische bestrijding de voorkeur.
.A.lleen op van nature goed vocht-
houdende en niet te sterke humeuze
gronden en daar waar veel kamille
wordt verwacht, moet aan een bes
puiting direkt na zaaien de voorkeur
worden gegeven. Op lichte en zwaar
dere zandgronden, die vlak voor het
zaaien zijn geploegd, dient de bestrij
ding na opkomst plaats te hebben. Dit
geldt ook voor de zeer humusrijke
gronden.
D e meeste percelen mais worden
H et onkruid hanepoot ofwel ijs-
gras komt op steeds meer percelen
voor. Dit nauw aan mais verwante
M omenteel is er een kombinatie-
middel aan de markt, nl. Primextra
500 FW (metolachloor atrazin)
dat zowel hanepoot als de breedbla
dige doodt. De dosering bedraagt 5 a
7 1 per ha, afhankelijk van de zwaarte
van de grond. Toepassen wanneer de
meeste hanepootblaadjes 2 blaadjes
hebben. Het tijdstip van bespuiten
luistert echter zeer nauw, omdat ha-
nepootplantjes met meer dan 2
blaadjes slecht gedood worden. Om
schade aan het gewas te voorkomen,
mag niet na het 5-bladstadium van de
mais een behandeling plaatshebben.
D e gemiddelde investeringen voor
erfverharding, toegangswegen en
bedrijfswegen lagen rond de
10.000,— per bedrijf. Voor drai
nage was dit 8.000,— en voor de
overige werken minder dan
5.000,— Aangezien dikwijls meer
werken per bedrijf werden uitge
voerd, was de gemiddelde investe
ring per bedrijf hoger, namelijk
15.000,— De grotere bedrijven
met een jong bedrijfshoofd hebben
gemiddeld meer geïnvesteerd dan de
kleinere bedrijven.
U it de grote belangstelling voor de
I n januari 1975 werd de "Beschikking bijdragen partikuliere kuituur-
technische werken 1975" van kracht. In het kader hiervan kon een
bijdrage worden verkregen in de investeringen in o.a. erfverharding,
toegangs- en bedrijfswegen, drainage en profielverbetering. De be
langstelling hiervoor was zo groot, dat deze regeling reeds per 1 juni van
hetzelfde jaar om budgettaire redenen moest worden opgeschort. Het
totale bedrag van de toegezegde bijdragen bedroeg toen ruim 240
miljoen.
Voorkeur voor chemische bestrijding
Bespuiting voor opkomst
Bespuiting na opkomst
Hanepoot
Grote succes vraagt om nieuwe regeling
De omvang van de
investeringen
pen nieuwe regeling?
De bedrijven, die hebben
deelgenomen
De uitgevoerde werken
Een onkruidvrij gewas blijft in ontwikkeling voor.
Vóór opkomst kan atrazin of Bladex
gebruikt worden. Beide middelen
geven een goed effekt, zowel op de
grasachtige als de breedbladige.
Atrazin toepassen bij voorkeur di
rekt na het zaaien en Bladex liefst
enkele dagen voor opkomst van de
mais.
De dosering bedraagt voor atrazin 2
a 2lA kg per ha en voor Bladex 3 k 4
kg per ha. De dosering is afhankelijk
van de zwaarte van de grond en de
hoogte van het humusgehalte.
C.A.R. Zevenbergen,
Spec. Planteziekten en Onkruidbes
trijding,
A.C.M. Mulders
na opkomst van het gewas tegen on
kruid gespoten. Hiervoor komen de
volgende middelen in aanmerking:
Tot het 4-bladstadium van de
mais 3 1 Bellater per ha. Dit is eep
kombinatie van atrazin Bladex.
Om schade aan het gewas te voorko
men nooit een uitvloeier of minerale
olie toevoegen.
Tot het 6-bladstadium van de
mais 2 kg atrazin 6 1 minerale olie
of 1 1 speciale uitvloeier. Ook kan
gebruikt worden 8 a 101 Oleo-atrazin
per ha. Dit js een kombinatie van
atrazin minerale oüe.
De onkruidbestrijding van deze
kombinaties is zeer goed. Mits deze
niet te groot zijn. De doding van ka
mille daarentegen is matig tot slecht.
Komt veel kamille voor dan
spuiten met 1 lA kg atrazin 1 Vi k 21
Basagran 3 1 minerale olie.
Atrazin na opkomst alleen maar
toepassen als voor opkomst geen
atrazin is gespoten, omdat het op
volgende gewas hiervan veel schade
kan ondervinden. Wanneer na op
komst nog veel onkruid bovenkomt,
ondanks een bespuiting direkt na
zaaien, kan bij het 3 5-bladstadium
van de mais nog een ^bestrijding
plaatshebben met 3 1 Basagran per
ha. Dit middel bestrijdt zeer goed de
kamille.
onkruid reageert niet op atrazin of
Bladex.
Voor de bestrijding van hanepoot
kan gebruikt worden 5 1 Sutan 6E of
5 1 Eradicane. Toepassen kort voor
zaaien en direkt ongeveer 5 cm diep
inwerken. Deze middelen zijn zeer
vluchtig, zodat de werking tegenvalt
wanneer niet snel een grondbewer
king na het spuiten plaatsheeft.
Het middel Lasso tegen 5 1 per ha
spuiten tussen zaaien en opkomst.
Dit middel niet inwerken.
Deze drie genoemde middelen wer
ken onvoldoende op de breedbladige
onkruiden, zodat dus tussen zaaien
en opkomst of tot het 6-bladstadium1
van het gewas nog een bestrijding
plaats moet hebben met een van de
hier eerder genoemde middelen.
Verharding van het erf is in talrijke o|
verdere verbetering van de kuituur-
technische situatie wenseüjk is.
In de melkveehouderij waren de in
vesteringen op de bedrijven met een
ügboxenstal hoger dan op de bedrij
ven met een grupstal 19.000,—
respektievelijk 13.000,—
chten erg praktisch.
P.C.W.-regeling 1975 blijkt, dat een
dergelijke regeling een belangrijke
aanvulling kan vormen op de kollek-
tieve aanpak van de problemen via
ruilverkaveling en landinrichting.
Aangezien er op veel landbouwbe
drijven duidelijke tekorten in de in
richting zijn, is het denkbaar dat t.z.t.
een nieuwe P.C.W.-regeling wordt
overwogen. Deze zou dan moeten
aansluiten bij de dan geldende be
leidsuitgangspunten. Wanneer het
landbouwbeleid, bijvoorbeeld, meer
aandacht wil schenken aan de zoge
naamde middenbedrijven, ligt een ac
centuering van een P.C.W.-regeling
op deze groep bedrijven voor de hand.
Hiertoe zouden bijvoorbeeld nadere
kriteria voor deelname in de regeling
kunnen worden opgenomen t.a.v. be-
drijfsgrootte, bedrijfsomvang en/of
het subsidiabele investeringsbedrag.
(Deze publikatie is uitsluitend verkrijg
baar door overschrijving van 14,25 op
postrekeningno. 41.22.35 ten name van
Landbouw-Ekonomisch Instituut te Den
Haag. Vermeld dient te worden: Zend
publikatie no. 2.135.)
Naar bedrijfsomvang varieerde de
deelname van 10% bij de bedrijven
kleiner dan 120 sbe tot 55% bij de
bedrijven groter dan 240 sbe.
nemende bedrijven heeft een bijdra
ge gevraagd in de kosten van erfver
harding. Dikwijls werden daarnaast
ook andere werken uitgevoerd. Van
de totale subsidie werd ongeveer 60%
besteed aan erfverharding, 17% aan
toegangswegen, 12% aan bedrijfswe
gen, 5% aan drainage en 8%-aan
overige werken.
De regionale verdeling van de inves
teringen en daarmee van de rijksbij
dragen blijkt onder meer samen te
hangen met de tekortkomingen, die
de verschillende gebieden in Neder
land kennen. Opmerkelijk zijn ech
ter de relatief hoge investeringen in
de IJsselmeerpolders in bijna alle
werken. Ook in recent ingerichte ge
bieden vinden de boeren dus dat een
Grote bedrijven, die uitzicht hebben
op kontinuïteit, hebben dus verhou
dingsgewijs meer aan de P.C.W.-re
geling deelgenomen, dan kleine be
drijven met minder perspektieven. Dit
blijkt ook uit het feit, dat de deelname
van jonge boeren en oudere boeren
Erfverharding met gewapend beton werd veel toegepast.
Het Landbouw-Ekonomisch Instituut heeft, in opdracht van de Lan-
dinrichtingsdienst, een onderzoek ingesteld naar de deelname aan deze
regeling alsmede naar de aard en omvang van de uitgevoerde werken
waarvoor een bijdrage werd gevraagd.
O ngeveer een kwart van de land- en
tuinbouwbedrijven in Nederland
heeft gebruik gemaakt van de
P.C.W.-regeling 1975. Dit betrof re
latief veel grote en moderne bedrij
ven. Zo varieerde het deelnemings
percentage van 15% bij de bedrijven
met minder dan 10 ha tot 60% bij de
bedrijven met meer dan 30 ha. Tevens
was het deelnemingspercentage ho
ger, naarmate het grondgebruik in
tensiever was.
met een opvolger groter was dan die
van oudere boeren zonder opvolger.
O ngeveer driekwart van de deel-
12