Wijziging Pachtwet
Schenkingen
nader belicht
w elke leveranties vallen nu onder
het verlaagde 4%) tarief?
D e vorige keer heb ik de voorstellen tot wijziging van de Pachtwet
aan de orde gesteld. Daarbij heb ik nog niet het nieuwe artikel 49a
besproken. Dit artikel houdt in, dat de pachter zich tot de pachtkamer
kan wenden met de vordering zijn echtgenoot, één of meer van zijn
bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of één of meer van zijn pleeg
kinderen aan te merken als medepachter.
H erziening van de pachtprijs kan
thans om de 3 jaar plaatsvinden op
grond van art. 19 van de Pachtwet.
Voorgesteld wordt om ook herzie
ning van de pachtprijs mogelijk te
maken indien er een nieuw pacht-
D oor de ministers wordt voorges
D
H,
N iet daaronder kan worden ge
rangschikt de landbouwwagen. In
een procedure voor het Hof van
Arnhem van 20 april 1979, heeft dit
Hof beslist dat de in het geding zijn
I ndien u goederen koopt waarover
uw leverancier 18% omzetbelasting
berekent, terwijl u van mening bent
dat dit als werktuig maar 4% mag
zijn, dan is het verstandig dit samen
met een fiscaal adviseur te bekijken.
Het hangt veelal erg van de feiten en
de inbreng van deze feiten af hoé"een
inspecteur zal reageren. Wanneer u
daarnaast uw bereidheid uitspreekt
om het verschil tussen het 4% en 18%
tarief bij te betalen, indien uw leve
rancier ongelijk krijgt, zal deze best
bereid zijn in bepaalde gevallen een
procedure bij het Gerechtshof aan te
spannen.
Werktuig
Wagen
Funktie
Adviseur
e vorige keer wezen wij er op, dat schenkingen nogal eens plaats
vinden om bij latere vererving de te betalen suksessierechten te beper
ken. Daarbij moet dan wel in het oog worden gehouden, dat schenkin
gen belast zijn met schenkingsrecht, zij het dat daarbij bepaalde vrij
stellingen gelden. Als rekening wordt gehouden met de daarvoor gel
dende regels is het mogelijk om de "rechten" verschuldigd voor de
overgang van bezittingen wat te beperken. Het tarief dat de fiskus
hanteert voor schenkingsrecht en suksessierecht is overigens gelijk. Er
is een wetsvoorstel ingediend om de tarieven en de vrijgestelde bedra
gen te wijzigen. In dit artikel wordt uitgegaan van de thans geldende
bedragen, enz.
Voor de vrijstelling van schenkings
recht wordt allereerst onderscheid
gemaakt tussen schenkingen door
ouders aan kinderen en andere
schenkingen. Daarbij zijn de vol
gende punten van belang. 1. Schen
kingen door ouders aan kinderen.
- Per kind en per kalenderjaar
geldt een algemene vrijstelling
voor een bedrag van 2000,—
- Voor het jaar waarin een kind in
het huwelijk treedt is het vrijges
telde bedrag verhoogd van
2000- tot/ 10.000,-.
- Voor een gehuwd kind wordt het
vrijgestelde bedrag verhoogd van
2000,— tot 10% van het belast
bare inkomen van de ouders in
het jaar voorafgaande aan het
jaar van schenking, met een
maximum van 5000,—
Meerdere schenkingen aan één
kind binnen éé'ft kalenderjaar en
schenkingen aan gehuwden wor
den samengesteld. Is het totaal
groter dan het vrijgestelde be
drag, dan wordt over het meer
dere Schenkingsrecht geheven.
2. Andere schenkingen
Bij andere schenkingen dan die
van ouders aan kinderen geldt
een vrijstelling van 2000,—
over een periode van 2 jaar, voor
schenkingen door en aan één
persoon in die periode gedaan.
- Gehuwden tellen hierbij voor één
persoon.
- Zijn de schenkingen in totaal gro
ter dan het vrijgestelde bedrag,
dan vervalt de vrijstelling en
wordt over de gehele schenking
""schenkingsrecht geheven.
Het schenkingsrecht dat verschul
digd is over het niet vrijgestelde deel
van schenkingen is progressief; het
loopt dus op naarmate de schenking
groter is. Verder is het afhankelijk
van de mate van bloedverwantschap
tussen schenker en ontvanger. Om
enkele voorbeelden te noemen: Is een
bedrag van 10.000,- belast, dan is
het schenkingsrecht voor kinderen
520,— voor kleinkinderen
850,— en voor broers of zusters
2240,— Is het niet vrijgestelde be
drag b.v. 25.000,-, dan bedraagt het
schenkingsrecht voor dezelfde fami
lieleden resp. 1570,-2650,-
en 6140,— Het schenkingsrecht
moet worden betaald door degene die
de schenking ontvangt. Degene die
schenkt is echter mede aansprakelijk
voor de betaling van het recht.
Inbreng
De Nederlandse Wet geeft regels
voor de wijze waarop schenkingen
'eventueel moeten worden verrekend
bij vererving. Daarbij gaat de wet er
vanuit, dat de afstammelingen van
een erflater (degene die een erfenis
nalaat) gelijk moeten worden be
handeld. Om die reden zijn de
rechtstreekse afstammelingen, dat
zijn kinderen, kleinkinderen, achter
kleinkinderen enz. en ook de echt
genoot verplicht tot inbreng. Dat
betekent, dat zij in de nalatenschap
moeten terugbrengen alles wat 'de
erflater hen bij zijn leven schonk. Ze
zijn hiervan echter vrij als de overle
dene in een testament uitdrukkelijk
heeft verklaard, dat hij de schenkin
gen vrijstelde van latere inbreng.
Maar dat geldt alleen voorzover de
schenkingen geen legitieme rechten
aantasten.
Het wettelijk erfdeel waarop kinde
ren van een overledene recht hebben
- de legitieme portie - mag immers
nimmer worden aangetast. Is dat wel
gebeurd, dat kunnen de legitimaris
sen (erfgenamen die recht hebben op
een legitieme portie) het teniet doen
van de schenkingen vorderen. Deze
moeten dan in zoverre weer in de
nalatenschap worden ingebracht, dat
de legitimarissen de hun toekomen
de portie kunnen krijgen.
Voor andere erfgenamen dan de
rechtstreekse afstammelingen en de
echtgenoot geldt het wettelijke voor
schrift voor inbreng van schenkingen
in de nalatenschap niet. Toch kun
nen ook zij daartoe verplicht worden,
als de erflater in een testament heeft
voorgeschrevendat inbreng moet
plaatsvinden.
Tot zover deze toelichting op enkele
zaken die verband houden met
schenkingen. Het zal duidelijk zijn,
dat er aan deze materie nogal wat
haken en ogen zitten. Wie door
schenkingen bepaalde regelingen wil
treffen zal daar goed op bedacht
moeten zijn. Het zal zeker verstandig
zijn over dit alles zonodig de raad van
deskundigen te vragen om na te gaan
wat op dit terrein wel of niet mogelijk
is.
Sj. de Haan.
Over Grond
en
ia Pachtzaken
gropatax
Wijst de pachtkamer het verzoek toe,
dan krijgt de verpachter dus met 2 of
meer pachters te maken.
In de toelichting op het voorgestelde
artikel wordt gesteld, dat het op die
manier mogelijk wordt voor de
pachter om het bedrijf met zijn op
volger in maatschapsverband uit te
gaan oefenen in gevallen, waarin de
verpachter toestemming daartoe
weigert. Op grond van de huidige
wetgeving kan de pachter, indien hij
zonder toestemming van de ver
pachter overgaat tot inbreng van het
genot van het gepachte in een maat
schap, zich schuldig maken aan
wanprestatie, hetgeen tot ontbinding
van de pachtovereenkomst kan lei
den.
Gezien de bedoeling van de minis
ters - de mogelijkheid tot het aan
gaan van een maatschap met echt
genoot, bloed- of aanverwanten in de
rechte lijn of pleegkinderen - is de
voorgestelde redaktie van art. 49a
echter naar mijn mening onjuist. Het
moet immers n.m.m. ook mogelijk
zijn het genot van het gepachte in
een maatschap in te brengen zonder
dat de andere maat medepachter
wordt.
Op grond van het huidige voorstel is
dit niet het geval. Een eenvoudige
aanvulling van het nieuwe artikel
zou dit mogelijk kunnen maken.
Pachtprijsherziening:
normenbesluit van kracht is gewor
den, derhalve een tussentijdse her
ziening op grond van nieuwe pacht
normen.
Als vervolgens de normale 3-
jaarlijkse herziening aan de orde
komt, dan kan de verpachter wede
rom de Grondkamer verzoeken de
pachtprijs te herzien. De Grondka
mer zal de pachtprijs alleen dan wij
zigen, indien de goede trouw herzie
ning eist van de tegenprestatie dan
wel gewijzigde omstandigheden deze
herziening rechtvaardigen. In de
meeste gevallen zal dit niet zo zijn,
omdat hetzelfde pachtnormenbe-
sluit, op grond waarvan reeds tus
sentijds is herzien, nog van kracht is,
zodat het verzoek van de verpachter
geen effekt zal hebben. De verpach
ter zal dan moeten wachten op een
nieuw pachtnormenbesluit. In de
praktijk worden de pachtnormen om
de 3 jaar herzien, zodat geen proble
men ontstaan. Anders zou het echter
worden, indien de pachtnormen niet
meer om de 3 jaar, maar binnen
kortere perioden herzien zouden
worden. Geen enkel artikel verzet
zich hiertegen. Dan zou de moge
lijkheid kunnen ontstaan van meer
dere verhogingen binnen een perio
de van 3 jaar, hetgeen thans niet het
geval is!
Wil men deze mogelijkheid onge
daan maken, dan zal aan art. 19 een
nieuw lid moeten worden toege
voegd, inhoudende, dat herziening
van de pachtprijs slechts 1 x per 3
jaar mogelijk is.
Pachtverlenging:
teld pachtverlenging bij verzet van
de verpachter niet meer toe te staan
indien de pachter tijdens de lopende
pachtperiode 65 jaar wordt. Daar
naast wordt voorzien in een pacht-
beëindiging nadat de pachter 65 jaar
is geworden.
Volgens de Pachtwet kan de pacht 3
tot 1 jaar voor het einde van een
pachttermijn opgezegd worden.
In sommige gevallen is opzegging al
mogelijk als de pachter 62 jaar is.
(Wanneer de pachtperiode net nadat
hij 65 jaar is geworden afloopt).
Verlenging zou dan niet meer
plaatsvinden.
Naar mijn mening dient een uitzon
dering Je worden gemaakt voor
"echtgenoten, één of meer bloed- of
aanverwanten in de rechte lijn of
pleegkinderen, indien redelijkerwijs
mag worden aangenomen dat zij het
bedrijf zullen voortzetten doch
daartoe op dat moment nog niet in
staat zijn. Een en ander zou aan de
beoordeling van de Pachtkamer
overgelaten kunnen worden.
Het is immers zeer goed mogelijk,
dat de betreffende pachter nog b.v.
een zoon of kleinzoon heeft, die op
een landbouwschool zit. In derge
lijke gevallen is pachtbeëindiging
m.i. onjuist.
Tot slot de wijziging van de Ontei
geningswet, Prof. Mr. P. de Haan
heeft de voorgestelde wijziging
"brandhout" genoemd. (Boerderij
van 27 februari). M.i. dan wel slecht
brandhout. Hij acht de voorgestelde
wijziging in strijd met de grondwet
en de rechtgelijkheid.
Meer hoefik er op dit moment, dacht
ik, niet van te zeggen.
Mr. H. van Es
e omzetbelasting is bij de agrarische ondernemers een
belasting welke (veelal) noodgedwongen moet worden be
taald en waartegen geen of weinig verweer mogelijk is.
Deze omzetbelasting krijgt u gepresenteerd op alle faktu-
ren welke door de leveranciers aan u worden gezonden, of
beter gezegd, de omzetbelasting moet worden berekend
over nagenoeg alle leveringen van goederen en diensten
welke door u van andere ondernemers worden betrokken.
- et daarbij te hanteren tarief van
de omzetbelasting is 18%, behalve
indien het betreft goederen en dien
sten welke voorkomen in een bij de
Wet op de omzetbelasting behoren
de tabel. Alsdan is het tarief 4%.
Voor u als agrarisch ondernemer is
het mogelijk te besparen op omzet
belasting, indien u goederen koopt
welke in de bedoelde tabel voorko
men. Toch is niet aan u de keus om te
bepalen of het faktuurbedrag met
18% danwel met 4% moet worden
verhoogd.
Uw leverancier moet - als onbezol
digd ambtenaar aan de hand van de
wettekst en de daarbij gegeven toe
lichting bepalen of hij het ene dan
wel het andere tarief en blijkt
achteraf bij controle dat het 18%
moet zijn, dan is deze leverancier
verplicht alsnog het verschil ad 14%
bij te betalen aan de- Ontvanger der
Belastingen. Hij moet dan maar be
kijken of hij dit verschil alsnog aan
zijn afnemers (ergo aan u) in reke
ning kan brengen, hetgeen in veel
gevallen wel niet zal lukken.
De wet zegt er dit van:
- werktuigen welke naar hun aard
zijn bestemd om als roerend goed
te worden gebruikt bij de uitoe
fening van de landbouw, de vee
teelt, de tuinbouw en de bos
bouw, met uitzondering van
handgereedschap.
Allereéret wordt er gesproken over
werktuig, waaronder moet worden
verstaan een toestel waarmee be
werkingen aan de grond en/of daar
op geteelde produkten worden ver
richt. Als voorbeelden daarvan kun
nen worden genoemd o.a.: ploegen,
eggen, zaaimachines, kunstmest
strooiers, hak- en schoffelmachines,
spuitmachines voor gewassen, oogst-
machines, maar ook sorteermachines
voor aardappelen/fruit, e.d., snoei-
werktuigen, bomenschilmachines en
nog vele werktuigen meer. Tractoren
welke door hun bouw en inrichting
bestemd zijn om in het landbouwbe
drijf te worden gebruikt vallen even
eens onder het begrip werktuig.
de landbouwwagen (voorzien van
een grote maat banden, trekdriehoek
of dissel, laag geconstrueerd en wel
ke uitsluitend achter een tractor
wordt gebruikt) geen enkele werk-
tuigfunktie vervult, maar zijn ver
vaardigd om daarmee goederen te
vervoeren.
Het feit dat de wagen uitsluitend in
samenhang met een tractor kan
worden gebruikt, doet het Hof af met
de bemerking dat de tractor in dit
geval dient ter verkrijging van de
benodigde kracht voor de voortbe
weging van de wagen. De wagen zelf
krijgt daarmee geen werktuigfunktie.
Z oals uit deze beslissing van het
Hof van Arnhem weer blijkt moet
scherp worden gelet op de funktie die
het werktuig in het landbouwbedrijf
inneemt.
Funkties die ook in het bedrijfsleven
voorkomen (transport o.a.) doen
daarmee de bestemming als land
bouwwerktuig teniet.
Toch is het mogelijk aan bepaalde
wagens de bestemming landbouw
werktuig te geven, indien naast het
vervoer een werktuigfunktie aanwe
zig is. Denk hierbij aan opraapwa-
gens, opraapperswagens, zelflossende
wagens, mengmestwagens en stal-
meststrooiers. Aan deze wagens is
een aan- of opbouw begrepen, waar
door de werktuigfunktie aanwezig is.
Deze aan- öf opbouw moet dan wel
een wezenlijke funktie vervullen en
•niet alleen dienen voor een betere
vervoersfunktie, zoals opbouwhekken
en opzetschotten.
Want niet u als feitelijk betaler van
de omzetbelasting kunt een proce
dure beginnen, maar uw leverancier
in zijn taak als onbezoldigd ambte
naar, nu hij bij u de omzetbelasting
ontvangt en dit afdraagt aan de Ont
vanger der Belastingen. Veerbeek.
De belastingwetgeving is een vrij in
gewikkelde materie en de suksessie-
wet maakt daarop geen uitzonde
ring. In het nummer van de vorige
week hebben we het evenwel moei
lijker gemaakt dan nodig door de
Tarief successierecht en schenkingsrecht.
verschillende tabellen niet op de
meest overzichtelijke wijze af te
drukken. Voor alle duidelijkheid
drukken we de tabellen hierbij nog
eens af:
Gedeelte van de belaste
verkrijging
Ingediend geërfd of verkregen wordt
door:
tussen
en
Groep I
Groep II
Groep III
(1)
(2)
a
b
a
b
a
b
0-
25.000
0
5
0
26
0
41
25.000-
50.000
1.250
8
6.500
30
10.250
45
50.000-
100.000
3.250
12
14.000
35
21.500
50
100.000-
200.000
9.250
15
31.500
39
46.500
54
200.000-
400.000
24.250
19
70.500
44
100.500
59
400.000-
1.000.000
62.250
23
158.500
48
218.500
63
1.000.000-
en hoger
200.250
27
446.500
53
596.500
68
4