Minister van der Stee beantwoordt een aantal belangrijke vragen! Kennismaking met enige facetten van beleid GRONDPRIJS FRUITTEELT LONT ONDER LEGBATTERIJ BRUSSEL VELDB0NEN NAAR BESTE WETEN... R. egeren is vooruit zien, in de toekomst kijken. Om ontwikkelingen op korte en lange termijn te begeleiden en te beïnvloeden, daarvoor dient een beleid te worden gevoerd. Dat de minister van landbouw een beleid voert blijkt uit een aantal antwoorden die hij heeft gegeven op vragen die hem door de redaktie van de Plattelands Post magazine zijn gesteld. Wat wil van der Stee? Zie hier zijn landbouwbeleid: V raag 1. De regering wil de grond prijs terugdringen naar een niveau van 25.000 a 30.000,— per ha. Recentelijk hebt u dit ook zelf weer uitgesproken. Op welke termijn wilt u deze (forse) prijsdaling gerealiseerd zien (middels de Wet Vervreemding Landbouwgronden)? Antwoord: Het terugbrengen van de grondprijzen tot een niveau van 25.000- a 30.000,- per hekta- re is naar mijn mening een redelijke en haalbare doelstelling. Het is uiterst moeilijk, nauwkeurig aan te geven binnen welke termijn deze prijsverlaging bereikt moet zijn. Het gaat erom, een geleidelijke daling teweeg te brengen. Een plotselinge grote prijsdaling kan even marktver storend werken als een grote prijs stijging. Het meten van de effekten van de Wet Vervreemding Land bouwgronden op de grondmarkt zal zeker een periode van enkele jaren moeten beslaan. raag 2. Uit onderzoek zou blijken dat de Wet Vervreemding Land bouwgronden niet dat effekt zou hebben dat "men" ervan verwacht. Antwoord: Onderzoekers van de in- terfakulteit bedrijfskunde in Delft hebben de werking van de toetsings- kriteria in een paar delen van West- Nederland getoetst. Eén van hun konklusies was, dat de toetsing slechts in geringe mate zou werken omdat transakties binnen een be paald familieverband van de toetsing zijn vrijgesteld. Dit vormt een niet onaanzienlijk deel van het aantal transakties. Het is echter juist mijn bedoeling, niet alles te doen toetsen. De toetsing van transakties buiten familieverband zal een prijsdruk- kende werking hebben, ook op de vrijgestelde transakties. raag 3. Welke maatregelen staan de minister voor ogen in geval deze wet niet aan de verwachting blijkt te voldoen, dus de grondprijzen niet te rugdringt naar 25.000 30.000,— per ha? Een meer direkte prijsbeheersing of een verdergaande verscherping van de kriteria in de wet? Antwoord: Direkte prijsbeheersing is momenteel niet aan de orde. Ik vertrouw erop dat de landbouwkun dige toetsing voldoende effekt zal hebben. Wel zullen de kriteria wor den bijgesteld, naar gelang de erva ringen die in de praktijk zullen wor den opgedaan. Indien het prijsdruk- kend effekt gering is, zullen de krite ria worden verscherpt. V raag 4. Zelden was de situatie van de Nederlandse fruittelers zo moeilijk als op dit moment. Gesproken wordt over een te grote import van het zui delijk halfrond in de EEG, maar ook over het feit dat in verschillende op zichten modernisering van boom gaarden en behandeling/representa tie van ons fruit gewenst zou zijn. Hoe staan de minister en zijn be leidsambtenaren tegenover de positie van de Nederlandse fruitteelt, resp. hoe beoordelen zij de toekomstmo gelijkheden en wat zou er gedaan moeten worden om daar zo gunstig mogelijk op in te spelen? Antwoord: De situatie in de fruitteelt is inderdaad zorgelijk. Ik streef er naar, hierin verbetering te brengen, zodat de fruitteelt een volwaardige bedrijfstak blijft. Ik resumeer van de reeds genomen maatregelen o.a.: daar er alleen voor kwaliteitsfrult een markt is, heb ik met 500.000,— bijgedragen in het marketingplan van het Centraal Bureau voor de Tuinbouwveilin gen. Door een samenloop van omstandigheden is er zowel in 1978/79 als in 1979/80 helaas weinig gebruik van gemaakt; een voor de komende 5 jaren jaarlijkse bijdrage aan de herver zekering, teneinde het beperkte draagvlak van de hagelschade- verzekering te vergroten en de deelname aan de verzekering te bevorderen; om wille van een kwaliteitspro- dukt moeten de boomgaarden tijdig verjongd worden. Ter sti mulering van de herinplant met nieuwe rassen is de rentesubsi dieregeling aangepast; bij koncentratie van het aanbod via veilingfusies kan de 3, 2, 1%- regeling van toepassing zijn. De toekomst van de fruitteelt zal echter voornamelijk afhangen van eigen aktiviteiten van de fruittelers. Enkele maatregelen hebben zij al met succes toegepast, o.a. het uit de verse markt weren van klasse III en het verbod op het in de handel brengen van onrijp fruit. Komende maanden zal bezien worden, welke maatregelen overheid 'en bedrijfs leven samen nog kunnen nemen om de positie van de fruitteelt te verbe teren. Initiatieven die binnen het fruitteelt-bedrijfsleven momenteel volop in diskussie zijn, zie ik met be langstelling tegemoet. Waar moge lijk en nodig zal ik hulp bieden. raag 6. De door u ontketende ak- ties waardoor legbatterijen in de EEG met uitbanning bedreigd wor den ontmoeten in het betrokken be drijfsleven nog altijd weinig begrip. Ook anderszins heeft men de indruk dat op het departement (te) veel aan dacht geschonken wordt aan hetgeen door luidruchtige, maar niet zo tal rijke, aktiegroepen wordt beweerd. Gesteld is dat Nederland van een uit banning van de legbatterijen (in hun huidige vorm) geen schade zal onder vinden, omdat het een EEG-besluit zal zijn, terwijl bovendien een ruime overgangsperiode in acht genomen zal worden. Maar onze internationale voorsprong is mede bereikt doordat wij de nieuwe huisvestingssystemen eerder hebben toegepast en beter on der de knie hebben. Als de ontwikke ling teruggedrongen wordt naar meer traditionele systemen zal dit óns land derhalve extra schade bezorgen. Daarbij zijn velen, die ook als "des kundigen" mogen worden aange merkt, van mening dat de uitgang spunten van mannen als Brantas en Van Putten met betrekking tot het welzijn van dieren wat eenzijdiger en derhalve aan enige twijfel onderhevig zijn. Wat beweegt u om in Nederland en in Europees verband als het ware een voortrekkersrol voor de dieren bescherming te willen vervullen? Antwoord: Het welzijn van de dieren heeft de laatste jaren een grote maatschappelijke belangstelling. Van de zijde van konsumenten komt daarbij nogal wat kritiek op de huis vesting van legkippen in de momen teel gangbare batterijen. Deze kritiek wordt overigens niet alleen in ons land geuit, maar draagt een sterk in ternationaal karakter. Vandaar dat het voorstel van mijn Westduitse ambtgenoot, de heer Ertl, om op ter mijn een verbod van deze batterijen in te stellen, bij alle landbouwminis ters in de EEG instemming heeft ondervonden. Ik heb dit voorstel van harte ondersteund omdat ik van me ning ben dat met de wensen van de konsumenten in toenemende mate rekening moet worden gehouden en dat geldt niet in het minst voor het bedrijfsleven. Wat betreft een even tuele nadelige beïnvloeding van onze konkurrentiepositie ten gevolge van een verbod van nu in zwang zijnde legbatterijen merk ik op dat met de hier aanwezige know-how ook de al ternatieve bedrijfssystemen in snel tempo gerationaliseerd kunnen wor den. Wanneer wij tijdig ons onder zoeksapparaat op de verdere ont wikkeling en rationalisatie richten, en mits onze pluimveehouders een juist gebruik maken van de door het onderzoek aangedragen mogelijkhe den, ben ik ervan overtuigd dat wij in de pluimveewereld onze toonaange vende positie zullen behouden. Overigens merk ik op, dat verschei dene van onze onderzoekers een be langrijke bijdrage hebben geleverd tot het vergroten van het inzicht in het nieuwe vakgebied van het wel zijn van de dieren. Van hun inzichten wordt bij het ontwikkelen van nieu we huisvestingssystemen gebruik ge maakt. In de komende jaren zal een juist gebruik van hun kennis één van de essentiële voorwaarden vormen voor het behoud van de Nederlandse konkurrentiepositie. raag 7. De Brusselse besluitvor ming over het landbouwbeleid lijkt vooral ook in het slop te zitten, nu het tot een breuk tussen Europese Com missie en Europese Parlement geko men is. Hoe ziet u deze controverse tot een oplossing komen? Als het Europees Parlement de Commissie dwingt minder gemeenschapsgelden voor het landbouwgarantiebeleid uit te trekken' moét dat in een nog groter teruggang van de landbouwinkomens resulteren? Antwoord: Er is inderdaad een moeilijke situatie ontstaan nu het Europese Parlement de begroting voor 1980 heeft verworpen. Dat be tekent natuurlijk niet dat er geen middelen zouden zijn. In een derge lijke situatie treedt de regeling in werking, waarbij maandelijks 1/12 beschikbaar is van de begroting van het voorgaande jaar. Eén en ander betekent wél, dat er géén stijging van de uitgaven mogelijk is. Ik ben van mening dat deze situatie te wijten is aan een onverstandige opstelling van de Raad van Ministers. De Raad heeft geen aandacht willen schenken aan het politieke signaal van het Eu ropese Parlement. En dat voorna melijk omdat men bang was dat het Parlement teveel invloed zou krijgen. Dat was natuurlijk vragen om moei lijkheden. Ik zie deze zaak niet zo gemakkelijk opgelost worden. Een oplossing zal alleen mogelijk zijn als de Raad van Ministers water in^ de wijn doet. Overigens is dit alles nog maar een voorproefje van de financierings- problematiek die ons in 1981 en de jaren daarna te wachten staat. U be grijpt wel dat ik hier doel op het be reiken van het plafond van 1% voor de BTW-afdrachten aan de Ge- meenschapskas. Door dit alles is voortgaan van de huidige groei van de landbouwuitgaven onmogelijk geworden. Dit moeten we zien te be reiken door ombuiging van het be leid. Zo niet, dan komt de botte bijl eraan te pas en zijn we nog verder van huis. raag 8. Gundelach heeft een su perheffing bij de zuivelfabrieken voorgesteld om die te dwingen nu ook een steen bij te dragen aan het terug dringen van de Europese melkplas. Tegen dit plan bestaan o.a. grote be zwaren omdat ontduiking gemakke lijk en kontrole onmogelijk zou zijn. Bent u van mening dat dit plan.daar- door naar de prullemand zal worden verwezen? Of ziet u modulaties waardoor het wellicht op basis van zijn uitvoerbaarheid toch acceptabel gemaakt zou kunnen worden? Terwijl het officiële standpunt in ons land (en vooral ook in de georgani seerde landbouw) tot op heden is ge weest dat kontingentering ter beteu geling van de melkoverschotten extra nadelig voor Nederland zou zijn en derhalve dient te worden afgewezen, heeft één van uw hoofdambtenaren in een officiële toespraak als zijn per soonlijke mening gegeven dat kon tingentering de enige oplossing zal blijken om het melkprobleem de baas te worden. Als wij goed zijn geïnfor meerd hebt u hierop zo ongeveer ge reageerd met de mededeling dat u kontingentering op dit moment niet als een primair beleidsinstrument ziet. Wat bedoelt u precies met die uit spraak? En is het zinvol of althans gebruikelijk dat hoofdambtenaren in funktie dergelijke "persoonlijke" uit spraken doen, die nogal van het offi ciële ministeriële standpunt afwij ken? Antwoord: Mijn opvattingen over het zuivelbeleid moet u zien tegen de achtergrond van wat ik zojuist ge zegd heb over de financiële situatie in de pemeenschap. Dat wil zeggen dat de kosten van dit beleid zo snel mogelijk gestabiliseerd moeten wor den. De kostenstijging is te wijten aan de toename van de produktie. Elk procent meer melk kost 400 a 500 miljoen extra. De konklusie kan dan ook moeilijk anders zijn dan dat de produktie gestabiliseerd moet worden en op termijn wellicht wat terug zal moeten. Dit kan op twee manieren worden bewerkstelligd: öf een aantal jaren een forse druk op de rentabiliteit van de melkveehouderij, óf uitbreiding minder aantrekkelijk maken door er een heffing op te leg gen. De eerste oplossing acht ik so ciaal onaanvaardbaar. Dan blijft er dus weinig anders over dan de twee de, ondanks de bezwaren, die u me heus niet hoeft te vertellen; die ken ik voldoende! Nu de voorstellen van de heer Gun delach, dus vooral de zgn. superhef fing. Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar aanvankelijk nogal wat vraag tekens bij heb gezet. Tijdens de toe lichting van de heer Gundelach in de laatste Raad van Landbouwminis ters bleek echter, dat zijn werkelijke bedoelingen toch meer in lijn zijn met mijn eigen opvattingen. Hier over zal op ambtelijk niveau de no dige verdere duidelijkheid verkregen moeten worden. Ik zit er bepaald niet mee, dat één van mijn topambtenaren te kennen heeft gegeven, dat hij persoonlijk kontingentering onvermijdelijk acht. Ieder heeft het recht zijn persoon lijke mening naar voren te brengen. Inderdaad zie ik zelf een kontingen tering, zoals we die bijvoorbeeld bij suiker kennen (met landenquota etc.) bepaald niet als oplossing. 'V raag 9. De positie van de Neder landse boerenstand, kwantitatief na de oorlog zo sterk teruggelopen, is in ons land toch nog belangrijk, vooral ook door de grote export met gunsti ge uitwerking op onze betalingsba lans. Er gaan nu in ons land stemmen op die menen, dat wij bereid moeten zijn om bij die export met een zekere teruggang genoegen te nemen. En onszelf daartoe beperkingen op te leggen, bijv. door het op gang brengen van een teelt van veldbonen. Antwoord: Ik zie niet in, waarom er sprake zou moeten zijn van een te ruggang van onze export van agrari sche produkten. We nemen in de meeste sektoren een sterke konkur rentiepositie in en dat zal ook dé ko mende jaren zo blijven. In bepaalde bedrijfstakken, en ik denk hier dan vooral aan de zuivel, zal de groei er wellicht uitraken. Maar in andere sektoren hoeft dat zeker niet het ge val te zijn. Juist in een tijd van recessie is het zaak, het peil van het exportvolume zo goed mogelijk te verhogen. De bevordering van onze agrarische ex port vergt dan ook een bijzondere inspanning van mij en mijn mede werkers. De teelt van bijv. veldbonen zou maar een relatief geringe bijdra ge aan de verbetering van de beta lingsbalans kunnen betekenen. Voor dergelijke intensieve produkties is de beschikbaar te maken kultuurgrond nu eenmaal niet voorhanden. Ande re facetten van zo'n ingrijpende pro- duktieverschuiving laat ik bij de mij hier toegemeten ruimte nu maar buiten beschouwing. V raag 10. Recentelijk is in enkele vergaderingen van standsorganisaties weer de vrees (of beter misschien: de klacht) uitgesproken dat u onvol doende bereid zoudt zijn om ter ver dediging van de boerenbelangen "uw jasje uit te trekken". Als wij u vragen of dat zo is, zult u het ongetwijfeld ontkennen. En waar schijnlijk nog terecht ook. Deson danks kan de kritiek een grond van waarheid (en meer dan dat) hebben in zoverre u van mening bent,dat uw taak als minister van Landbouw en Visserij meer inhoudt dan uitsluitend als pleitbezorger van onze boerenbe langen (zoals die met name door de standsorganisaties gezien worden) op te treden. Kunt u iets zeggen over deze belangenafweging zoals die door u gezien wordt? En waarnaar u dan in de praktijk handelt? Antwoord: Ik verbeeld me inder daad iets anders te zijn dan alleen een spreekbuis voor de boerenbe langen. Anders kan de voorzitter van het Landbouwschap mijn funktie beter overnemen. Maar nu in alle ernst. Natuurlijk is mijn verantwoordelijkheid heel wat breder dan het strikte agrarische producentenbelang. Ik heb ook een stuk verantwoordelijkheid voor de belangen van de konsument, van natuur en milieu, van de internatio nale handel en van een aantal andere zaken. En evenals alle andere be windslieden heb ik tot taak tot een verantwoorde afweging te komen, wanneer er sprake is van tegenges telde belangen. Hoe ik dat doe is na tuurlijk niet in zijn algemeenheid te zeggen. Laat ik daarom maar zeggen "naar beste weten", want daar komt het op neer. 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 5