D, M, D, L D e aflamperiode staat weer voor de deur en dat betekent voor de schapenhouderij een drukke en be langrijke tijd. Het geboren worden van de lammeren vraagt van de schapenhouder veel aandacht, want elk lam dat verloren gaat betekent een vermindering van het arbeidsin- konfen en het is bekend dat vooral de eerste 48 uur na de geboorte het lam veel aandacht nodig heeft. Soms sterven er lammeren doordat ze te weinig biest binnen krijgen of te sterk afkoelen. Met het geven van wat biest door middel van een fles of maagsonde of het bijverwarmen met een straallamp kan zoiets voorko men worden. Behalve dit zijn er nog een aantal punten die van belang zijn, zoals: Veehouderij Veevoeding O, Melkziekte (kalfziekte, moerziekte, melkkoorts) Kalveropfok Opfok begint voor geboorte Verzorging rondom geboorte Aparte box Schapenhouderij e helft van de stalperiode zit er weer op voor het vee. In de winter kan de veehouder gekonfronteerd worden met een vorstperiode. Dit betekent dan extra werk en zorg met binnenhalen van voer en het vorst- vrij houden van voer en drinkwater. In verschillende stallen is er onvol doende ventilatiemogelijkheid, ze ker bij windstil weer. Wanneer het in de stal vochtig en nat is door kon- denswater. ga dan eens na of er vol doende verversing van de lucht kan plaatsvinden. Beter is een frisse stal dan een benauwde warme stal. Overleg eens met Uw bedrijfsvoor- lichter of er wat aan de ventilatie ge daan kan worden. p diverse melkveebedrijven is de melkproduktie minder dan men ge wend is. Als één van de oorzaken kan genoemd worden de mindere kwali teit van de voordroogkuilen dit jaar. Bovendien hebben veel kuilen en vooral nattere kuilen een hogere ammoniakfraktie (NH3). Bij een minder goede konservering kan no gal wat boterzuur in de kuil voorko men. Al met al betekent dit, dat de dieren minder voer zullen opnemen, terwijl bovendien de voederwaarde lager is. Dit betekent dus dat de die ren mindervoederwaardeviaruwvoer opnemen. Om dit tekort aan voeder- waarde te kompenseren moet 1-3 kg extra krachtvoer worden gegeven. Vooral melkkoeien, die pas in volle produktie zijn en hoog produktieve dieren zullen op extra krachtvoer gunstig reageren. Zolang men met 1 kg krachtvoer nog 1,5 2 kg melk meer kan produceren, moet men doorgaan en is het altijd een renda bele zaak. Op verschillende melk veebedrijven is gebleken, dat extra krachtvoer de melkgift min of meer handhaaft ten opzichte van voor gaande jaren. Wanneer de stan- daardproduktie lager is dan men ge wend is, dan klopt er iets niet met de voedervoorziening. Men zal dan goed doen om het rantsoen nauw keurig te bekijken en zonodig aan te passen. vindt een verhoogde kalkafscheiding plaats, maar door verminderde akti- viteit van de bijschildklieren zou een sterk verlaagd Ca-gehalte in het bloed optreden. Men kan vlak na het afkalven aan een "verdachte" koe 2 keer 200 gram van een kalkoplossing in de vorm van calciumcarbonaat of calciumfosfaat opgelost in één liter water toedienen. Door op de dag van afkalven 2 kg droge pulp te ver strekken, wordt ook extra Ca gege ven. Een andere mogelijkheid is het ge ven van een vitamine D3-injektie, 3-7 dagen voor het afkalven. Hier mede heeft men ook een kans de ziekte te voorkomen. Z/ owel op melkvee als op vleesvee bedrijven vindt de opfok van kalve ren plaats. Verschi.llende veehou ders denken dat de kalveropfok be gint als het kalf geboren wordt. Het is echter verstandig om voor die tijd aan verschillende punten aandacht te schenken. eikziekte bij koeien treedt voornamelijk op kort (6-48 uur) na het afkalven. Vooral oudere koeien (5 jaar en ouder) en dan speciaal de goede melkgeefsters zijn het meest gevoelig. Dieren die in erg royale konditie zijn en een lange droog- stand hebben, zijn vatbaarder voor melkziekte. Als oorzaak van de ziek te wordt aangenomen, dat de koeien niet voldoende kalk uit het voedsel kunnen benutten om de Ca-uit- scheiding via de melk te dekken. Met een kalkrijk rantsoen vóór het kalven neemt de kans op melkziekte toe, omdat dan de bijschildklieren min der aktief worden. Na het afkalven e mate waarin een kalf later als melkkoe of vleesdier voldoet, wordt bepaald door erfelijke faktoren en door milieufaktoren zoals voeding, hygiëne, verzorging en weerstand tegen ziekten. Zeker 12 a 14% van de kalveren bereiken echter nooit het gestelde doel. Ongeveer de helft van de kalversterfte vindt plaats voor of bij de geboorte. Het voorkomen en het bestrijden van de omvangrijke sterfte is een belangrijke opgave. Bij pinken zal men zeer nauwkeurig een keuze van de stier moeten ma ken. De stier moet bewezen hebben dat zijn nakomelingen geen of wei nig geboortemoeilijkheden geven. Verder dient men te zorgen dat de dieren tijdens de droogstand niet te vet worden. Door vetophoping ron dom de schede wordt de geboorte- weg vernauwd, waardoor de kans op een moeilijke geboorte wordt ver groot. Tijdens de droogstand moet de voe ding afgestemd worden op de kon ditie van het moederdier. Gedurende de eerste maand van de droogstand wordt gevoerd op de norm voor on derhoud 5 kg melk. In de laatste maand van de dracht neemt de voe derbehoefte voor de groei van het kalf sterk toe. Geadviseerd wordt op de norm voor onderhoud 10 kg melk te voeren. Met goed ru,wvoer kan deze norm nauwelijks gehaald worden. Bij matige kwaliteit ruwvoer moet 1 3 kg krachtvoer worden ge geven. Ieder kalf in een aparte box en zo veel mogelijk biest. aat de koeien afkalven op een goed schoongemaakte en ontsmette plaats. Desinfekteer ook de hulp middelen voor het afkalven zoals trekhoutjes, touw en andere hulp middelen. Werk met schone handen en armen en was voor het afkalven het achterstel van de koe met lauw water en desinfekteer met een zacht ontsmettingsmiddel, bijvoorbeeld citopogeen. Het is noodzakelijk een zeer goede hygiëne te betrachten vóór, tijdens en na de geboorte van het kalf. Er moet voldoende tijd worden ge geven voor het natuurlijke geboorte proces. Forceer dus niets en tracht Uw geduld te bewaren ook al gaat het wat minder naar wens. Als U een zeer zwaar kalf verwacht, bedenk dan dat een keizersnede nog altijd beter is dan een zeer moeilijke ge boorte van het kalf met kans op ern stige beschadigingen aan de koe. Indien hulp van de dierenarts nodig is wacht dan niet te lang met het in roepen van die hulp. Een vaste regel voor het doen en (vooral) laten is niet aan te geven. Ervaringen spelen hierbij een grote rol. Bij de geboorte wordt het kalf schoon opgevangen op wat stro. De navel wordt ontsmet met 10% jodiumtinktuur. Hiermede wordt de invalspoort voor besmet tingen afgegrendeld. B reng het kalf in een afgezonderde ruimte bijvoorbeeld een eenlingbox met voldoende en goed stro. Van zelfsprekend moet deze goed schoongemaakt en gedesinfekteerd zijn. Veel frisse lucht is noodzakelijk en zorg voor een tochtvrije plaats. Een slechte ventilatie leidt tot een toeneming van de zogenaamde "in- fektiedruk". Niet alleen de koncen- tratie van stof, ammoniak en andere gassen zal dan toenemen. Ook zullen zich meer mikro-organismen kunnen handhaven, waaronder belangrijke ziekteverwekkers. Dit leidt meestal tot meer diarree onder de kalveren en een hoger sterfterisiko. Kunstma tige ventilatie blijft de beste oplos sing. Kontroleer regelmatig de gezond heid van de kalveren. Laat bij afwij kingen of twijfels daarover zo gauw mogelijk de dierenarts komen. Het pootgoed vraagt ook in deze tijd veel aandacht. Het aanwezig zijn bij het aflam- meren. Het is belangrijk om bij het werpen van de ooien aanwe zig te zijn. Het is vanzelfsprekend dat bij de geboorte van de lam meren de grootste zindelijkheid moet worden betracht. Met een goed ontsmettingsmid del (savlon of citapogeen) wor den de eventueel te gebruiken hulpmiddelen ontsmet. Voordat men hulp biedt moet het schaap eerst zelf de gelegenheid hebben gehad om rustig te kun nen werken. Te vroeg geboden hulp is zowel voor de ooi als voor het lam nadelig. Verder is het nodig dat er jodium bij de hand is voor navelonts metting en respirot voor slappe lammeren die moeilijkheden hebben met de ademhaling- Na de geboorte moet bij de ooi gekontroleerd worden of ze geen uierafwijking heeft, of dat ze misschien te weinig biest voor de lammeren heeft. Knip overtollige wol rondom het uier weg. Ooien met uierontsteking moeten geïso leerd worden van de rest van de koppel om verdere besmetting tegen te gaan. Om de moeder-lam band goed tot ontwikkeling te laten komen, is het nodig dat ze minimaal 36 uur in het kraamhokje blijven. De afmetingen van dit hokje moeten ongeveer 1,5 x 1,75 meter zijn. Daarin moeten een ruifje, een voeder- en een drinkbakje ge plaatst zijn. Laat bij een groot koppel schapen de ooien met lammeren gescheiden blijven van nog drachtige ooien of deel ze in in niet te grote koppels. Na het werpen moeten de ooien behandeld worden tegen maag- darinwormen. Hiermee kan de in- fektiedruk in het voorjaar in het weiland verlaagd worden. Tenslotte is het zinvol om een goede registratie bij te houden. Op die manier kan de vruchtbaar heid binnen de koppel ooien vast gesteld worden en aan de hand daarvan kan mede de selektie be paald worden. Andere faktoren die mee beslissen bij de selektie zijn: moedereigenschappen, hoe veelheid melk, uiergezondheid en ziekten. Hebt U voor 1980 het groenbemestingsplan al klaar? 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 15