Hoe staat uw bedrijf in
het bestemmingsplan?
KNLC kommentaar
Public Relations
B
I n een van onze vakbladen, het losbladig Fiskaal weekblad FED, is een
vragenrubriek, waarin de antwoorden op de gestelde vragen door cory-
feën op belastinggebied worden gegeven. In het nummer van 28 februari
1980 is de volgende vraag en het antwoord opgenomen.
W at deze Friese gemeente ge
presteerd heeft, doet me denken aan
het voorstel, dat ooit eens in de Raad
van een Nederlandse gemeente
kwam:
Z ie ik het goed, dan zal de rechter
aan de kwestie van terugwerkende
kracht niet eens toekomen.
De Ruimtelijke Ordening en Uw bedrijf
O
ttfTf
Fries initiatief
Wi
Vraag
Antwoord
In afgelopen jaar 34 dodelijke
ongevallen in de landbouw
Wetsverachting f
eet U precies wat er op Uw agrarisch bedrijf bijgebouwd mag
worden afgebroken, veranderd, geëgaliseerd, enz.? Het gemeentebes
tuur weet het wel! Wat U mag doen en vooral wat U niet mag doen staat
namelijk beschreven in het gemeentelijk bestemmingsplan. Zo'n plan
noemt men vaak "plan Buitengebied" of "plan Landelijk gebied". Dit
bestemmingsplan is een gemeentelijke verordening en bindt dus iedere
burger van de gemeente rechtstreeks. Het is daarom belangrijk te
weten wat een bestemmingsplan is, hoe het tot stand komt en welke de
relatie is van dit plan tot andere plannen op het terrein van de ruimte
lijke ordening.
Wat is een bestemmingsplan
Iedere gemeente is volgens de wet
Ruimtelijke Ordening verplicht voor
het buitengebied een bestemmings
plan te maken. Het is echter nog niet
zo dat alle gemeenten al zo'n plan
hebben' maar het zal er dan wel te
zijner tijd komen. Zo'n bestem
mingsplan geldt voor tien jaar, maar
kan tussentijds gewijzigd worden.
Het plan bestaat uit een kaart, voor
schriften en een toelichting. Op de
kaart hebben alle gronden en ge
bouwen een bestemming gekregen.
Waarvoor en hoe die bestemmingen
gebruikt mogen worden staat in de
voorschriften. Waarom die bestem
mingen en yoorschriften gegeven
zijn staat in de toelichting.
U heeft vrijwel altijd met dit plan te
maken. Wanneer U een bouwver
gunning wilt hebben voor een lig-
boxenstal, een kas, een tweede be
drijfswoning, een loods enz., steeds
wordt het bestemmimgsplan erbij
gepakt om te kijken of de vergunning
wel verleend kan worden. Ook geeft
het plan vaak een bescherming aan
boer of tuinder. Want wanneer Uw
buurman bijvoorbeeld van plan is
een kamping te beginnen, of zijn
land wil volzetten met zomerhuisjes,
dan zal dit hoogstwaarschijnlijk door
ditzelfde bestemmingsplan tegenge
gaan worden. Een bestemmingsplan
wordt vastgesteld door de Gemeen
teraad. Daarna moet het plan goed
gekeurd worden voor Gedeputeerde
Staten. Van belang is dat op basis
van een goedgekeurd bestemmings
plan een bedrijf of een onderdeel
daarvan kan worden onteigend.
Plannen van Provincie en Rijk
ok de provincie en de Rijksover
heid maken plannen op het gebied
van de Ruimtelijke Ordening. Deze
plannen zijn geen verordeningen
maar dat wil niet zeggen dat ze niet
belangrijk zijn. In de provinciale
streekplannen worden de hoofdlij
nen voor de toekomstige ontwikke
lingen van een gebied vastgesteld.
Het ligt voor de hand dat Gedepu
teerde Staten bij de goedkeuring van
V-/ p vergaderingen wordt de laatste
tijd vanuit de zaal de public relations
voor land- en tuinbouw aan de orde
gesteld.
Vooral het benadrukken van de zeer
belangrijke bijdrage die de land- en
tuinbouw aan onze welvaart levert en
het tegenwicht geven ten opzichte
van de dagelijks in de nieuwsmedia
paraderende woordvoerders van vak
bonden en grootwerkgevers wordt
noodzakelijk geacht. De acties van de
laatste weken hebben deze vragen
vanuit de achterban nog eens ver
scherpt. Ik vind deze toenemende be
wustwording dat we ons nog meer
zullen moeten inspannen om in onze
maatschappij meer begrip voor de
positie van boer en tuinder te kweken,
een verheugende zaak. Terecht con
stateerde iemand één dezer dagen op
een boerenvergadering dat we als
land- en tuinbouw onze invloed steeds
minder aan het aantal mensen kun
nen ontlenen, maar het vooral van de
kwaliteit van de presentatie en argu
mentatie zullen moeten hebben. Pu
blic Relations bedrijven voor land- en
tuinbouw is een zaak van gezamenlijk
doen. Natuurlijk is het van groot be
lang dat ook ieder individueel zoveel
mogelijk doet om het beeld van de
land- en tuinbouw goed te doen over
komen. Toch zal een belangrijk stuk
public relations vanuit een gezamen
lijke opzet van boerenorganisaties en
coöperaties plaats moeten vinden.
Zo'n vijftien jaar hebben we nu erva
ring met de Stichting Public Rela
tions voor Land- en Tuinbouw onder
de bezielende leiding van Frans Wil-
bers. Met zeer beperkte mankracht
heeft deze Stichting intussen al berg
en werk verzet. Op dit moment be
raadt het Bestuur van de Stichting
zich over de planning van de activi
teiten gedurende de tachtiger jaren.
Daarbij wordt in eerste instantie ge
dacht in de richting van een beperkte
uitbreiding van het apparaat, zodat
vooral meer werk gemaakt kan wor
den van de advisering over een betere
presentatie op allerlei gebied. Ook
het bevorderen van meer, goed bege
leide, aandacht in de publiciteitsme
dia voor land- en tuinbouw ligt in de
bedoeling. Ik vraag mij af of we met
een betrekkelijk beperkte uitbreiding
van ons public-relations-apparaat wel
kunnen volstaan om ons in de tachti
ger jaren als land- en tuinbouw vol
doende slagvaardig te kunnen weren.
O nlangs werd in Leeuwarden op
gericht het Fries informatiecentrum
voor de landbouw. Ik vindt
dit een voortreffelijk initiatief
wat zeker ook in andere streken van
het land navolging verdient. Mis
schien moeten we in de komende tijd
inderdaad de gezamenlijke public re
lations van land- en tuinbouw zowel
landelijk als regionaal verder uitbou
wen, waarbij uiteraard de nodige on
derlinge samenhang gewenst is. Van
daag de dag stellen we als standsor
ganisaties, coöperaties, Landbouw
schap en Produktschappen zegge en
schrijve 1,5 miljoen per jaar be
schikbaar voor de gezamenlijke
Stichting Public Relations.Het zal
duidelijk zijn dat daarmee de activi
teiten slechts uiterst beperkt kunnen
zijn. Ik vraag me af of het niet de
hoogste tijd is om een forse stap ter
uitbreiding van die gezamelijke pu
blic relations, in regionaal en lande
lijk verband zo mogelijk, te zetten. En
of we uit onze omzet van rond de
25 miljard om te beginnen niet eens
éénhonderdste procent extra, zijnde
2ij 3 miljoen, voor deze activi
teiten dienen te bestemmen. Dat zou
een verdubbeling van het aantal
mensen wat zich op centraal niveau
volledig voor public relations in land
en tuinbouw inzet kunnen betekenen.
Ik ben ervan overtuigd dat we deze
kosten op korte termijn weer dubbel
en dwars terug zullen verdienen.
Daarom: wat op dit punt bij de
achterban leeft dient op korte termijn
in daden te worden omgezet.
Luteijn.
een gemeentelijk bestemmingsplan
rekening houden met het streekplan.
De provincie moet op haar beurt
weer rekening houden met de plan
nen van het Rijk. De nota "Lande
lijke Gebieden" is zo'n plan die door
de landelijke overheid wordt vast
gesteld.
Om dit geheel nog wat ingewikkelder
te maken worden er ook nog facet
plannen door Provincie en Rijk ge
maakt. Een facetplan behandelt een
onderdeel van de Ruimtelijke Orde
ning. Voorbeelden zijn een Rijkswe
genplan en een Provinciaal wegen
plan. Het belangrijkste plan voor Uw
bedrijf is echter steeds het gemeente
lijke bestemmingsplan.
Hoe is de procedure
ij hopen dat U inziet dat agra
risch ondernemer zijn ook inhoudt te
letten op wat er planologisch in Uw
gebied gebeurt. De afdeling Sociaal
Ekonomische Voorlichting van Uw
organisatie zal U graag met raad ter
zijde staan.
HJ. Steenhuis.
l„,
elangrijk is steeds te weten welke
planologische ontwikkelingen er in
Uw gebied zijn. In de streekbladen
staat deze informatie. Ziet of hoort U
dat er in Uw gebied een ontwerp-
bestemmingsplan ter inzage ligt, ga
dan in ieder geval informeren op het
gemeentehuis. Burgemeester en
Wethouders hebben dit plan opges
teld en U heeft een maand lang de
tijd om bezwaren in te dienen. Zoals
gezegd moet de Gemeenteraad de
plannen vaststellen. De Raad zal dan
ook bepaien of wel of niet aan Uw
bezwaren gevolg zal worden gege
ven. Is er niet aan Uw bezwaren te
gemoet gekomen dan heeft U wede
rom een maand de mogelijkheid om
in beroep te gaan bij Gedeputeerde
Staten, die het plan moeten goed
keuren. Er is daarna nog een moge
lijkheid beroep aan te tekenen bij de
Kroon. Maar beroep is alleen moge
lijk wanneer U bezwaar heeft ge
maakt tegen het ontwerpplan. Tegen
aangebrachte wijzigingen door de
Raad of onthouding van goedkeu
ring door Gedeputeerde Staten is
ook beroep bij de Kroon mogelijk.
De procedures zijn veelal langdurig.
Vooral als et sprake is van een
"Kroonberoep" kan het wel zo'n 4 k
5 jaar duren voordat een ontwerp
bestemmingsplan rechtsgeldig
wordt. Vele plannen zijn dan ook
nog in procedure (al wil dat niet
zeggen dat er dan geen regels zijn!).
Let op!
i een vorig nummer hebt U de be
slissing van Hof Leeuwarden van 10
maart 1978 opgenomen, waarbij is
bepaald, dat de zakelijk gerechtigde
tot een uitsluitend voor verhuur bes
temd zomerhuisje niet in de gebrui
kersheffing mag worden aangesla
gen. De Raad van.de gemeente He-
melumer Oldeferd, die deze proce
dure verloren heeft, vulde in zijn
vergadering van 24 oktober 1978 de
tekst van de verordening op de on-
roerend-goed-belasting met de be
paling aan, dat de zakelijk gerech
tigde van een doorgaans uitsluitend
voor verhuur bestemde zomer- of
rekreatiewoning wordt aangemerkt
als degene, die de woning feitelijk
gebruikt.
Deze verandering, waar op 28 juli
1979 koninklijke goedkeuring is ver
leend, trad op 1 januari 1979 in wer
king. - Is deze fiktie naar uw oordeel
verbindend?
In de verordening hondenbelasting
zou worden bepaald, dat voor de
toepassing van de verordening onder
honden mede katten worden ver
staan.
In deze Raad zat gelukkigerwijze een
lid met enig juridisch inzicht, die B
en W kon overtuigen, dat het fiktie-
voorstel beter terug kon worden ge
nomen, omdat het anders door de
rechter onverbindend zou worden
verklaard.
Aan deze wijsheid heeft het kenne
lijk in de Hemelumer Oldeferder
Raad enbij Binnenlandse Zaken
ontbroken. Vandaar, dat de veror
dening thans fingeert, dat gebruikt
ook wie niet gebruikt.
Hoewel de uitslag van een procedure
nooit met 100% zekerheid te voor
spellen is, mag toch als zo goed als
zeker worden aangenomen, dat deze
fiktie in zake de gebruiker onverbin
dend is.
In deze zin ook Walboom in zijn
noot onder bovenvermelde uitspraak
Hof Leeuwarden. Zelf heb ik mijn
beschouwingen "Gebruik en peilda-
In 1979 zijn 34 ongevallen met do
delijke afloop in de landbouw ter
kennis gekomen van de Arbeidsin-
spektie van het Ministerie van So
ciale Zaken. In 1978 en 1977 zijn er
respektievelijk 32 en 31 gemeld.
Niet minder dan 10 van de 34 doden
in 1979 waren kinderen tot en met de
leeftijd van 15 jaar. Zij zijn het
slachtoffer geworden doordat ze on
nodig verbleven op of in de nabij
heid van trekkers (4), opraapwagens
(2), een omvallende kuilvoersnijder,
een cirkelmaaier, een grondverzet-
machine en een vallende schuifdeur.
Vijf mensen kwamen om het leven
door het kantelen of achteroverslaan
van trekkers (in 1978 10) en twee op
andere wijze bij werkzaamheden met
trekkers. Bovendien vonden twee
personen de dood na met hun trek
ker in de sloot te zijn gereden. In
geen van deze gevallen was de trek
ker voorzien, van een kantelbeveili-
ging die, indien deze wel was ge
monteerd, tenminste de helft van
deze dodelijke ongevallen zou heb
ben voorkomen.
Verder kwamen twaalf mensen om
bij ongevallen met aanhangwagens,
met een mestverspreider, met een
verplaatsbare transporteur, met een
opraappers, met een melkmachine,
met een grondfrees, met een bieten-
rooimachine en met een automati
sche mestafvoerinstallatie. Twee
personen verloren het leven door een
val van een dak bij het leggen van
golfplaten van asbestcement, één bij
sloopwerk, één door een val van een
ladder en één werd overreden door
een vrachtauto.
De Nederlandse landbouw is nog on
voldoende doordrongen van de nood
zaak het gehele trekkerbestand van
een (goedgekeurd) beveiligingsmid
del te voorzien. Een dergelijke bevei
liging wordt op 17 juli 1983 verplicht.
Gebruikers van trekkers wordt dan
ook aangeraden een veiligheidskabi-
ne, -frame of -beugel te laten aan
brengen. Hiermee kan worden voor
komen dat het leven van trekkerbes
tuurders onnodig in gevaar wordt ge
bracht,
turn" te kennen gegeven, dat 't aan
vaardbaar en zelfs wenselijk zou zijn,
indien de rechter zou willen aanne
men, althans behoudens tegenbe
wijs, dat een gemeubileerde woning
in gebruik is: dat de rechter evenwel
niet bevoegd is aan art. 273 Gem. w.
langs te gaan, waarin als belasting
plichtige wordt aangewezen hij, die
het onroerend goed gebruikt. Hij
echter, die een woning uitsluitend
voor verhuur aanhoudt, gebruikt de
ze nu eenmaal niet, zoals de ge
meente terecht in de verloren proce
dure te horen heeft gekregen.
Ik maak erop attent dat de HR des
tijds alle pogingen van gemeenten,
om het wettelijk begrip waakhond in
hun verordening te definiëren - een
heel wat minder vergaande afwijking
van de wettekst dan hier in het ge
ding is - resoluut heeft afgewezen: de
uitleg van de tekst van de gemeente
wet is aan de HR voorbehouden.
Precies zo'n wettekst is echter ook
"een belasting van degenen die het
onroerend goed gebruiken. Geen
wetsbepaling verleent aan de ge
meentelijke wetgever de bevoegd
heid om aan de term "gebruiker" een
inhoud naar eigen oordeel te geven.
Zou het grapje van de gemeente op
gaan, dan zou ze het zich nog heel
wat gemakkelijker kunnen maken.
Wat dunkt U van de bepaling in haar
verordening, dat voor de toepassing
ervan haar wethouder voor Finan
ciën wordt aangemerkt als Gerecht
shof en de burgemeester als Hoge
Raad?
Aldus zouden dan de belastingarti
kelen in de gemeentewet - en die niet
alleen - net zo goed geschrapt kun
nen worden. Nu de gemeente U
(opnieuw) tot een procedure dwingt,
zou overwogen kunnen worden om
aan het Hof te vragen, de gemeente
te veroordelen in de kosten, waarop
zij U gejaagd heeft. Deze stelling is
niet doller dan die van de gemeente
en de kans op sukses dus dienove
reenkomstig. Maar misschien wijt
het Hof een paar woorden eraan, die
tot het Ministerie van Binnenlandse
Zaken doordringen.
Dat deze, ook bij gemeenteverorde
ningen wordt gehonoreerd, is helaas
de leer van de HR. Voorzover ik weet
is hij echter nog nimmer gekonfron-
teerd met de volgende stelling: de
grondwet bepaalt, dat geen belastin
gen mogen worden geheven dan
krachtens een wet.
Terugwerkende kracht van wetten
kan geschieden, omdat wetten on
schendbaar zijn. Deze onschend
baarheid geldt echter niet voor ve
rordeningen. Op de kritieke datum,
1 januari 1979, was er in Hemelumer
Oldeferd geen desbetreffende bepa
ling, "uit kracht van een wet". Die
wetskracht kwam er pas op 18 juli
1979. Ergo kan er niet geheven wor
den wegens gebruik op 1 januari
1979. De stelling zou onderstreept
kunnen worden door het argument,
dat in een rechtsstaat de overheid
voor de rechter geen bevoorrechte
positie inneemt. En aangezien de
rechter bij de burger met terugwer
kende kracht van hun rechtshande
lingen geen rekening houdt...
Aldus het antwoord van professor D.
Briill op de gestelde vraag. Het is
naar onze mening een goed voorbeeld
hoever ook de Overheden tegen
woordig durven gaan, ook in Zeeland
komt dit voor. Ook daar kunnen wij
konstateren dat de wetsverachting
toeneemt.
Paauwe.