Verschillende beweidingssystemen
voor melkvee
I
H ierbij lopen de dieren dag en
nacht in de weide. De dieren krijgen
dan om de 2 a 4 dagen een ander
perceel tot hun beschikking. De
grootte van de percelen moet afges
temd zijn op het aantal koeien. Als
vuistregel kunnen we stellen dat er
iets minder dan 1 are per koe per dag
nodig is. Dit is voor 60 koeien met
een beweidingsduur van 4 dagen
2,20 ha. We gaan er dan vanuit,, dat
er gras beschikbaar is met een lengte
van 12-15 cm, d.w.z.: 1700 kg droge
stof per ha. De dieren kunnen dan
16 kg droge stof per dag opnemen.
Dit moet dan genoeg zijn voor een
produktie van 23 kg melk voor
koeien en 19 kg melk voor vaar
zen. In de loop van het weideseizoen
zal de produktie uit vers gras terug
lopen. Zo zal in juli/augustus nog
20 kg en in september/oktober nog
16 kg melk uit weidegras gepro
duceerd kunnen worden. Bij vaarzen
is dit respektievelijk 16 en 13 kg
melk. De beweidingsverliezen zijn
sterk afhankelijk van de beweidings
duur. Naarmate de koeien langer in
een zelfde perceel moeten lopen ne
men de beweidingsverliezen sterk
toe. Bij dag en nacht weiden zijn de
I
D,
W,
Moeilijke situatie op varkensmarkt
Meer varkens en varkensvlees
uitgevoerd
V an de totale grasproduktie in Nederland wordt het grootste deel
gebruikt voor direkte opname als vers gras door het vee. Veel bedrijven
hebben een vrij zware veebezetting per ha. De melkveehouder dient dan
te streven naar een optimale produktie van zijn grasland. Daarnaast is
de benutting van het gras van groot belang. De boer moet zich dus
steeds afvragen: "Welk beweidingssysteem past het best op mijn bedrijf
onder mijn omstandigheden?" De keuze van een beweidingssysteem zal
o.a. afhankelijk zijn van:
Beweidingssystemen
1. Onbeperkt weiden
2. Beperkt weiden ('s
nachts opstallen)
3. Standweiden
4. Zomerstalvoedering
Wereldsojareserve
groter
- de veebezetting; - de verkaveling waarbij de grootte van de huiskavel
erg belangrijk is; - de kwaliteit van de grasmat; - de aanwezige arbeid en
mechanisatie; - de produktie per dier.
n volgorde van belangrijkheid
kunnen we de volgende systemen op
de bedrijven aantreffen:
Konsulentschap voor de Akkerbouw
en de Rundveehouderij te Goes
serie "Veevoeding" nr. 5
ing. R. van der Meer
beweidingsverliezen, afhankelijk
van de beweidingsduur, als volgt:
om de 2 dagen om weiden: 15%
om de 4 dagen om weiden: 20%
om de 6 dagen om weiden: 25%
Om de verliezen zo klein mogelijk te
houden is een korte beweidingsduur
(2 dagen) te prefereren. Uit prakti
sche overwegingen zal over het alge
meen de voorkeur gegeven worden
aan een beweidingsduur van 4 dagen.
s een bedrijf minder goed verka
veld of heeft het een zware veebe
zetting per ha, dan kan men kiezen
voor overdag weiden (8 k 9 uur) en 's
nachts binnen houden van het melk
vee. Dit bespaart weidegras zodat er
minder snel tekort aan weidegras
optreedt. Het geeft minder bevuiling
van de wei, waardoor het gras sma
kelijker blijft en de beweidingsver
liezen geringer zijn dan bij dag en
nacht weiden. Bij beperkt weiden
zijn de' beweidingsverliezen als volgt:
om de 2 dagen omweiden: 9%
om de 4 dagen omweiden: 14%
om de 6 dagen omweiden: 19%
Er wordt bij beperkt weiden 1 Vi
kg droge stof uit weidegras minder
opgenomen dan bij dag en nacht
weiden. Dit moet in de vorm van
krachtvoer aangevuld worden. Het
kan ook met vers gras of snijmais.
Het bijvoeren van ruwvoer met een
lagere voederwaarde dan gras moet
in de zomer ontraden worden omdat
hierbij extra krachtvoer nodig is.
Door de lagere beweidingsverliezen
en de geringere opname is bijna 20%
minder oppervlakte per koe nodig
voor beweiding. Voor 60 koeien is
dan een perceelsgrootte van 1,85 ha
-
Het beweidingssysteem moet aangepast zijn aan de situatie op het bedrijf
nodig bij een beweidingsduur van 4
dagen. Bij 's nachts opstallen hoeft
men 's morgens de koeien niet uit de
wei naar de melkstal te halen. Een
nadeel is echter dat men meer mest
in de stal krijgt en extra moet bij
voeren om hoge produktie te halen
per koe.
'e laatste tijd is er hier en daar
weer wat belangstelling voor stand
weiden. Hierbij blijven de dieren de
gehele weideperiode in hetzelfde
perceel lopen. In de loop van de zo
mer worden de gemaaide percelen er
dan bijgetrokken. Bij dit systeem zou
het vee rustiger zijn. Het systeem zou
eenvoudiger toe te passen zijn en
meer arbeidsbesparing geven. Het
zou een gunstige invloed hebben op
de kwaliteit van de zode en minder
dagelijkse produktieschommelingen
geven. De stikstofbemesting moet
plaatsvinden tijdens het weiden. Na
delen van standweiden zijn:
- bij langdurige droogte is er min
der grasreserve;
- bij schommelingen van de gras-
groei is het systeem minder soe-
pel; dit is echter op te vangen
door variatie in bijvoeding;
- men moet oppassen voor bosvor-
ming en overbegrazing;
- de opbrengst is 4-5% lager;
- het ophalen kost meer tijd in ver
band met het verspreid lopen van
de koeien.
B ij zomerstalvoedering vindt hele
maal geen beweiding plaats. Dit sys
teem wordt toegepast op bedrijven
met een erg slechte verkaveling, ge
ringe bedrijfsoppervlakte en op ver-
trappingsgevoelige gronden. Verlie
zen aan vertrappen en bevuilen zijn
hier niet, zodat er per ha een hogere
veebezetting gerealiseerd kan wor
den (0,5 gve/ha meer). De grasop
name bij zomerstalvoedering is lager
(2 kg ds) dan bij weidegang. Dit moet
in de vorm van krachtvoer aangevuld
worden. De opname zal ook sterk
afhankelijk zijn van het gras dat voor
de dieren wordt gebracht. Gras voor
zomerstalvoedering moet bij een op
brengst van ongeveer 2300 kg droge
stof per ha gemaaid worden. Aan
zomerstalvoedering kleven enkele
nadelen:
- hogere krachtvoerkosten door la
gere droge stofopname aan gras;
- het maaien en halen van vers gras
vraagt extra arbeid;
- ook in het weekend zal men vers
gras voor de koeien moeten ha
len;
- de kosten voor de mechanisatie
zullen hoger liggen;
- het is moeilijk om steeds de ge
wenste graslengte voor stalvoe-
dering te maaien;
- als de koeien het gehele jaar bin
nen zijn, is dit niet bevorderlijk
voor de gezondheid van de die
ren;
men moet de mestproduktie ook
in de zomer kunnen opvangen en
later verwerken.
J-rf r zijn echter ook enkele voordelen
van zomerstalvoedering te noemen:
- minder voerverliezen dan bij
weidegang. Hierdoor is een
zwaardere veebezetting mogelijk;
- men hoeft de koeien niet op te
halen om te melken;
- een afrastering rond de weilan
den is niet nodig.
elk systeem van beweiding men
ook kiest voor zijn bedrijf, men zal
steeds moeten streven om voldoende
gras van goede lengte (12-15 cm) voor
de melkkoeien te hebben. Per kg
droge stof krijgen de koeien dan de
hoogste voederwaarde naar binnen.
Bovendien eten de diéren meer van
dit malse gras. Probeer te realiseren
dat voor het onbeperkt en beperkt
weiden niet meer dan 4 beweidings-
dagen per perceel nodig zijn.
Indien mogelijk moet men het weiden
en maaien van de percelen afwisselen.
Men hoeft dan nooit te bossen en de
mestflatten vallen gespreid over alle
percelen. Een pasklaar antwoord over
het beweidingssysteem is niet te ge
ven. Bij het maken van een keuze zal
ieder voor zijn bedrijf de omstandig
heden moeten afwegen.
De situatie op de Nederlandse var
kensmarkt en ook op de varkens-
markten in de meeste lidstaten van
de G emeenschap is moeilijk.
Dat is in de eerste plaats te danken
door de veterinaire maatregelen die
men in Italië genomen heeft en die
met name de aanvoer uit Nederland
en in mindere mate uit België, De
nemarken en Duitsland belemme
ren.
De Italiaanse autoriteiten hebben
sanitaire maatregelen genomen,
omdat bij Nederlands varkensvlees
Salmonella was aangetroffen.
Dat zou met name het geval zijn bij
uit Nederland aangevoerde ham
men. Inmiddels heeft het Produkt-
schap voor Vee en Vlees getracht de
Italiaanse belemmeringen te ver
zachten.
Er is een protokol opgesteld in sa
menwerking met vertegenwoordi
gers van de Italiaanse veterinaire
autoriteiten.
Dat protokol beoogt de invoer weer
op gang te brengen, doch dat kan, de
bureaukratie in Italië in acht geno
men, nog wel enkele dagen duren.
Het protokol voorziet een onbelem
merde invoer uit Nederland, behou
dens vlees dat afkomstig is van een
19-tal bedrijven.
12
Vlees uit deze niet nader genoemde
19 bedrijven zal eerst in Italië toege
laten worden na een extra inspektie
van de Nederlandse Veterinaire
Dienst, wat bevestigd zal moeten zijn
door een speciaal dokument. Voor
alsnog wordt geadviseerd geen verse
magen naar Italië uit te voeren, om
dat deze nog steeds aan extra Ita
liaanse kontröle zullen worden on
derworpen.
Onoverzichtelijke marktsituatie
De Italiaanse importstop heeft voor
de nodige onoverzichtelijkheid van
de varkensmarkt in de G emeenschap
bijgedragen.
Deze onoverzichtelijkheid heeft in
elk geval geleid tot lagere prijzen
voor de mesters in Nederland, ook al
dient opgemerkt dat de tendens naar
lagere prijzen voor de mesters toch al
onmiskenbaar aanwezig was. Nu
Nederland zijn hammen naar Italië
niet kwijt kan, is er een vergrote druk
op de Franse markt voor hammen,
waar Nederlandse hammen mo
menteel tegen lagere prijzen aange
boden worden vooral in konkurren-
tie met de Deense hammen.
Voor slachterijen uit Bretagne open
de zich de mogelijkheid wat hammen
naar Italië af te zetten, waarmee men
mogelijk de Franse markt, die ook
aflopend was, kon ondersteunen.
Ook de Duitse markt is zwak, doch
dit heeft direkt weinig te doen met de
Italiaanse importstop. De Duitse
uitvoer naar Italië is van onderge
schikte betekenis.
De Italiaanse importstop betekent
een stimulans voor de levende ex
port, die op zijn beurt weer e.en steun
voor de varkensprijs betekent.
Zolang er geen volledige harmonisa
tie inzake de veterinaire bepalingen
in de Gemeenschap plaats vindt, zal
het mogelijk zijn dat onverwachte
reakties van de importerende landen
het marktbeeld tijdelijk verstoren.
De reakties van die importerende
landen komen in de exporterende
landen dikwijls als willekeurig over.
vdw
Het aandeel van levende varkens in
de export van varkens en varkens
vlees is in de afgelopen jaren sterk
toegenomen.
Het aandeel in de export van vlees
waren en konserven is in de periode
1972-1978 belangrijk verminderd
(van 26% tot 14%), m.n. door het
sterk teruglopen van de afzet van
ham- en schouderkonserven op de
Amerikaanse markt. Dit is uit het
oogpunt van werkgelegenheid en
toegevoegde waarde van het produkt
te betreuren.
Dit o.m. antwoordt minister Braks
Volgens het Argentijnse graanbu-
reau zal het verschil tussen de vraag
en aanbod van sojabonen in het sei
zoen 1979/1980 toenemen van 9,1
miljoen ton verleden jaar tot 18,8
miljoen ton.
De wereldproduktie wordt door de
raad geraamd op 95,1 miljoen ton,
waardoor in totaal 104,2 miljoen ton
beschikbaar komt. De wereldvraag
wordt geraamd op 85,4 miljoen ton
waarvan de producerende landen
59,2 miljoen zullen gebruiken en het
er 26,2 miljoen ton voor export
overblijft.
(landbouw en visserij) op schrifte
lijke vragen van het Tweede Kamer
lid Wisselink en hemzelf. Zoals be
kend was ir. Braks tot zijn benoe
ming als minister op 4 maart j.l.,
eveneens lid der T weede Kamer.
De oorzaken van deze ontwikkeling
zijn niet precies bekend. Het ver
moeden bestaat dat het niveau van
de loonkosten in ons land daarbij een
zekere rol speelt.
Daarnaast is waarschijnlijk ook hét
feit, dat de kwaliteit van de verwerk
te produkten in deze sektor soms te
wensen overlaat van betekenis.
Teneinde meer duidelijkheid hier
over te verkrijgen zal het Produkt-
schap voor Vee en Vlees de oorzaken
hiervan gaan onderzoeken. Gezien
het belang van deze aangelegenheid
is minister Braks bereid aan dit on
derzoek zijn volledige medewerking
te verlenen.
De bewindsman bestudeert ook een
voorstel van dit produktschap om
gezamenlijk een bedrijfskundig on
derzoek te laten verrichten dat kan
bijdragen aan wijzigingsvoorstellen
t.a.v. de organisatie en opzet var» de
vleeskeuring.