Maak eens een organische
stofbalans op uw bedrijf
KORTE WENKEN
C.A.R.- Zevenbergen
E en goede verzorging van de grond is de basis voor een goede pro-
duktie.
Internationale
tarweraad bezorgd
over wereld-
voedselzekerheid
Tabël 4: Organische stofbalans voor een bedrijf van 40 ha
Hoofdgewassen
Kg effektieve Totaal/kg Gemiddeld/ha
Naast de faktoren ontwatering, bemesting en grondbewerking heeft
organische stof een grote invloed op de struktuur van de grond.
Het is dan ook belangrijk om aan de organische stofvoorziening van de
grond voldoende aandacht te besteden. Verslapt deze aandacht dan
heeft dit al heel gauw konsequenties voor de struktuur van de grond en
dus op de opbrengst van de gewassen. Ook bij vernauwing van het
bouwplan (meer rooivruchten) gebaseerd op ekonomische motieven zal
dit leiden tot struktuurverslechtering en opbrengstverlaging. Immers de
oogst valt later in het seizoen en vindt plaats met zware machines.
De organische stofvoorziening
en het humusgehalte van de
grond
O,
'rganische stof in de grond is
overwegend van plantaardige oor
sprong. Verschillende gewassen leve
ren hiervoor wortel- en stoppelresten.
Het overgrote deel van de aanwezige
organische stof in de grond bestaat
uit humus.
Humus is een zwart-bruin produkt
dat overblijft na vertering van orga
nische stof. Deze stof is moeilijk
aantastbaar en wordt ook wel stabiele
humus genoemd.
Toch wordt elk jaar een deel van de
humus afgebroken. Om het humus
gehalte van de grond op peil te hou
den moet jaarlijks extra organische
stof aan de bodem worden toege
voegd.
Deze extra aanvoer heeft op het
volggewas een gunstige invloed door
het vrijkomen van plantenvoedende
stof (korte termijn effekt).
Het effekt op lange termijn moet
vooral gezocht worden in verhoging
van het humusgehalte en verbetering
van de bodemstruktuur. Dit is vooral
van belang op slempige zavel- en
lichte kleigronden.
Het is bekend dat niet alle soorten
organische stof evenveel bijdragen
tot de humusvorming in de grond.
Als maatstaf hiervoor wordt de hu-
muscoëfficiënt gebruikt. Hiermee
wordt aangegeven welk deel van de
aangevoerde hoeveelheid organische
stof na een jaar (gehumiflceerd) als
humus in de grond aanwezig is.
Men noemt dit ook wel effektieve
organische stof.
Tabel 1: Humiflkatiecoëfficiënten
van enkele organische stofleveran-
ciers
Groene masse van planten 0.20
Groenbemesters (2 delen
groene massa 1 deel wortels) 0.25
Wortels van gewassen 0.35
Stro 0.30
Dierlijke organische mest 0.50
Turfmolm 0.85
Opmerkingen
Van eenzelfde hoeveelheid droge
organische stof uit stalmest blijft
meer als humus achter dan van een
zelfde hoeveelheid droge organische
stof van groene massa van planten.
Hoeveel organische stof
verdwijnt per jaar en waarmee
moet worden aangevuld?
an de aanwezige voorraad effek
tieve organische stof in de grond
wordt jaarlijks ongeveer 2% afge
broken.
Om op peil te blijven zal dit verlies
elk jaar moeten worden aangevuld.
Hoeveel dit is kan op de volgende
wijze worden berekend. Als we uit
gaan van een bouwvoordikte van 25
cm met humusgehalten van 1!4%, 2%
en 2Vi% en deze grond heeft een vo
lumegewicht van 1.4 dan moet jaar
lijks een hoeveelheid worden toege
voegd zoals in tabel 2 staat aangege
ven.
Tabel 2
bouwvoor- bouwvoor-
humus dikte gewicht
Bovenstaande tabel laat zien dat
voor het handhaven van een hoger
humusgehalte een grotere hoeveel
heid effektieve organische stof nodig
is. In de praktijk blijkt dat handha
ving van het humusgehalte al een
zware opgave is.
Normen die gehanteerd kunnen wor
den bij het opstellen van een organi
sche stofbalans
De laatste jaren zijn normen ont
wikkeld voor de hoeveelheid effek
tieve organische stof die de diverse
gewassen en ook mestsoorten leve
ren.
In tabel 3 zijn de gehalten van een
groot aantal produkten vermeld.
Tabel 3: Hoeveelheid effektieve or
ganische stof per gewas en in dierlijke
mest
Gewas
Kg effektieve
org. stof/ha
Wintertarwe 1.640
Wintertarwe (inkl. stro) 2.630
Zomertarwe 1.630
Zomertarwe (inkl. stro) 2.590
Wintergerst 1.570
Wintergerst (inkl. stro) 2.350
Zomergerst 1.310
Zomergerst (inkl. stro) 1.940
Haver 1.570
Haver (inkl. stro) 2.470
Aardappelen 875
Suikerbieten 375
Suikerbieten (inkl. loof) 1.275
Uien 150
Snijmaïs 600
Stamslabonen 500
Erwten 150
Vlas 90
Karwij 1.200
Koolzaad 900
Blauwmaanzaad 750
Graszaad (jaar van inzaai) 450
Graszaad (per oogstjaar) 1.200
Lucerne (1-jarig) 945
Lucerne onder dekvrucht 1. j.
hoofdgewas 1.575
Lucerne onder dekvrucht 2 j.
hoofdgewas 2.275
Spruiten (inkl. stronk) 1.900
Knolselderij 500
Winterwortelen 300
Witlofwortelen 300
Spinazie 525
Stambonen (afgeschoffeld) 175
Groenbemestingsgewassen
Italiaans raaigras 1.220
Engels raaigras 1.120
Rode klaver 1.140
Witte klaver 850
Wikken 650
Bladrammenas 840
Schuimaarde per ton 19
1.5
2
2.5
25 cm
25 cm
25 cm
3.500.000 kg
3.500.000 kg
3.500.000 kg
gewicht aan
org. stof
52.500 kg
70.000 kg
87.500 kg
jaarlijkse afbraak 2%
resp. gift
1.050 kg
1.400 kg
1.750 kg
Konsulentschappen voor de Akker
bouw en de Rundveehouderij in
Zuid-West Nederland
Serie Zuidwest - Bodem Best
nr. 5
J. van Balen
Organische mest per ton
Rundvee stalmest 70
Rundvee drijfmest 30
Rundvee gier 5
Vaste varkensmest 80
Varkensdrijfmest 32
Vaste kippemest 115
Kippedrijfmest 58
Kippestrooiselmest 175
Mestkuikenmest 230
Champignonmest 96
goed geslaagd en geheel onderge-
ploegd.
Tot slot volgt hier een berekening
van een organische stofbalans voor
een akkerbouwbedrijf van 40 ha.
Het humusgehalte van de grond is
2l/i%.
Het bouwplan vermeldt: 50% gra
nen, 6 ha wintertarwe en 4 ha z.gerst;
50% hakvruchten, 8 ha aardappelen,
8 ha bieten en 4 ha uien.
Een goed geslaagde
groenbemester is een
weldaad voor de grond.
org. stof/ha
Wintertarwe
16 ha
1.640
26.240
Zomergerst
4 ha
1.310
5.240
Aardappelen
8 ha
875
7.000
Suikerbieten
inkl. loof
8 ha
1.275
10.200
Zaai-uien
4 ha
150
600
Totaal hoofdgewas
40 ha
49.280
Groenbemesting
Italiaans raaigras
8 ha
1.220
9.760
Engels raaigras
8 ha
1.120
8.960
68.000
1.232
1.700
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat
op dit bedrijf met 2'/2% humus (vol
gens tabel 2) 1.750 kg effektieve or
ganische stof per ha nodig is.
Met behulp van bieteloof en groen
bemestingsgewassen wordt de norm
gehaald. Met enige inspanning kan
hier een humusgehalte van 2XA% in
stand blijven. Of dat ook lukt bij een 1
op 3 teelt mag u zelf berekenen!
Met behulp van dit voorbeeld en de in
tabel 3 genoemde gehalten kunt u
vooraf becijferen of de door ons ge
stelde norm; aanvoer en afbraak in
evenwicht; ook haalbaar is.
Eén ding is zeker, de opbrengst van de
gewassen is sterk afhankelijk van de
vruchtbaarheid van de bodem. En om
die opbrengst gaat het!
AKKERBOUW
ZANDGRONDEN IN HET la
tere voorjaar geploegd, geven bij
bewerking vooral op lichte gron
den gemakkelijk een te fijn en te
los zaaibed. Deze gronden worden
een prooi van de schrale, droge,
sterke voorjaarswind wanneer U
geen maatregelen neemt. Het ge
bruik van een vorenpakker achter
de ploeg voorkomt een te los zaai
bed. Hiernaast voorkomt een
overbemesting met 15 a 20 ton
drijfmest (rundvee) na het zaaien
dat het perceel gaat stuiven.
HET KOMT MAAR ZELDEN
voor dat U poot goed thuis krijgt en
dit meteen kunt uitpoten. Meestal
moet U het nog enkele weken be
waren. Zet de zakken poters zo
ruim mogelijk, zodat licht en lucht
van alle kanten kan toetreden. Zet
de poters op een tochtige plaats of
op wagens, die U buiten kunt zet
ten. Hoe meer licht en lucht, hoe
beter uw poters blijven.
OP HET OGENBLIK is aan de
kleur van de wintertarwe goed te
zien of het gewas voldoende N kan
opnemen. Blijft uw gewas echter
nu nog in kleur achter en komt de
hergroei moeilijk op gang, dan
heeft- uw gewas echt stikstof te
kort. Dit kan zich voordoen op
percelen met voldoende N in de
grond aanwezig, maar nog buiten
bereik van de wortels. Een kleine
ekstra verse gift is hier nodig om
het gewas op gang te helpen.
IN 1979 HADDEN de suikerbie
ten een eerste klas opkomst. Niet
te vroege zaai en voldoende vocht
na het zaaien, gaven een veldop-
komst van 75%. Laat deze gege
vens van verleden jaar U niet ver
leiden om nog verder uit elkaar te
zaaien. Bij een rijenafstand van 50
cm moet U bij het zaaien kiezen
tussen 16 en 18 cm. in de rij, want
in 1980 is uw opkomst zo maar
i niet weer beter.
DENK NIET DAT UW gewas-
belagers afgelopen winter van de
honger zijn omgekomen. Wees op
uw hoede, zodra de gewassen
bovenkomen, zijn ze er al weer en
vaak nog wel eerder. Dagelijks
toezicht en kontrole is nodig. U
kunt alleen tijdig ingrijpen als U
weet wat er aan de hand is. Spuit
wel zo weinig als U durft. Dus al
leen als het NODIG is.
VEEHOUDERIJ
OOK DE MELKVEEHOUDE
RIJ is een bedrijfstak die steeds
meer kennis en inzicht vraagt.
Vooral nu weer voor heel wat
rundvee de periode van insemine-
ren is aangebroken, komt het er op
aan. Laat niets aan het toeval
over. Maak een overdachte stie
renkeuze en gebruik zoveel moge
lijk het sperma van stieren waar
van de vererving bekend is. Houd
hierbij ook rekening met melk
plas, vet en eiwit van elke koe af
zonderlijk.
OP HEEL WAT BEDRIJVEN
moet in de veestapel meer op de
groten dan op de kleintjes worden
gelet. Zo geeft zondermeer te veel
jongvee in verhouding met het
aantal melkkoeien een veel minder
goed bedrijfsresultaat. Het is zeer
aan te bevelen niet meer kalveren
aan te houden dan voor aanvulling
van het melkvee nodig is. Hierdoor
kunt U ook nog strengere selektie
toepassen bij het al of niet aan
houden van kalveren.
VERWAARLOOS OOK in het
voorjaar de opfok van uw kalveren
niet. Zie niet alleen toe dat ze vol
doende voedsel krijgen, maar zorg
ook voor voldoende goed drink
water. Wist U dat jonge kalveren
dagelijks minstens 10% van hun
lichaamsgewicht aan vocht moe
ten kunnen opnemen? Tracht dit
niet te bereiken om de kunstmelk
ekstra te verdunnen. De voorge
schreven verdunning moet ge
handhaafd blijven, maar hiernaast
moet het kalf over voldoende goed
drinkwater kunnen beschikken.
Volgens de Internationale Tarweraad
zijn de overvloedige graanleveranties
in de grootste exporterende landen
niet het enige antwoord op de voed
selzekerheid omdat er geen garantie
bestaat dat zij altijd beschikbaar zul
len zijn.
In een analyse van de problemen die
zich voordoen bij de behandeling en
het transport van graan onderstreept
de Raad de noodzaak van een betere
verdeling van de voorraden over de
gehele wereld en de dringende be
hoefte van veel importerende landen
om hun eigen reservevoorraden aan
te houden. De noodzakelijke inves
teringen om de vorming van reser
vevoorraden en de toekomstige groei
van de handel te kunnen bekostigen
zullen in veel gevallen veel groter
zijn dan kan worden gefinancierd
door de ontwikkelingslanden zelf.
De moeilijkheden die importerende
ontwikkelingslanden ondervinden
bij het verwerken en transporteren
van graan moeten niet worden on
derschat.
De Internationale Tarweraad ver
wacht verder dat de ontwikkelings
landen het grootste deel van de toe
komstige groei van de import voor
hun rekening zullen nemen, maar de
situatie in die landen voor wat de
verwerking en het transport betreft
heeft minder aandacht gekregen dan
in de exporterende landen.
(The Public Ledger)
7