ONDERWIJS NOTITIES D, H, KOMMENTAAR OP O.P.V.O. M inister dr. A. Pais en staatssekretaris drs. K. de Jong Ozn. (on derwijs en wetenschappen) hebben op 17 oktober 1979 het ontwikke lingsplan voor het voortgezet onderwijs aan het parlement aangeboden, als bijlage bij de Memorie van Toelichting op de begroting 1980. In hun plan maken zij hun beleidsvisie bekend op de onderwijsontwikkeling voor de jaren tachtig en kondigen zij konkrete beleidsaktiviteiten aan voor de komende drie tot vijf jaar. De centrale doelstelling is meer samenhang en, waar nodig, ook integratie te bevorderen tussen de vele onderwijssoorten. Ook moeten scholen beter in staat worden gesteld de leerinhouden en leeraktiviteiten te richten op de mogelijkheden, be hoeften en belangstelling van de afzonderlijke leerling en de maat schappelijke ontwikkelingen. De bewindslieden kiezen daarbij voor de aanpak volgens het "stimulerend groeimodel". Dat wil zeggen dat zij uitgaande van een aantal brede onderwijsdoelstellingen in de periode 1980-1985 een aantal veldprojekten willen entameren; op grond van de inzichten uit deze projekten zullen in het midden van de jaren tachtig beslissingen mogelijk zijn over de invoering van de nieuwe vormgeving van het onderwijs alsmede de fasering daarvan. E I n dit ontwikkelingsperspektief, dat op grond van ervaringen in de ko mende jaren kan worden bijgesteld, passen verscheidene nieuwe aktivi- teiten. Zo zullen, naast de proefpro jekten voor nieuw kortdurend ver volg/beroepsonderwijs, ook andere kort-m.b.o. projekten, bij voorrang in het m.h.n.o.-m.s.p.o. worden op gezet. Voorts zullen vormen van het deeltijdonderwijs in het m.b.o. en b.b.o./v,w./l.w. (beroepsbegelei dend onderwijs, vormingswerk, leer lingwezen) verder tot ontwikkeling worden gebracht. V H, D eze problematiek geldt ook voor de 2e fase van de OPVO-struktuur. De sterk "gevorkte" struktuur is ook hier veroorzaakt door belangente genstellingen van op zichzelf staande schooltypen, met name zichtbaar geworden in het technisch beroep sonderwijs, Het MHNO-MSPO en het MAO (met zijn Mas-B) zien we bezig met herstrukturering. Met de grote lijnen van deze ontwikkelingen naar een minder "gevorkte" struk tuur kunnen we het zeker eens zijn. Ontwikkelingsplan voor het voortgezet onderwijs (OPVO) Eerste fase Brugperiode van 2 jaar Brede scholengemeenschappen I Tweede fase D, Flexibele opleidingsduur Deeltijdonderwijs Struktuur eerste fase Kleine Scholen H, Pragmatische werken Belemmeringen Tweede fase Bedrijfsleven H, onder redaktie van L. Anderson 'e algemene doelstellingen van het onderwijsbeleid zijn: het bevor deren van persoonlijke ontplooïng van aktief en demokratisch staats burgerschap en van maatschappe lijke en ekonomische weerbaarheid. Voor de eerste fase van het voortge zet onderwijs (thans l.b.o., m.a.v.o., eerste drie jaren h.a.v.o. en v.w.o.) zijn deze als volgt geoperationali seerd: - voorkoming van een te vroege studie- en beroepskeuze; - voortzetting van het streven van het basisonderwijs om alle leer lingen gelijkwaardige mogelijk heden te bieden voor ontplooïng; - verbreding van het onderwijs- en vormingsaanbod; - aanbieding van gedifferentieerde onderwijsleersituaties binnen de school en leergroep die passen bij het bevorderen van de drie hoofddoelstellingen van het tota le onderwijsbeleid. Een hoofdbestanddeel van het plan betreft het voorstel een inhou delijk vernieuwde en ongedeelde brugperiode van twee jaar voor alle onderwijssoorten in de eerste fase te realiseren, die omstreeks 1990 alge meen zal zijn ingevoerd. Deze brugperiode wordt samen met het basisonderwijs, het elementair onderwijs genoemd, dat voor alle leerlingen een gemeenschappelijke, brede, elementaire basisvorming biedt. Het elementair onderwijs wordt verder gekenmerkt door een soepele overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs en door af wezigheid van selektie voor verder te volgen leerwegen. In de periode van 1980 tot 1985 zal in een aantal projekten worden gewerkt aan de verwezenlijking van de ge noemde doelstellingen. Daarbij zal het ook mogelijk zijn om verder gaande vormen van uitstel van se lektie te beproeven, bijvoorbeeld in de vorm van een derde brugjaar of in de vorm van een middenschool. n verband met de genoemde ont- wikkelingsaktiviteiten zal de vor ming van brede scholengemeen schappen v.w.o.-a.v.o.-l.b.o. worden bevorderd. Daarnaast zal de moge lijkheid tot het formeren van zg. meervoudige vestigingen (een aantal scholen die gezamenlijk het onder- wijs-aanbod voor hun rekening ne men) worden onderzocht. Bij de on derwijskundige ondersteuning van de ontwikkelingen zal de nadruk lig gen op bevordering van de deskun digheid van de onderwijsgevenden door middel van scholing en na scholing. et vernieuwde m.b.o. zal een flexibele opleidingsduur kennen van twee tot vier jaar (met inbegrip van stages) en toelaatbaar zijn voor iedere leerling die de eerste fase - al dan niet gediplomeerd - heeft door lopen. De korte opleidingsweg, kort- m.b.o. genoemd, kent eindtermen die ongeveer overeenkomen met die van het primaire leerlingwezen, en die doorstroming mogelijk maken naar het voortgezette leerlingwezen of naar verwante m.b.o.-opleidingen met een hoger eindniveau. Daar naast kwalificeert het kort-m.b.o, tot beginnende beroepsuitoefe ning/aankomend vakmanschap. Het m.b.o.-nieuwe stijl omvat zowel volledig dagonderwijs als deeltij donderwijs. Beide leerwegen zijn ge lijkwaardig en voeren in beginsel naar dezelfde einddoelen en eindni veaus. Overstappen van de ene va riant naar de andere moet mogelijk zijn terwijl uiteraard ook een soepele doorstroming van kort-m.b.o. naar langere opleidingswegen van het m.b.o.-nieuwe stijl mogelijk moet zijn. e doelstellingen zijn voor de tweede fase (m.b.o., vormings werk/beroepsbegeleidend onderwijs/ leerlingwezen, proefprojekten voor omstreeks 16- tot 18-jarigen, de leer jaren 4-5 h.a.v.o. en 4-5-6 v.w.o.) als volgt geoperationaliseerd: - aanbieding van onderwijs voor al le jongeren van ongeveer 15 tot 18 a 19 jaar; - invoering van de meervoudige eindkwalifikatie, namelijk voor beginnende beroepsuitoefening en voor verdere studie; - aansluiting van het onderwijs bij de leef- en ervaringswereld, van de betrokken leerlingen; - individualisering van de leerweg door differentiatie naar onderwij- saktiviteiten, opleidingsduur, pro gramma's en eindtermen; - invoering van het participerend leren als methodisch-didatisch beginsel om een goede aansluiting tussen het onderwijs en het be roepsleven en de maatschappij te bevorderen; - inspelen op een stelsel van weder kerend onderwijs. Als ontwikkelingsperspektief schetst het plan één m.b.o.-nieuwe stijl waarin het huidige m.b.o. en het veld van onderwijs en vorming van wer kende jongeren zowel inhoudelijk als institutioneel zijn vervlochten. Ver der zal het beleid zijn gericht op in tegratie van de h.a.vo./v,w.o.-boven- bouw met doorstromingsmogelijkhe den naar zowel hoger onderwijs als m.b'o. (KNLC Nieuwsbrief voor het Onderwijs) en nieuwe regering, een nieuw onderwijsplan. Nu niet voor het hele onderwijs zoals de contourennota's I en II, maar voor het voortgezet onderwijs, nu niet aan het onderwijsveld, maar aan de 2e Kamer. Geen brede maatschappelijke diskussie, maar een vluggertje naar de volksvertegenwoordiging. Geen middenschool meer, maar een brugpe riode van 2 jaar, ingelast in het zo genoemde elementair onderwijs tot 14 jaar. Ten behoeve van de integratie h.a.v.o./ v.w.o. zullen projekten worden bevorderd die leiden tot ge faseerde examinering in het vijfde en zesde leerjaar in vakken op twee ni veaus. Bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan de instro ming van m.a.v.o.-afgestudeerden in dit geïntegreerde h.a.v.o./v.w.o. en aan de doorstroming van het a.v.o. naar het m.b.o. Het doel van de nieuwe struktuur is een grotere samenhang bij de be leidsadvisering en de beleidsuitvoe ring in het veld te bereiken. In dit verband wordt ook aandacht gewijd aan de verzorgingsaspekten van pro jekten. Er zal met de verzorgingsin stellingen overleg worden gepleegd over de wijze waarop zij aan de voor gestane onderwijsontwikkeling kun nen bijdragen. Het plan voorziet tenslotte in een overzicht van de stappen die in de loop van 1980 zullen worden gezet ter uitvoering van het plan. Het is de bedoeling het plan een rui me verspreiding te geven in het on derwijs zelf opdat men zich allerwege kan beraden op de voorgestelde ont wikkelingen. De verbrokkelde bovenbouw in klas 3 en 4 blijft onverlet. In de 2e fase (voorheen bovenschool) is de struk tuur chaotisch. HAVO en VWO moeten bijeen, als 5- of 6-jarige op leiding. Leerlingstelsels, kort m.b.o. en ver nieuwd m.b.o. (is dat laatste het bes taande m.b.o. dat over de kuif wordt gestreken?) moeten met streekscho len en participatieonderwijs tot een struktuur worden ontwikkeld. De vraag naar het waarom van dit plan wordt niet beantwoord. Dit hoeft misschien ook niet, omdat het aan de volksvertegenwoordiging is gericht, De volksvertegenwoordiging zal zich in 1985 ook moeten uitspreken over de vormgeving van de eerste fase van het OPVO. Het toverwoord is scho lengemeenschappen in brede zin. Het Rijk zal het voorbeeld daarin moeten geven. Over de schoolbesturen, die volgens het voorontwerp van wet op de me dezeggenschapsraad over de vor ming van scholengemeenschappen de medezeggenschapsraad moeten raadplegen, wordt met geen woord gesproken. Management problemen die hierbij ontstaan worden niet aangeroerd. Er wordt een plan ont vouwd, dat in 1985-1990 zou moeten worden ingevoerd. Z.L.M. "PRINSES JULIANA" School voor L.H.N.O. en M.H.N.O. Jan- néwekken 19,4301 HH Zierikzee. Direkteur H. van Dam. OPLEIDINGSMOGELIJKHEDEN VOOR JONGENS EN MEISJES A. LAGER HUISHOUD- EN NIJVERHEIDSONDERWIJS (L.H.N.O.). DOEL: o.a. de leerlingen voor te bereiden op voortgezette opleidingen in de leerlingstelsels en de middelbare beroepsopleidingen. De volgende vakken worden gegeven: nederlands, engels, aardr./gesch., kennis der natuur, wis kunde, gezondheidszorg/kinderverzorging, zorg voor de woning/voe ding/kleding, naaldvakken, muziek, tekenen, handvaardigheid, lich. oefe ning, machineschrijven, winkelpraktijk. TOELATINGSVOORWAAR DEN: - Het zesde leeijaar van het basisonderwijs doorlopen hebben; - Toelating na beoordeling door de toelatingskommissie. B. INAS (INTERIM ALGEMENE SCHAKELOPLEIDING) als je o.a. voelt voor: - een baan in de verpleging of ziekenverzorging; - een assisterend beroep in de gezondheidszorg, zoals: tandartsassistent(e), doktersassis tente), apothekersassistente); - een jaar overbruggen, omdat je nog te jong bent voor een bepaalde specifieke beroepsopleiding. Het is een middelbare beroepsopleiding toelaatbaar voor jongens en meisjes met: - een diploma L.B.O. met minimaal 2 vakken volgens C-programma, nl. 1 theoretisch en 1 vak ter keuze uit de theoretische of praktische vakken.'De overige vakken moeten volgens het B-programma zijn afgelegd. - diploma MAVO-4 of MAVO-3. - een overgangsbewijs naar de 4e klas HAVO of VWO. C. VORMINGSKLAS (M.H.N.O.) een éénjarige opleiding voor wie zich wil oriënteren in de verschillende facetten van het huishouden. Redenen om de opleiding te volgen: - als basis voor vervolgopleidingen in de verzorgende beroepen; - als nuttige overbrugging van een jaar voordat een vervolgop leiding kan worden gevolgd. TOELATINGSVOORWAARDEN: - MA VO-4 - diploma; - Bewijs van overgang van 3-4 HAVO of VWO; - HAVO- ofVWO-diploma. Opgave van leerlingen: dageüjks aan de school, evenals nadere inlichtingen, tel. 01100 - 2091. ste fase kan heel juist zijn, mits be kend is wat er onder moet worden verstaan. Wordt algemene vorming echt bedoeld? En niet algemene vak ken? Als naast de kennis alleen ges proken wordt van "gezondheidskun- de, veiligheid, beroepenoriëntatie en algemeen technische oriëntatie, dan zou dit verder en beter uitgewerkt moeten worden. Wie bepaalt welke vakken worden gegeven? Wie bepaalt de (maatschappelijke) be hoefte aan onderwijs, in diverse vak ken ingedeeld, van 12-14-jarige jeug digen; Waardoor wordt deze behoefte bepaald? Hebben overheid, bevoegd gezag, sa menleving en bedrijfsleven hierin elk hun eigen stem? In hoeverre is de in deling in termijnen van het OPVO toe te juichen: tot 1985 gegevens verzamelen, na 1985 invoering. oorstanders van de midden school achten twee jaar als brugpe riode te kort als overgang tussen het huidige basisonderwijs en het on derwijs aan boven- 16-jarigen. Het OPVO acht een tweejarige brugpe riode op zijn plaats. Binnen het lager beroepsonderwijs klingen geluiden, dat men in de 3e en 4e klas te weinig tijd heeft voor de beroepsoriëntering, waarvoor velen leerlingen in het l.b.o. gekomen zijn: daar ligt hun motivatie. De vraag moet dan ook gesteld worden, of en op welke leef tijd dan wel, een gezamenlijk in een struktuur optrekken mogelijk en wenselijk is als men uitgaat van de leerling, zijn onmiddelijk en zijn verder verwijderd belang. De mam moetwet heeft ons geen brugklas over de hele linie van gymnasium tot i.b.o. kunnen opleveren. Op zijn minst zijn er nog twee verschillende: l.b.o. en a.v.o. - v.w.o. De bewindslieden zien kennelijk de middenschoolontwikkeling niet zo zitten. Ze zoeken het nu meer in een aanpak vanuit de bestaande situatie; niet voor niets worden ontwikkeling en vernieuwing niet langer onder scheiden. Dat is nl. heilloos geble ken. -Adgemene basisvorming in de eer- L et l.b.o. en de kleine scholen le veren organisatorisch de grootste problemen op bij de harmonisering van de struktuur van het voortgezet onderwijs. L.H.N.O. en L.T.O. zijn te eenzijdig op meisjes en jongens ge richt. Kleine scholen geven intern- organisatorisch te weinig mogelijk heden. Samenwerkingsvormen zullen nodig zijn. Dat voorlopig meervoudi ge vestigingen kunnen worden aan vaard, duidt er niet op dat deze als ideaal worden gezien. Dat de eerste twee leerjaren daarbij moeten worden samengebracht in een afzonderlijk gebouw ontkent de reisproblemen van 12/ 13-jarigen, met name ten plattelande. Het is onrealistisch om dan 13/14-jarigen weer in gespreide vestigingen onder te brengen. .et wegnemen van belemmerin gen bij het vormen van brede scho lengemeenschappen moet zich ook uitstrekken tot het helpen oplossen van knelpunten in het bestuurlijke vlak. Het samengaan van avo-vwo met het lbo wordt belemmerd door- dat-het ondanks gelijke kansen - toch gaat om verschillende typen leerlin gen, status verschillen tussen school typen met verschillende belangen, verschillende bevoegdheidsgraden van leraren, totaal verschillende les senpakketten in de bovenbouw, ver schillende "typen" bevoegd gezag, zowel openbaar als bijzonder. De vraag is of al deze vraagstukken voldoende zijn onderkend. et kontakt onderhouden met het bedrijfsleven is in die fase van het grootste belang. De aansluiting van (een deel van) het Middelbaar Be roepsonderwijs op het hoger beroep sonderwijs zal gewaarborgd moeten blijven. Daarnaast zullen de andere vormen van bijscholing d.m.v. kur- sussen op latere leeftijd veel verder ontwikkeld moeten worden in aan sluiting op het gevolgde onderwijs en de opgedane praktijk-ervaring. 6

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 6