Produktie en afzet pootaardappelen op elkaar afstemmen Wintertarwe onder weg Ir. J.A.H. Haenen De stikstofbemesting w e zeggen altijd dat Nederland gunstige omstandigheden heeft voor de produktie van pootaardappelen. En dat is ook zo. De faktoren die daaraan meewerken zijn o.a. Verplichte rooidata Luizen H, Uiterst grillige natuur De afzet Nabeschouwing De ziektebestrijding /\ls we dieper nadenken over produktie en afzet van pootaardappelen dan komen we weldra tot de konklusie met een moeilijke materie te maken te hebben. De groeiperiode vam Nederlands pootgoed is beperkt door verplichte rooidata. De natuur binnen die groeiperiode is uiterst grillig, met grote varia ties van het ene jaar met het andere. De vraag is eigenlijk nog de meest konstante, de meest zekere faktor. - de steenloze, vlakke bodem; - het koele zeeklimaat; - de vakmensen. Met onze steenloze bodem zijn we in staat om beschadigingen te voorko men, zelfs bij een volledige mecha nisatie. En beschadigingen zijn nog steeds de zo gevreesde invalspoorten voor het optreden van knolziekten. Het koele zeeklimaat zorgt voor het beperkt optreden van luizen, de overbrengers van virusziekten. Een groot aantal vakmensen, de pootgoedtelers, weten met voor gaande faktoren als kunstenaars om te springen. Daardoor kon in Ne derland al enkele jaren meer dan 30.000 ha pootgoed dóór de NAK worden goedgekeurd onder strenge normen. et "beperkt voorkomen" geeft al aan, dat er toch luizen zijn in de Ne derlandse omstandigheden. En de mate waarin hangt sterk samen met de overwinteringskansen en met de temperaturen in voorjaar en zomer. Bij hogere temperaturen neemt de aktiviteit toe en het is duidelijk, dat dat gemiddeld genomen het meest in de zomer het geval is. De ervaring heeft geleerd, dat bij een bepaalde aktiviteit van de luizen de virus- overbrenging gevaarlijk wordt. Het kontakt van plant met knollen moet dan worden verbroken om infektie van de nieuwe knollen te voorko men. De NAK heeft daartoe een verplicht datumsysteem ingevoerd waarop de aardappelgewassen moeten zijn doodgespoten en afgestorven öf loofgetrokken. Maar de grilligheid van de natuur zorgt elk jaar voor grote verrassingen waardoor die data zeer verschillend komen te liggen. En als we dan, vanuit de ekonomie be naderd, naar die verschillen kijken, dan betekent dat grote verschillen in opbrengst tussen het ene jaar en het andere. In de tijd dat de data naderen, dus bij hogere temperaturen, groeien de aardappelen 700 - 1000 kg per dag/ per ha. Alleen al door verschillende data van het ene jaar met het andere kunnen grote verschillen in produk tie ontstaan: vijf dagen verschil be tekent 3500-5000 kg verschil per ha óf bij 30.000 ha een grotere of klei nere nationale produktie van 100.000-150.000 ton. Een koel zeeklimaat brengt niet alleen verschil in het optreden van luizen met zich mee, maar ook grote verschillen in groeiomstandigheden. Niet alleen van het ene jaar met het andere, maar zelfs binnen Neder land van de ene streek met de ande re. Wordt eind maart gepoot of eind mei; kunnen de knollen vlot door groeien na het poten of treedt dan een langdurige koude periode op; hebben we te maken met nachtvorst? En gaat U maar door! Het komt er op neer dat er grote verschillen ontstaan tussen de be perkte groeiperiode in het ene jaar en in het andere. Maar ook grote ver schillen binnen de jaarlijkse groei periode per bedrijf en per streek. n bovenstaand heb ik getracht aan te geven dat er een groot verschil is tussen de nationale produktie van het ene jaar met die van het andere, eigenlijk slechts door natuurlijke faktoren. De ene mens maakt er wel wat meer van dan de andere. De vraag, de afzet, is elk jaar vrij konstant door de enorme spreiding over meer dan 50 landen. Het ene jaar vraagt het ene land wat meer of minder; het andere jaar het andere. En in deze situatie, met meer dan 100.000 ton verschil in produktie over dezelfde oppervlakte is krach tenbundeling bitter noodzakelijk, 't IS de kunst om met beheerste prijzen zowel in tekort als in overschot jaren onze klanten te bedienen in binnen- en buitenland. Het is zaak dat onze koöperaties en handelshuizen op het moment van de oogst de produktie zo goed mo gelijk meten, uiteraard in klassen en maten onderverdeeld. Maar dan moeten ze die oogst wel in handen hebben. Voor mij blijft daarom de slogan: "Aardappelen geplant, maar dan in koopmans hand". Swifterbant A. Vermeer De tarweplanten op de dicht bezette plaatsen in de rij bekonkur- reren elkaar hevig om zonlicht, bodemvocht en voedingsstoffen met als gevolg een steile stand van de tarweplanten en een ge ringe uitstoeling; bij een grotere standruimte in de rij vertonen de tarweplanten een meer platte groei en een sterkere uitstoeling (het zonlicht dringt beter door tot de stengelbasis. 13 vrijstaande tarweplanten, die op een minder dicht bezette plaats rijenafstand 22 cm en een onderlinge afstand in de rij van 2 a 2xh cm zijn opgestoken. Deze 13 tarweplanten hebben een stevige en groene stengelbasis en daarbij een behoorlijke beworteling. Per tarweplant zijn er 2 4 goed ontwikkelde sten gels. Bij een dergelijke gewasstruktuur is de tweede stikstofgift zeker op zijn plaats. Door met deze ekstra stikstof het assimilaten- aanbod voor de uitgroeiende aar te vergroten, wordt het aantal korrels per aar positief beïnvloed. Verder is tijdens de bloei de watervoorziening van het gewas zeer belangrijk: de naar verhou ding beter ontwikkelde beworteling heeft hier wat dit aangaat eveneens goede papieren. In de huidige graanteelt gaat het niet om veel planten c.q. een hoge standdichtheid, maar om uniforme en regelmatig verdeel de planten. Door halvering van de rijenafstand bijvoorbeeld van 25 cm naar 12,5 cm wordt bij gebruik van dezelfde hoeveelheid zaaizaad per ha de onderlinge afstand tussen de graanplanten in de rij twee keer zo groot. De individuele planten kunnen deze betere groei-omstandigheden best benutten en ze groeien dan uit tot krachtiger planten. Streef naar een hoge veldopkomst en hiervoor is een kwalitatief goed zaaibed primair vereist. Naarmate de veldopkomst lager is - lees het zaaibed minder goed is - dient de hoeveelheid zaaizaad naar verhouding sterk te worden opgevoerd. Op een kwalitatief onvoldoende zaaibed wordt de kans op een goede korrelop brengst al in de kiem gesmoord. Kortom, het land moet vol groeien en men moet het niet vol zaaien. voetziekte, legering, aantasting door bladschimmels en andere calamiteiten in de hand gewerkt. Een tweede stikstofgift is hier te riskant en alleen met kunst en vliegwerk veelvuldige ziektebestrijding en CCC-toepassing is de patiënt c.q. het tarwegewas nog overeind te houden. Toedienen van de totaal benodigde stikstof in één keer aan wintertarwe veroorzaakt een te bladrijk gewas, waarbij de wor- telgroei naar verhouding achterblijft. Met betrekking tot de uiteindelijke korrelopbrengst is dit zondermeer een slechte zaak. Bij het streven naar goede korrelopbrengsten strooit men eind februari begin maart, als de omstandigheden van weer en grond het toelaten, de eerste stikstofgift (basisgift) en vervolgens de tweede stikstofgift bij het schieten van het tarwegewas. Raad pleeg zonodig uw bedrijfsvoorlichter. De beste ziektebestrijding is het voorkomen van ziekten. Deze ziektebestrijding kost geen geld; het gewas blijft gezond en de beoogde opbrengst komt beter binnen het bereik. De jonge kiemplanten staan nog op de tarwekorrel en zij beïn vloeden elkaar (nog) niet hinderlijk. Tussen de kiemplanten on derling zijn er duidelijke verschillen in ontwikkeling en de af stand tussen de kiemplanten onderling loopt bovendien ook sterk uiteen. Deze 35 tarweplanten, gegroeid op een rijlengte van 30 cm, hebben een weinig stevige en witte stengelbasis en daarbij een relatief minder goede beworteling. Verder zijn ze slechts weinig uitgestoeid. Bij een dergelijke struktuur van het gewas wintertarwe worden 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 7