Grond krijgt vaak onvoldoende aandacht. u itgaande van een goede zaai- t^chaiek. is jiet aantal kiemiplanten voornamelijk, afhankelijk van dé kwaliteit van het zaaibed. Bij een veldopkomst yan 85% van de uitge zaaide zaden vertoont het jeugdige gewas een betere regelmaat en gro tere uniformiteit dan bij een lagere veldopkomst van bijv. 60%. Bij een lagere veldopkomst laten de regel maat en de uniformiteit van de on dergrondse plantendelen naar ver houding eveneens te wensen over met alle nadelige gevolgen vandien. u, h; Samenvattend: HEI-GEWAS EN DE GROND— Zaaibed - Veldopkomst Verschillen in produktië per ha. Toelichting bij de verschillen. r\ De nadelige invloed van op te natte grond uitgevoerde bewer kingenis in dit jonge graaggewas duidelijk te zienr Een gezond groen gesloten gewasoppervlak produceert in ons land per dag ongeveer 200 kg droge stof per ha: op meerdere aardappelpercelen gaat ieder jaar van 10 juli tot begin augustus het aardappelloof slap hangen en voortijdig verslijten. Een regelmatig en uniform gewas op een kwalitatief goed zaaibed heeft ook een regelmatige en uniforme beworteling. ir. J.A.H. Haenen. C.A.R. ZEVENBERGEN. D^gewarssen en uiteraard ook tret grasland moeten het voor hun groei benodigde water en de voedingselementen via de wortels uit de grond opnemen. Een goede groei van bet gewas bovengronds impliceert eveneens een goede ontwikkelingen het wortelstelsel. Voor een goede groei van het gewas dienen de b&demomstandigheden zodanig te zijn dat de wortels voldoende water en voedingselementen kunnen opne men. Daarbij moeten de wortels voor hun ontwikkeling en opnameka- paciteit bovendien over voldoende "zuurstof beschikken. In de moderne teelttechniek gaat de meeste belangstelling uit naar de bovengrondse plantendelen en bij de gewasverzorging is de beworteling in het alge meen nog steeds het stiefkind. In dit kader is hier op enige "onder grondse" aspekten van het gewas nader ingegaan. Grond te vaak en/of onder te natte omstandigheden bewerken, verdicht de grond op circa 5 a 10 cm onder het maaiveld en deze verdichte laag in de bouwvoor werkt bij suikerbieten vertakking inde hand: aan de lengte van het stro. Voor het mogelijk maken van hoge opbreng- stelt het gew^s met betrekking tot de bodem zijn eisen. Deze hou den in een goede opkomst, geen wa teroverlast, geen watertekort en ver der een goede en diepe doorworte- ling van de bodem. Hiervoor zijn nodig een goed zaaibed, een goede diepe ontwatering, een stabiele goed doorwortelbare bouwvoor en een diep doorwortelbare ondergrond zonder storende lagen. oor het verkrijgen van een goed zaaibed moet de grond tijdig zijn ge ploegd. Gezien het belang van een groot waterbergend vermogen is een bewerking tot bouwvoordiepte bij het ploegen of bij de bewerking met een vastetandkultivator gewenst. _P[oegen verdient de voorkeur. Wan neer de bewerkbaarheid van de grond goed is, kan bij de zaaibedbe- reiding op lichte zavel en lössleem- gronde.n worden volstaan met eggen of ondiep kultivateren om een vol doende vlakke ligging met een goede toplaag van ca. 2,5 cm dikte te ver krijgen. Op slempgevoelige gronden moet ontmengend worden gewerkt, dat wil zeggen bovenop grof en op zaaidiepte vrij fijn. Dit wordt ver kregen met getrokken, niet aange Fraai gevormde biet afkomstig uit goed doorwortelde bouwvoor; op de overgang van bouwvoor naar onder grond, ook wel ploegzool genoemd, vertakking van de penwortel. et "_wortelstelsel van de land bouwgewassen breidt zich bij een goede bodem toestand uit tot grosso_ modo 80-a 400 cm beneden maai veld.. Bij de granen is dan de diepte van de. beworteling nagenoeg ge1 ijk dreven werktuigen. Op zand- en an dere lichte gronden verdient een be werking met een voldoende zware vorenpakker aanbeveling. Hiermee wordt een voldoende vaste ligging met behoud van een redelijk grof zaaibed bereikt. Alleen op zware gronden zijn aangedreven werktui gen goed te gebruiken voor het ma ken van een losse toplaag met de ge wenste kluitgrootte en kluitfijnheid. Bij iedere grondbewerking moet ge let worden op de bewerkbaarheid van de grond en op de bewerkings diepte. Er mag geen versmering door de werktuigtanden of verdichting door werktuig- en trekkersporen ontstaan. Op een kwalitatief goed zaaibed mag men derhalve bij het op eindafstand zaaien van suikerbieten een hogere veldopkomst dit houdt tevens in een meer regelmatig en uniform ge was verwachten dan op een minder goed zaaibed. Op dit laatste zaaibed is de kans op een hoge opbrengst al in de kiem gesmoord zoals ir. L. Kupers op de akkerbouwstudiedag te Fij naart in 1977 heeft uiteengezet. Door op het minder goede zaaibed op een kleinere eindafstand te gaan zaaien ter verkrijging van het gewenste plantenaantal kan deze opbrengstde pressie slechts ten dele worden weg gewerkt. maximale opbrengst van 100 ton per ha soms gehaald. De grote verschil len in opbrengst zijn voornamelijk een gevolg van verschillen in de duur van de periode waarin een gesloten groen en gezond gewasoppervlak is te handhaven. Mede in dit verband zijn hier enige praktijkindrukken over de teelt van aardappelen punts gewijze samengevat en nader onder de loupe genomen. In vergelijking met andere gewassen hebben aardappelen een minder diepgaand wortelstelsel. Ieder voorjaar strekt de poottijd van aardappelen zich uit over een perio de van meerdere weken. Goede aardappeltelers zijn in tegen stelling met de doorsnee-aardappel telers in het voorjaar niet zo haastig om te gaan poten en zij wachten hiermee tot het voor het gewas gun stige moment. In de periode van 10 juli tot begin augustus valt op een aantal percelen het aardappelloof open en gaat vroegtijdig verslijten, terwijl op an dere aardappelpercelen het gewa soppervlak groen gesloten en gezond blijft. B ij (te) vroeg poten, is de grond meestal nog niet voldoende (diep) droog. De uitM^»feJ?ewerkingen inklusief de ^^Wrakte wielsporen verslechteren de bodemomstandig heden. Dit alles is_vpor.de ontwikke ling van het wortelstelsel van het aardappelgewas een ernstige handi cap. Bij het poten op het geschikte moment is de grond wel voldoende diep droog. De bij deze bodem toe stand uitgevoerde bewerkingen en de daarbij gemaakte wielsporen hebben vrijwel geen nadelige gevol gen voor de ontwikkeling van het wortelstelsel. In vergelijking met het (te) vroeg poten zal het wortelstelsel van het aardappelgewas zich bij het op het juiste moment poten derhalve beter ontwikkelen en zo de bodem ook beter ontsluiten. Op een gemid delde zomerse dag verdampt een ge was 3 a 4 mm water maar op een warme zonnige dag kan de verdam ping oplopen tot het dubbele. Wan neer het gewas op dagen met een hogere verdamping dan normaal niet over voldoende water kan be schikken, gaan de huidmondjes vroegtijdig dicht en het produktie- proces in de plant ligt dan stil. Bij langer aanhoudend vochttekort be gint bij aardappelen het loof uit el kaar te vallen en symptonen van slijtage worden zichtbaar. Tegen deze achtergrond mag men er van uitgaan dat de (te) vroeg gepote aardappelen gewas met beperkte beworteling wegens een onvol doende toelevering van water en voe dingselementen via hun wortels vroegtijdig zullen gaan verslijten. Bij poten op het juiste moment krijgen de aardappelen een goed ontwikkeld wortelstelsel en daardoor kan het ge was beter in haar behoefte voorzien en zo naar verhouding langere tijd Rijven dqprgroei&i. Het voorgaande maakt het aannemelijk dat de 25% hogere aardappelopbrengst (50 ton t.o.v. 35 40 ton) bij goede telers t.o.v. die bij de gemiddelde telers voornamelijk is terug te voeren tof betere bodemomstandigheden, die voor een goede beworteling nodig zijn. it berekeningen en in proeven is naar voren gekomen dat bij. een groen gesloten en gezond gewasop pervlak in ons land aardappelen, bieten, tarwe en andere gewassen per dag een produktië halen van 200 kg droge stof per ha. Onder optimale omstandigheden kan men bij aard appelen vier maanden een groen ge sloten gewasoppervlak handhaven, zodat de totale produktië dan maxi maal 4 x 30 x 200 24.000 kg droge stof per ha kan bedragen. Van deze droge stof produktië komt 80% in de knollen terecht. Per ha bedraagt de knolproduktie dan 20.000 kg droge stof of anders uitgedrukt 100 ton aardappelen. In de praktijk is de op brengst per ha aardappelen circa 35 a 40 ton en op goede bedrijven 50 ton. Op proefvelden is voornoemde Bij het zaaien van bieten en bij het poten van aardappelen moeten suksessievelijk het zaaibed en het pootbed kwalitatief goed in orde zijn. Een regelmatige en uniforme opkomst van het gewas mag dan worden verwacht. Bovengronds in de groene plantendelen vindt de droge stof produktië plaats. Bij dit proces met het zonlicht als energiebron worden koolzuur gas (C02) uit de lucht en water (H20) in de plant omgezet in suiker (CH20) en zuurstof (02). Een groen gesloten gezond gewasoppervlak produceert per dag 200 kg droge stof per ha en verdampt circa 3 a 4 mm water per dag. De hoeveelheid water, die het gewas verdampt en voor haar droge stof pro duktië nodig heeft, kan het gewas via zijn wortelstelsel uit het bodemvocht opnemen. Het is duidelijk dat hij een goede be worteling de bodem beter is ontsloten en het gewas zo over een groter waterreservoir kan beschikken dan bij een minder goede beworteling. Met betrekking tot een langere levensduur en een betere overbrugging van kritieke perioden in het groeiseizoen is in de plantenteelt voor het gewas een goede beworteling van vitaal belang en dit geldt indirekt ook voor de boer als plantenteler. Voor het klaarleggen van een goed zaaibed voldoen getrokken niet aangedre ven werktuigen zoals de kopegge (hier met de korte tanden naar beneden) nog steeds uitstekend.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 6