Jongvee houden, waarom, hoeveel en hoe?
U,
Ceres op Groninger Grote Markt
SAMENVATTING
V oor het instandhouden van de melkveestapel is jongvee houden
noodzakelijk. Uit ekonomische overwegingen moet men zich dan wel
afvragen hoe dit het beste kan plaats vinden. Over de resultaten van
melkveehouden is veel bekend, zowel van de opbrengst als van de
kosten. De verschillen per bedrijf zijn echter zeer groot en ook veel
groter dan nodig is. Een verklaring is altijd te vinden bij grote ver
schillen.
Invloed jongvee
D,
Hoeveel jongvee nodig?
Hoeveel jongvee?
w V
-
-
v. -
Cf
k
Yi
Produktiviteit en rentabiliteit van
zeugen
O,
orzaken hiervan zijn o.a. de
melkproduktie, tussenkalftijd, voer
kosten en vooral de hoeveelheid
jongvee die aangehouden wordt. Een
ekonomische benadering beoogt
meestal een advies om het inkomen
te verbeteren. Bij een voldoende en
hoog inkomen is dit minder interes
sant. Doch op vele bedrijven, vooral
na grote investeringen en voor jonge
ondernemers is het noodzakelijk om
naar een beter of maximaal inkomen
te streven. Vooral wanneer er zware
financiële verplichtingen zijn, mag er
niet veel verloren gaan of tegenval
len. Een beter resultaat behoeft niet
altijd verkregen te worden door een
grotere omvang. Het goed benutten
van de bestaande bedrijfsuitrusting
levert vaak meer op dan uitbreiden.
Niet alleen het vele is goed.
e invloed van het jongvee op het
inkomen is niet direkt af te lezen van
het bedrijfsresultaat. De kosten zijn
moeilijk af te splitsen van het totaal,
terwijl er geen opbrengst is van
vaarzen als men ze zelf houdt. Toch
is er een duidelijk inzicht in het ef-
fekt van jongvee houden. Het is be
kend uit boekhoudgegevens, dat bij
een gelijke veebezetting (gve per ha)
en dezelfde melkproduktie het inko
men hoger is naarmate er minder
jongvee wordt gehouden.
Dit gegeven bewijst, dat jongvee
minder opbrengt dan melkkoeien.
Dus houdt bij uw melkkoeien niet
meer jongvee dan nodig is, of hele
maal geen en dan wat meer melk
koeien.
onder uitbreiding van de melk
veestapel, moet jaarlijks 25% van de
melkkoeien worden vervangen. Als
de vaarzen op 2-jarige leeftijd afkal
ven en er geen uitval bij de opfok zou
voorkomen, dan is 50% van de
vaarskalveren aanhouden voldoen
de. Echter, ter kompensatie van eni
ge uitval bij de opfok en een iets an
dere afkalfleeftijd, kan men beter
60% van de vaarskalveren aanhou
den. Dit is gemiddeld voldoende om
de melkveestapel op peil te houden.
Bij dit aantal kalveren aanhouden, is
er volop gelegenheid om op produk-
tie etc. te selekteren bij de geboorte
van het kalf. Wanneer men dit sys
teem toepast, heeft men later vanzelf
minder kans op tegenvallende pro-
duktie bij de vaarzen. Hierdoor kan
de gemiddelde leeftijd van de koeien
ook wat hoger worden, hetgeen extra
voordelig is. Tevens blijft er meer
ruimte over om te selekteren op an
dere eigenschappen.
it een enquete bij 3 fokvereni-
gingen, dus op bedrijven met melk
koeien kwam het volgende naar vo
ren:
Op 50% van de bedrijven is dus (veel)
meer jongvee aanwezig dan nodig is.
Dit gaat ten koste van een optimaal
inkomen uit het bedrijf. Hoe zit dat
nu?
Nog eens: naarmate men meer jong
vee houdt bij het melkvee, daalt het
inkomen per ha.
De resultaten van koeien en jongvee
op hetzelfde bedrijf afsplitsen is he
laas niet mogelijk.
Wel kan men de resultaten van meer
bedrijven vergelijken, die veel, wei
nig of geen jongvee houden. Hierbij
kan het resultaat het beste weerge
geven worden per ha grasland.
Door van de bruto-opbrengst van
melk en uitstoot van vee, de kosten
van voer en eventuele aankoop van
vaarzen af te trekken, kan men deze
systemen vergelijken.
In de volgende tabel zijn de resulta
ten vermeld van bedrijven met een
gelijke oppervlakte en wel met en
zonder jongvee, over 2 jaren:
■fcx. -i
if* :|j
.'éV, VA
Op 50% van de bedrijven wordt méér
jongvee gehouden dan nodig is voor
de uitstoot van melkvee.
1977/1978
1978/1979
zonder
met
zonder
met
Jv-
j.v.
j.V.
j.V.
aantal koeien
72
60
74
65
jongvee
4
64
4
59
Kg melk per koe
5367
5324
5380
5485
Gve per ha
3,20
3,35
3,54
3,50
Saldo: opbrengst minus
voerkosten per ha
grasland
7638
6814
9073
8008
Verschil
824,-
1.065,-
Jongvee is noodzakelijk voor aanvulling van de melkveesta-
pel.
De kosten van jongvee zijn hoger dan men denkt.
Hoe minder jongvee bij de koeien, des te beter is het resultaat.
Geen jongvee en meer koeien met aankoop of laten opfokken
van vaarzen geeft veruit het beste resultaat per ha grasland.
Een doelmatige opfok van jongvee, gepaard met een afkalf
leeftijd van pm. 2 jaar kan eveneens een goed bedrijfsresultaat
opleveren.
Uit deze gegevens blijkt duidelijk,
dat het saldo: opbrengst minus
voerkosten per ha veel hoger is wan
neer er (vrijwel) geen jongvee wordt
gehouden.
De verklaring hiervoor is, dat bij
meer melk per ha een hogere op
brengst wordt verkregen, ook wan
neer men vaarzen moet kopen of la
ten opfokken.
De kosten van de eigen gefokte
vaarzen zijn dus veel duurder dan
men denkt, mede omdat er daarom
minder koeien kunnen worden ge
houden. Dit komt mede doordat de
vaarzen op te hoge leeftijd afkalven,
vaak op 2lA jaar.
De beste resultaat als benutting van
de dure grond, wordt verkregen door
te specialiseren, dat wil zeggen door
melkkoeien en jongvee apart op ver
schillende bedrijven te houden en in
grotere eenheden. Niet op alle be
drijven kan dit systeem toegepast
worden, doch vele melkveehouders
kunnen hun inkomen nog verhogen
langs deze weg.
Wanneer jongvee in grotere eenhe
den wordt gehouden en via een
doelmatige opfok op 2-jarige leeftijd
kan afkalven dan is ook hiermee een
goed inkomen te behalen.
Door ing. H. VAN LIER, be-
drijfstakdeskundige bij het
Konsulentschap voor de
Rundveehouderij en Akker
bouw te Waalre.
aantal jongvee
aantal
in van melkkoeien
bedrijven
be
drijven
geen jongvee
29
5
minder dan 50%
115
20
50 - 70%
163
25
meer dan 70%
299
50
totaal
606
100
Vorige week donderdag liep Greetje
23 aan de voet van de Martinitoren
in Groningen. Als start van de jubi-
leumaktiviteiten werd zij door de
stad rondgeleid door een aantal le
den van de leerlingenvereniging
"Ceres" van de Middelbare Land
bouwschool van de Groninger Mij.
van Landbouw. Ceres bestaat 60 jaar
en daarom proosten de leerlingen
met de stedelingen op dit jubileum
met een glas melk.
De stedelingen hadden daarvoor
grote belangstelling, zodat de 30 liter
melk weg vloog.
De diskussie tussen de leerlingen van
de Landbouwschool en de stedelin
gen kende twee hoogtepunten.
Stedeling: Wijzend op het dekkleed,
waarop 60 jaar stond, "Is die koe in
derdaad 60 jaar?"
Antwoord: Nee, Ceres, onze leerlin
genvereniging bestaat zolang.
Stedeling: "Is het nou niet zielig voor
dat paard, zo met een touw aan de
kop rond gezeuld te worden?" Ant
woord: "Dit is een koe".
De jubileumviering wordt de vol
gende maand voortgezet op vrijdag
21 maart in de Kruisweg te Marum.
Om vijf uur 's middags begint een
reünie met de oud-leden.
De jubileumkommissie verwacht
niet alle 6000 oud-leerlingen maar
een belangrijk deel zal wel op komen
dagen. Zij moeten zich zo spoedig
mogelijk opgeven door overschrij
ving van het te betalen bedrag op
giro 1028485 ten name van de pen
ningmeester der Schoolvereniging
Ceres, de heer E.K. Bolhuis, Illegali-
teitslaan 5 te Groningen.
(Nadere inlichtingen E.K. Bolhuis,
tel. 050 - 345762).
De leerlingen op weg naar de Grote Markt.
Er zijn grote verschillen in het ge
middeld aantal grootgebrachte big
gen per zeug per jaar hetgeen een van
de belangrijkste oorzaken is van ver
schillen in rentabiliteit tussen de
zeugenhouderijbedrijven. Bovendien
blijkt dat meestal dezelfde bedrijven
een hoge of lage dierproduktiviteit en
rentabiliteit hebben.
In verband daarmede is door het LEI
onderzoek verricht naar de produkti
viteit en rentabiliteit van zeugen.
Dat onderzoek bestaat uit drie delen:
Het eerste deel is een bedrijfsverge-
lijkend onderzoek van 53 bedrijven
met een LEI-administratie. Daaruit
blijkt dat de biggenproduktie en
daarmee de arbeidsopbrengst per
zeug per jaar, in belangrijke mate
samenhangen met de kwaliteit van
de bedrijfsvoering.
In het tweede deel werden de pro-
duktiegegevens van individuele zeu
gen op 85 bedrijven geanalyseerd.
De belangrijkste oorzaken van uitval
van zeugen waren problemen met de
vruchtbaarheid en beengebreken.
In het derde deel is een produktie-
model voor een zeugenstapel sa
mengesteld. Op basis hiervan zijn
algemene richtlijnen voor de praktijk
opgesteld over de vervanging van
zeugen, het aanhouden van opfok-
zeugen e.d.
(Deze publikatie kan uitsluitend
worden besteld door overschrijving
van 22,— op girorekening no. 41
22 35 t.n.v. het Landbouw-Ekono-
misch Instituut te Den Haag. Ver
meld dient te worden: "Zend Publi
katie no. 3.90".)
9