ATEM zomergerst
oogstzeker en produktief
Bergboerenregeling nu ook in de
provincie Zeeland van kracht
K
om
[~E WEIMKEIM
1
N,
D,
I
De aardappelexport in
januari 1980
Groei produktie voedergranen neemt af
Gewestelijke Raad wil duidelijkheid
over Kanaal door Zuid-Beveland
HM "MS
De vorige week berichtten
wij u reeds dat voor een
aantal gebieden in de pro
vincie Zeeland het Besluit
Bijdrage Probleemgebie
den (de zgn. "Bergboeren
regeling") van kracht ge
worden is. Hierbij een arti
kel waarin op deze materie
nog wat dieper wordt inge
gaan.
adat in december vorig jaar de
eerste bergboerenbijeenkomst in Ne
derland tot stand is gekomen in de
Provincie Overijssel, is deze regeling
nu ook in een aantal gebieden in
Zeeland van toepassing. Het betreft
voorlopig een achttal gebieden t.w.:
Inlagen onder Kattendijke, Wisse-
kerke en Colijnsplaat; enige percelen
aansluitend aan het natuurreservaat
Grote Putting; het oostelijk deel van
de Polsvlietkreek; het oostelijk deel
van de kreek in de Heerenpolder on
der Wolphaartsdijk; gronden rondom
het oostelijk deel van de Schenge;
gronden rondom de kreek in de
Huissenspolder onder Zaamslag en
gronden gelegen op het Groot Eiland
en het Klein Eiland onder Hulst.
O,
m voor steun in aanmerking te
komen, moeten de gebieden geplaatst
worden op de zgn. communautaire
lijst van argrarische probleemgebie
den. Het besluit tot plaatsing op die
lijst geschiedt door de Raad van de
Ministers op voorstel van de Europe
se Commissie. De lid-staten kunnen
hun verlangens kenbaar maken aan
de Europese Commissie. In aanmer
king komen de volgende categorieën
gebieden:
- berggebieden;
- probleemgebieden, die dreigen te
ontvolken, terwijl de uitoefening van
landbouw onmisbaar is voor de land
schapsverzorging; - door specifieke
problemen gekenmerkte kleine stre
ken waar het handhaven van de land
bouwactiviteiten noodzakelijk is voor
de verzorging van het natuurlijke
landschap en zijn toeristische bes
temming of voor de bescherming van
de kusten.
Voor Nederland is slechts de laatste
categorie interessant. Er is overi
gens een limiet gesteld aan deze ca
tegorie n.l. Vh.% van het territoir van
de lid-staat. Voor Nederland is dat ca
100.000 ha. Boeren in de op de com
munautaire lijst geplaatste gebieden
komen in aanmerking voor een zgn.
compenserende vergoeding voor per
manent natuurlijke handicaps. De
hoogte van de compenserende ver
goeding wordt vastgesteld naargelang
de omvang van de permanent natuur
lijke handicap. Het totale bedrag der
vergoeding mag de 50 R.E. per
grootvee-eenheid of per ha niet over
schrijden. In de onderhandeling over
de richtlijn was een belangrijk punt of
melkkoeien mee zouden tellen. Want
toen speelde het zuivelprobleem
al op Europees niveau. De uitkomst
was, dat ze in bergstreken volledig
mochten meetellen, doch in pro
bleemgebieden en kleine streken
slechts voor 80% per koe tot een
maximum van 10 koeien per bedrijf.
Om het ingewikkelde rekenbeeld
compleet te maken: De overige koei
en en stiere,n tellen voor 1 grootvee-
eenheid (G.V.E.) jongvee voor 0,6
G.V.E. en schapen en geiten voor 0,15
G.V.E. Deze hele rekenpoespas leidt
in het merendeel der gevallen in Ne
derland tot het maximum van
180,— per ha.
e bergboerenregeling (officieel
besluit bijdrage probleemgebieden) is
een uitvloeisel van de richtlijn van de
Raad van de Europese Gemeen
schappen betreffende de landbouw in
bergstreken en in sommige pro
bleemgebieden. Die richtlijn is ont
staan als gevolg van de toetreding van
het Verenigd Koninkrijk tot de
E.E.G. in 1973. Tijdens de toetre
dingsonderhandelingen hadden de
Engelsen bedongen, dat hun bes
taande "hill-farming" regeling zou
worden ingebouwd in het gemeen
schappelijk lanbouwbeleid. De Euro
pese Commissie reageerde met
voortvarendheid op deze toezegging,
want nadat het Verenigd Koninkrijk
in januari 1973 was toegetreden, deed
de Europese Commissie reeds in fe
bruari 1973 een voorstel aan de Raad
van Ministers tot een richtlijn van de
Raad betreffende de landbouw in
bergstreken en in sommige pro
bleemgebieden. In het spraakgebruik
werd dat de bergboerenrichtlijn. Het
zal duidelijk zijn dat de Zeeuwse ge
bieden vallen onder "sommige pro
bleemgebieden". De Raad heeft er
overigens langer over gedaan dan de
Europese Commissie, want de vast-
stekking van de richtlijn door de
Raad werd ruim twee jaar later een
feit, n.l. in april 1975. De doelstelling
van de Europese richtlijn vindt men in
artikel 1 "Teneinde de landbouw in
stand te houden en aldus een bevol
kingsminimum te behouden om tot
landschapsverzorging bij te dragen in
sommige probleemgebieden wordt
een steunregeling ingesteld om de
landbouw te bevorderen en het inko
men van de landbouwers in de betref
fende gebieden te verhogen".
n 1975 kondigde de regering aan
dat zij het voornemen had de berg
boerenrichtlijn alleen daar toe te
passen waar spraken is van beheers
gebieden in het kader van de relatie
nota. In deze gebieden is het veelal
gewenst bepaalde bijzondere ken
merken ter wille van natuur en land
schap in stand te houden, alhoewel
het vanuit de landbouwkundige be
drijfsvoering gezien, natuurlijke han
dicaps zijn. Vooruitlopend op dit ka
binetsbesluit was reeds eind 1974 een
eerste en voorlopige lijst van derge
lijke agrarische probleemgebieden bij
de E.E.G. aangemeld. Daarop kwa
men de nu aangewezen Zeeuwse ge
bieden ook voor. Met name betreffen
het gebieden waar in het kader van
ruilverkalvings- of waterschapswer-
ken geen cultuurtechnische verbete
ringen zijn uitgevoerd. Mede in ver
band met de koppeling van de berg
boerenrichtlijn aan de relatienota is
de uiteindelijke vaststelling van de
begrenzing vertraagd. Een goed sa
menspel tussen de betrokken dien
sten en het provinciaal bestuur heeft
er desalniettemin toe geleid dat in
Zeeland als tweede provincie de
bergboerenregeling van kracht is. De
volgende stap ligt bij de boeren zelf.
Alleen met hun medewerking kan de
regeling een succes worden.
Volgens het Produktschap voor
Aardappelen zijn in de maand ja
nuari 97.000 ton consumptie- en in
dustrieaardappelen uitgevoerd.
Hierdoor is de totale export van
oogst 1979 op 419.000 ton gekomen.
In de kalenderweek van 28 januari
1980 t/m 2 februari 1980 zijn 21.000
ton consumptie- en industrieaardap
pelen uitgevoerd.
De invoer bedroeg in januari ca.
2.500 ton, voornamelijk uit België en
Frankrijk, waarvan ca. 1.000 ton
voeraardappelen.
Evenals bij tarwe zal de uitbreiding
van de produktie van voedergranen
in de periode tot 1985 in een veel
lager tempo geschieden dan in de
voorgaande periode van tien jaar.
Het merendeel van de produktietoe-
name zal plaatsvinden in de ontwik
kelde landen, hoewel het stijgings
percentage bealngrijk lager zal zijn.
In de ontwikkelingslanden zal de
groei van de produktie volgens de
FAO gehandhaafd blijven op het
zelfde niveau en mogelijk zelfs nog
iets toenemen.
De FAO verwacht dat de wereld-
voedergraanproduktie in 1985 838
miljoen ton zal bedragen, vergeleken
met een gemiddelde van 654 miljoen
ton in de periode 1972-74. Mais zal
het grootste deel van deze stijging
voor zijn rekening nemen (50%), ter
wijl gerst 30% voor zich zal opeisen.
De totale wereldvraag naar voeder
granen zal volgens het VN orgaan
toenemen van een gemiddelde van
653 miljoen ton in 1972/74 tot 835
miljoen ton in 1985. De ontwikkelde
landen zullen het merendeel van de
produktie blijven consumeren, doch
ongeveer de helft van de toename
van de vraag komt voor rekening van
Oost Europa en de Sowjet-Unie. In
totaal zal hun behoefte aan voeder-
graan toenemen met 93 miljoen ton
tot 532 miljoen ton in 1985 hetgeen
een stijging betekent van 1,6% per
jaar. De vraag in de ontwikkelings
landen zal naar verwachting toene
men van 215 miljoen ton in 1972/74
tot 303 miljoen ton in 1985.
De wereldhandel in voedergranen
zal in 1985 volgens de FAO aan
zienlijk groter zijn dan de laatste ja
ren. De totale importbehoefte kan
stijgen van 63 miljoen ton in 1972/74
tot 98 miljoen ton in 1985. Ongeveer
tweederde deel van deze toename zal
door ontwikkelingslanden worden
geïmporteerd. In bijna de gehele
toename van de import zal worden
voorzien door de ontwikkelde lan
den, grotendeels door de Verenigde
Staten en Canada.
Grotere tekorten voedergranen
ontwikkelingslanden.
In een rapport komt de FAO tot de
conclusie dat in de komende tien jaar
in de ontwikkelingslanden veel gro
tere tekorten aan voedergranen zul
len gaan optreden. In deze landen zal
namelijk de vraag veel sneller toene
men dan de produktie. Dientenge
volge wordt verwacht dat de invoer-
behoefte van de ontwikkelingslan
den aanzienlijk zal toenemen. Dit
zou ernstige gevolgen kunnen hebben
voor een aantal ontwikkelingslanden
omdat de financiering van de import
van de voorspelde omvang een be
langrijke aanslag op de in die landen
aanwezige vreemde valuta zou bete
kenen. Als in de geraamde vraag
naar veevoeder niet kan worden
voorzien, dan zouden de plannen
voor de ontwikkeling van de vee
houderijsector ernstig worden ver
traagd. Volgens de FAO wordt hier
door nog eens de dringende nood
zaak onderstreept om de voeder-
graanproduktieprogramma's in ont
wikkelingslanden in sneller tempo
uit te voeren.
AKKERBOUW
DE STIKSTOF VOOR organi
sche mest, stalmest, drijfmest of
kippenmest gaat voor een gedeelte
voor de plant verloren. Ook komt
een gedeelte pas later in het groei
seizoen tot zijn recht. Van de to
taal gegeven stikstof in de organi
sche mest mag U slechts 25% kor
ten op uw kunstmest gift. Wel zor
gen organische bemesting en
kunstmest samen voor een hoger
opbrengstniveau dan alleen
kunstmest.
ER ZIJN MÉNSEN die geen
suikerbieten meer durven telen
zonder toevoeging van een granu
laat Curater, Garvox, Temix, Da-
canox of Vydate. Wanneer U daar
een gegronde reden voor heeft, is
daar niets tegen. Maar doet U het
als een soort verzekeringspremie
dan kost dat U toch wel veel geld.
Weet U zeker dat het niet alleen
kan met een zaadontsmetting?
HET MINSTE WAT U moet
doen en het kost maar erg weinig,
is uw bietenzaad ontsmetten met
een middel tegen insektenvreterij.
Ga volgens de voorschriften te
werk wat de dosering betreft. Een
pak bietenzaad weegt zwaarder
dan 1 kg. Weeg dus het zaad en
koop de insekticide in pakjes van
10 gram. Mengen in een gesloten
bus die ruim half vol is, is de enige
goede methode.
DE LAATSTE JAREN gaan
knolselderijtelers er steeds meer
toe over om 45.000 planten per ha
te zetten. Dit kunt U bereiken bij
een plantafstand van 45 cm bij 50
cm rijafstand. Voor de rassen
Monarch en Alba moet U echter
streven naar een eindafstand van
45.000 planten. Dit grotere aantal
geeft een gelijkmatiger gewas,
minder holle knollen en minder
kans- op groeischeuren. Ook bij
mechanisch ontbladeren komt
minder beschadiging voor.
U ZULT INMIDDELS wel ver
nomen hebben dat de nateelt van
het pootgoed van afgelopen jaar
erg goed is en de prijzen voor het
pootgoed erg laag zijn. Een reden
temeer om geen pootgoed uit kon-
sumptie-aardappelen te poten. U
moet rekenen dat 10% ziek weinig
opbrengstderving geeft. Maar
wanneer de helft ziek is, moet U
rekenen op 20% opbrengstderving.
Nee! Deze korte wenk is voor een
goed ondernemer niet nodig. U
wist dit immers al lang.
VEEHOUDERIJ
OP VERSCHILLENDE BE
DRIJVEN staan na het stoppen
met melkvee de stallen leeg en zijn
vrijwel nergens anders voor te ge
bruiken. U kunt zich afvragen of
het houden van vleesstieren een
aanvullend inkomen kan geven.
Het zijn meestal dure nieuwbouw-
kosten die het rendement van deze
bedrijfstak twijfelachtig maken.
Dikwijls kan met kleine aanpas
singen een goede huisvesting voor
vleesstieren worden ingericht.
EEN IDEALE OPSLAG voor
kuilvoer is de sleufsilo. Dikwijls
wordt bij de aanleg alleen gekeken
of hij gunstig ligt ten opzichte van
de veestallen. Het is minstens even
belangrijk om U eerst af te vragen
of de silo niet in de weg staat
wanneer een veestal moet worden
uitgebreid. In de praktijk is het
reeds voorgekomen dat na 3 jaar
om deze reden de silo moest wor
den afgebroken. Hebt U plannen
om een silo te bouwen, bekijk dan
eerst alle mogelijkheden.
IEDERE ONDERNEMER kan
ziek worden of een ongeluk krij
gen, zodat hij voor langere tijd
wordt uitgeschakeld. Vooral op
een bedrijf waar de veehouder de
enige werknemer is, kan het dan
tot grote moeilijkheden komen.
De enigste oplossing biedt het lid
maatschap bij een bedrijfsverzor-
gingsdienst. Mocht U nog geen lid
zijn, meld U dan zo spoedig mo
gelijk aan. Het geautomatiseerde
Bedrijf is gevaarlijker dan in het
algemeen aangenomen wordt.
Kort verslag van de op 6 februari 1980
gehouden vergadering van de Gewes
telijke Raad voor Zeeland van het
Landbouwschap
De Gewestelijke Raad voor Zeeland
stelde vast dat nog steeds zeer veel
onduidelijkheid bestaat over de
voorbereiding en de uitvoering van
de verbreding van het Kanaal door
Zuid-Beveland. De Raad besloot om
aan te dringen op een spoedige
beantwoording van een reeds eerder
ingediend verzoek bij de Minister
van Verkeer en Waterstaat om meer
duidelijkheid, omdat de onzekerheid
onder de betrokkenen een negatieve
invloed heeft op de ontwikkeling van
hun bedrijven nu en in de toekomst.
Wildschade
De Raad toonde zich zeer bezorgd
over de steeds toenemende wild
schade in de provincie Zeeland. Ge-
konstateerd werd dat men in de da
gelijkse agrarische praktijk behoefte
heeft aan een verbetering van de
mogelijkheden om deze schade ver
goed te krijgen. Besloten werd om
gehoor te geven aan het verzoek van
de Z.L.M. om in overleg met de be
trokken instanties te komen tot een
inventarisatie van de knelpunten op
het gebied van de wildschade. Op
grond van een dergelijke inventari
satie kunnen maatregelen bepleit
worden die de gevolgen van de
wildschade voor de landbouw zullen
beperken. Er werd voorts nadrukke
lijk gewezen op de noodzaak om
iedere vorm van schade onmiddellijk
te melden aan de Wildschadecom-
missie.
Advertentie IM
8