Het ontstaan van de
bodem in Zuid-West
Nederland
ATEM zomergerst
het ras met de beste resistentie
tegen roest en meeldauw
Bekalking kan ook in voorjaar nog
D,
I n de kustgebieden werd de grond
waterstand hoger en er ontstond een
goed milieu voor plantengroei
(veenvorming). Tot aan de lijn Berg
en op Zoom - Utrecht - Heerenveen
vormde zich een veen (basisveen) dat
nu in samengeperste vorm 15-80 cm
dik is. Door de zee werden later op
dit veen zand- en kleilagen afgezet.
Deze afzettingen hebben de naam
oude zeeklei gekregen.
T ot ongeveer aan het begin van
onze jaartelling was westelijk Ne
derland met Vlaanderen een aan
eengesloten veengebied. Hierin
kwamen enkele grote rivieren,
Schelde, Rijn en Maas uit. Het ge
bied werd beschermd door duinen.
Rond die tijd dringt de zee op en in
Zeeland en Zuid-Holland worden de
duinen doorbroken of verdwijnen
totaal. Bij deze doorbraak gaat ook
veen verloren. Men noemt dit de
eerste transgressiefase ook wel pre-
Romijnse fase genoemd. De afzet
tingen van deze fase hebben een ge
ringe verbreiding (Walcheren, Goe-
ree, Voorne).
G rote stukken veen worden opge
ruimd en er ontstaan nieuwe getij
dekreken o.a. het Haringvliet. Op de
Zuid-Hollandse Eilanden wordt veel
zand en klei afgezet,. In het West-
land wordt het westlanddek afgezet.
ARGENTIJNS GRAAN VOOR DE
SOVJET-UNIE
De jonge zeeklei
De grondsoort in het
Zuid-Westelijk
zeekleigebied.
Goede pH
serie Zuid West
bodem best nr.2
'e gronden die nu aan de oppervlakte liggen zijn gevormd in het
kwartair.
In dit tijdvak worden twee tijdperken onderscheiden:
a. Het Pleistoceen of Diluvium;
b. Het Holoceen of Alluvium.
Voor het ontstaan van de bodem in Zuid-West Nederland is vooral het
Alluvium van belang. In dit tijdperk begon de zeespiegel te rijzen als
gevolg van afsmeltend landijs. De Noordzee vormde zich en het water
drong in oostelijke richting op tot op enige afstand van onze huidige
kustlijn.
In de eerste periode van de overstro
ming van het kustgebied was er een
stevige branding, waarin alleen de
zanddeeltjes tot afzetting kwamen.
Later vormden zich (langs de lijn
Alkmaar - Monster - Cadzand en
verder Zuid-Westwaarts) zandban
ken in zee die aan elkaar groeiden tot
een strand- of schoorwal. Deze
strandwal strekte zich uit van
Frankrijk tot aan Denemarken.
Door windwerking droogde het zand
en werd opgejaagd tot de ons nu be
kende duinen. Toen de strandwal
zich volledig gesloten had, ontstond
hier achter een moeras dat onder in
vloed van rivier- en regenwater
langzaam overging in een zoetwa
termoeras, waarin weelderige plan
tengroei en veenvorming plaatsvond.
Zo vormde zich op de oude zeeklei
en de rand van het zandgebied een
pakket vëen dat op sommige plaat
sen 5 m dik was en de naam opper
vlakteveen kreeg. In de middeleeu
wen is dit veen weggebaggerd voor
de turfbereiding. Het materiaal is
gebruikt voor huisbrand en voor de
zoutwinning.
Omstreeks 300 jaar na Christus be
gint de tweede transgressie die als
post-Romeinse of vroeg-Midde-
Advertentie IM
leeuwse fase wordt aangeduid. De
afzettingen van beide transgressie
perioden behoren bodemkundig tot
het Oudland (kalkarme zeekleigron
den). Op veel plaatsen is het Oud-
land verjongd (periode 600 - 1300).
Gebieden waar dit duidelijk kan
worden aangetoond worden wel met
Middelland aangeduid. De grootste
opslibbingen in het Zuidwesten vin
den plaats na ca. 1200.
In Zeeland vindt op diverse plaatsen
eveneens weer opslibbing plaats.
In hoeverre het zeekleigebied van
westelijk Noord-Brabant bij elk van
deze transgressieperioden is betrok
ken geweest, is minder duidelijk.
Op verschillende plaatsen is mate
riaal van de drie genoemde trans
gressiefasen aanwezig. Aan het begin
van de 15e eeuw hadden in dit ge
bied heftige inbraken van de zee
plaats, waardóór de sedimentatie
geschiedenis van dit gebied een sle
pend karakter heeft. Bekend is dat
met het wegvallen van de Grote
Zuidhollandse Waard een groot deel
van dit gebied binnen de invloeds
sfeer van de zee kwam te liggen. In
Zuid-Holland verdwenen nog een
aantal reeds bestaande polders door
de werking van het overstromings
water. Volgens Van de Linde dateren
uit die tijd de Koedood (IJsselmon-
de) en het Hollands Diep.
Een groot deel van de Zuid-Hol
landse Eilanden wordt bedekt met
vrij dikke pakketten zavel en klei. In
Zeeland blijft Walcheren voor een
groot deel gespaard maar Noord-
Beveland en Schouwen-Duiveland
verdwijnen onder water en gedeelten
hiervan blijven soms tientallen jaren
drijvende. In deze periode vindt dan
afzetting plaats van zavel en klei.
Het gebied Westelijk Zeeuwsch-
Vlaanderen werd in die tijd ook ge
teisterd door overstromingen wat
landverlies tot gevolg had.
Na 1600 vindt bedijking plaats en
krijgt dit gebied, waar tijdens over
stromingen en inundaties zavel en
klei is afgezet zijn huidige vorm.
B odemkundig wordt het overgrote
deel van dit gebied gerekend tot de
Nieuwlan^ gronden. Dit Nieuwland
is veelal ontstaan door op- en aan
slibbing in de zeegaten die in en na
de middeleeuwen in het Oud- en
Middelland zijn geslagen. In grote
gebieden ligt dit Oud- en Middel
land onder het Nieuwland bedolven.
In het afzettingspatroon kunnen
twee typen worden onderscheiden,
namelijk opwassen en aanwassen.
Opwassen, zijn vaak min of meer
rond van vorm en ontstaan als platen
te midden van snel stromende getijL
degeulen. Tot op vrij grote hoogte
wordt dan zand afgezet, afgedekt
door zavel en klei.
Aanwassen, gewoonlijk lang gerekt
van vorm zijn aangeslibd (aange
wassen) tegen reeds bestaande be
dijkingen. Bij aanwassen komt het
zand vaak minder hoog in het profiel
voor tenzij de aanslibbing in een
vroeg stadium door bedijking is af
gebroken. Het overgrote deel van de
gronden uit dit gebied hebben ho
mogene- of aflopende profielen
(grond wordt naar beneden lichter).
Een deel van de gronden in het
Zuid-Westelijk Kleigebied heeft een
dun zavel- en kleidek dat rust op
zand. Deze gronden reageren zelfs in
een normaal jaar met oogstdeprees-
sie als gevolg van vocht tekort.
Een nadeel van humusarme zavel
en lichte klei is de gevoeligheid voor
slemp. Vooral tijdens een natte win
ter en bij hevige slagregens in de
voorzomer vormt zich vaak een korst
op de grond. Korstvorming kan
schade veroorzaken aan kiemende
plantjes. In de provincie Zeeland is
nog een vrij grote oppervlakte Oud-
land en Middelland aanwezig. Deze
gronden zijn overwegend kalkarm.
Naast hoog gelegen lichte zavel
gronden (kreekruggen) komen uit
gestrekte lager gelegen komgebieden
voor met overwegend kalkarme
kleigronden. De kreekruggen zijn
erg slempgevoelig. De kommen zijn
door herverkaveling (ontwatering,
egalisatie) aanmerkelijk verbeterd.
Zowel de kalkrijke- als de kalkarme
lichte kleigronden zijn zeer struc-
tuurgevoelig. In regel hebben deze
gronden een laag humusgehalte. Het
lukt velen niet om het humusgehalte
op peil te houden. Dat is jammer
want humus heeft een gunstige in
vloed op de structuur. Op akker
bouwbedrijven met een bouwplan
van 50% granen en 50% hakvruchten
(aardappelen, bieten en uien) moet
een maximale oppervlakte groenbe-
mestingsgewassen worden geteeld
om een humusgehalte van 2 k 2Vi
procent te kunnen handhaven.
Aan deze groenbemesters en andere
vormen van organische stofvoorzie-
ning worden in de volgende num
mers van deze artikelenserie de no
dige aandacht besteed.
G.L. Kamphuis.
gebleven dan is het zonder meer aan
te bevelen deze toch maar zo vroeg
mogelijk in 't voorjaar toe te passen.
Ook bij graslandvernieuwing of bij
inzaai van bouwland met een gras
zaadmengsel dient een eventuele
noodzakelijke bekalking vooral niet
te worden vergeten. Hiermee kunnen
latere teleurstellingen betreffende de
ontwikkeling van het gewas worden
voorkomen.
Een goede pH van de grond is de basis
voor een goede bodemvruchtbaarheid
en verhoogt daardoor mede het ren
dement van de overige meststoffen
die in het bemestingsplan zijn opge
nomen.
Argentinië heeft zich niet accoord
verklaard met de suggestie van de
president van de Verenigde Staten
inzake een boycot van graanleverin-
gen aan de Sovjet-Unie.
Onderhandelingen daarover zijn
mislukt.
Van Argentijnse zijde wordt aange
voerd dat voor elke dollar graan die
Argentinië aan de Sovjet-Unie le
vert, de Sovjet-Unie voor 5 dollar uit
Argentinië invoert.
Met de Verenigde Staten ligt dit ver
houdingspercentage invoer tegen
over uitvoer merkbaar ongunstiger
namelijk 1 tot 2.Vorig jaar dekte de
Sovjet-Unie ongeveer 19% van haar
graanimport in Argentinië. Dit jaar
zal dat mogelijk tot 25% kunnen op
lopen. Verwacht wordt dat het sur
plus aan mais van ongeveer 5 mil
joen ton geheej aan de Sovjet-Unie
zal worden verkocht, tegen prijzen
die hoger zijn dan de wereldmarkt
prijs van het moment. In Chicago
noteerde Argentijns mais onlangs 5
dol. hoger dan Amerikaanse mais.
Gevolgen van embargo voor Sovjet-
Unie.
De Wereldtarweraa,d verwacht dat
de graanimport van de Sovjet-Unie
in 1979/'80 van 22 tot 26 miljoen ton
zal kunnen bedragen, waarbij een
geraamde behoefte bestaat van tus
sen de 32 en 35 miljoen ton.
De tarwe-import is geraamd op 9
miljoen ton, dat is 2 miljoen top
minder dan eerder geraamd.Een en
ander brengt met zich mee dat, naar
raming van de Wereldtarweraad, de
wereldhandel in tarwe rond 78 mil
joen ton zal bedragen, dat is 1 mil
joen ton meer dan vorig seizoen.
Ook de wereldproduktie is, ten op
zichte van de novemberraming met 9
miljoen ton verhoogd tot 423,5 mil
joen ton in 1979, wat overigens min
der is dan de recordproduktie van
1978 die 449,2 miljoen ton bedroeg.
De verhoogde wóreldproduktie is toe
te schrijven aan een stijging met 6 5
miljoen ton van de Sovjet-produktie.
Voor 1980 heeft de Raad vastgesteld
dat in de Verenigde Staten. Oost en
West Europa, alsook in het Europese
deel van de Sovjet-Unie hun graan
arealen nogal willen uitbreiden.
Wanneer, door welke omstandigheden dan ook, de noodzakelijke bekalking in
de herfst achterwege is gebleven dan bestaat er voor de grondgebruiker altijd
nog de mogelijkheid om voor deze belangrijke maatregel in het totale bemes
tingsplan het voorjaar te benutte. Weliswaar zijn de herfst en/of de nazomer de
meest geschikte perioden voor het uitvoeren van een bekalking hetgeen echter
niet inhoudt dat het voorjaar hiervoor helemaal niet in aanmerking komt.
Vooral bij de teelt van de kalkbehoeftige gewassen kan het rendement van een
zgn. voorjaarsbekalking, mits tijdig uitgevoerd, nog bijzonder hoog worden.
Suikerbieten, mais, gerst, tarwe,
vlinderbloemigen vragen een vol
doende hoge pH voor een maximale
en kwalitatief goede productie. Zijn
deze gewassen in het bouwplan 1980
opgenomen en is de noodzakelijke
bekalking tot nu toe achterwege
Om de jaarlijkse kalkverliezen uit de
bodem o.a. door uitspoeling en ver
zurende werking van andere mest
stoffen, te compenseren is het ge
wenst om bijvoorbeeld éénmaal per
drie jaar 1500 a 2000 kg kalk-
meststof p/ha in het bemestingsplan
op te nemen. Algemeen geldende
regel is dan dat dit onderhoud wordt
toegepast op die percelen waarop de
meest kalkbehoeftige gewassen ge
teeld gaan worden. De kalkmeststof
dient in het voorjaar zo vroeg als
mogelijk is te worden gestrooid met
daarop aansluitend een intensieve
menging met de grond (bouwvoor).
Met de huidige ter beschikking
staande moderne kalkstrooiers kun
nen kalkmeststoffen uiterst regelma
tig over de grond worden verdeeld.
Wanneer daarbij gebruik wordt ge
maakt van een fijne hoogwaardige
kalkmeststof die dan ook na het
strooien voldoende wordt doorge
werkt dan is de meest ideale combi
natie bereikt voor het verkrijgen van
een zo groot mogelijk nuttig effect
van de bekalking. Zodoende kan een
te verbouwen kalkminnend gewas
daarvan nog veel profijt hebben.
Een regelmatige uitstrooi is erg belangrijk!