De bewaring van
konsumptie-aardappelen
VOORJAARSBEMESTING
GRASZAADPERCELEN
SANID0SEUR
stankbestrijdingsapparaat
K ondensatie zal optreden wan
neer warme lucht in aanraking komt
met koudere oppervlakten (vooral
tijdens vorst). Ventileer dus nooit
met buitenlucht die warmer is dan de
aardappelen. Kondensatie treedt
vooral op tegen dakvlakken en wan
den en in isolatiematerialen. Door
intern te ventileren wordt kondensa
tie voorkomen: het vocht wordt
daarbij niet afgevoerd maar ver
plaatst. Sterke kondensatie wordt
bestreden door de ruimte boven de
aardappelen te ventileren met droge
lucht. Deze wordt verkregen door
natuurlijke trek bij geopende ont-
luchtingsopeningen in de eindgevels.
In de meeste gevallen is dit niet af
doende. Een oplossing is om in een
eindgevel een afzuigventilator te
plaatsen. Hoe beter de isolatie is, hoe
minder snel de lucht boven de aard-
T
I-iet erop dat de verhitter enkele
meters van de ventilator wordt op
gesteld!
H,
Ventileren
Kondensatie
Opwarmen
Verhitter
De specialist boerderijbouw,
J.H. van Nieuwenhuizen.
D e gewenste bewaartemperatuur is afhankelijk van de bestemming
van de aardappelen. Na het droogblazen en de heelperiode moet men
streven naar de volgende bewaartemperaturen: konsumptie-aardappe
len 4-6 gr.C.; chipsaardappelen 7-10 gr.C.; aardappelen voor de frites en
droogindustrie 5-8 gr.C. zng. "warme bewaring".
De temperatuur moet konstant blijven om de aardappelen in hun
kiemrust te houden. De aardappel is een levend produkt, dat warmte en
vocht produceert. Daarom is het noodzakelijk de aardappelen regel
matig te ventileren en zo de ontwikkelde warmte af te voeren. De
ventilatie-uren moeten tot een minimum beperkt worden om extra
gewichtsverlies te voorkomen.
Daarom zal zoveel mogelijk gebruik
gemaakt worden van lucht, die niet
meer dan 2 gr.C. kouder is dan de
bewaartemperatuur. Gedurende de
stilstand van de ventilator bereikt de
lucht rond de aardappelen heel snel
de temperatuur van de aardappelen
en de relatieve luchtvochtigheid, die
overeenkomt met het evenwicht-
svochtgehalte van de aardappelen.
Steeds wanneer dit evenwicht wordt
verstoord zullen de aardappelen
vocht afgeven gewichtsverliezen.
Niettemin zullen er altijd gewicht
sverliezen blijven. Gemiddeld de
eerste maand 2% en daarna Vi-%%
per maand. In een afgesloten en goed
geïsoleerde bewaarplaats is de be
waartemperatuur echter beter te be
heersen. Per dag loopt de tempera
tuur in de cel ca. Va gr.C. op, afhan
kelijk van de isolatie en de buiten
temperatuur. Bij vorstperioden kan
het nodig zijn intern te ventileren. De
bewaartemperatuur dagelijks kon-
troleren.
ventileren waardoor de tempera
tuurwisseling van het produkt te
groot wordt. De verliezen worden
dan eerder groter dan kleiner. Het
ventileren dus in eerste instantie af
stemmen op de temperatuur en als
dit gekombineerd kan worden met
een hoge luchtvochtigheidsgraad,
dan is dat meegenomen. Na het
ventileren is het van groot belang dat
de Ventilatieluiken direkt worden
gesloten om het evenwichtsvochtge-
Bij deze bewaarplaats is de luchtaf-
voer in de nok van het dak gebouwd.
halte niet te verstoren en om tempe
ratuurwisselingen te beperken.
ijdens de bewaarperiode zoveel
mogelijk ventileren met buitenlucht
met een hoge relatieve luchtvochtig
heid. Wordt dit echter konsequent
toegepast dan zal het aantal, meest
ideale ventilatie-uren sterk vermin
deren. Men wacht dan te lang met
VROEG STROOIEN. Proefveldresultaten en praktijkervaringen heb
ben ons geleerd dat de graszaadpercelen zeer vroeg de voorjaarsstikstof
moeten hebben. Reeds bij temperaturen van even boven 0 gr.C. begint
de groei bij grassen langzaam op gang te komen. Wel zien wij tussen de
vroege en de late grassoorten verschillen in tijdstip waarop de zaad-
stengelvorming begint. Om deze reden geven wij voor de stikstofgift
aan de vroege soorten (als b.v. Veldbeemdgras) voorkeur aan de le helft
van februari en voor late soorten (b.v. Raaigrassen) aan de 2e helft van
februari tot 1 maart.
Een bijkomend voordeel van een vroege bemesting is nog dat een
eventueel "iets te veel" aan toegediende stikstof als regel niet of minder
schadelijk is. Bij een vroege gift komt de stikstof namelijk in bijzondere
mate ten goede aan de algemene opbouw van de plant. Gezien het
voorgaande adviseren wij dus om bij "open weer" en goed berijdbare
percelen de gehele benodigde stikstofgift reeds in februari te verstrek
ken. Een nog vroegere bemesting heeft geen zin en kan zelfs nadelig
zijn. Ook het strooien tijdens een vorstperiode en in het bijzonder als er
sneeuw ligt ontraden wij ten sterkste.
DE STIKSTOFVORM. Ontwikke
lingen op de stikstofmarkt hebben
ertoe geleid dat voor Oogst 1979 ook
bij de vroege grassen overwegend
kalkammonsalpeter werd toegepast.
Op grond van ervaring en onderzoe
kresultaten kunnen wij stellen dat dit
geen nadelige gevolgen heeft gehad.
Verliezen door ammoniakvervluch-
ting treden nauwelijks op. Alleen op
kalkrijke, zeer jonge poldergronden
zou bij toepassing van kalkammon
salpeter iets extra stikstof gebruikt
kunnen worden in vergelijking met
kalksalpeter. Zeker in die gevallen is
overleg met onze plaatselijke teelt-
deskundige gewenst.
NAUWKEURIG STROOIEN. Nog
meer dan bij andere gewassen is het
bij graszaad een vereiste de stikstof
nauwkeurig te strooien. Tijdens de
groei kunnen we "stikstofbanen"
duidelijk onderscheiden. Overbe-
meste banen geven een vertraagde
afrijping van het zaad. Hierdoor
ontstaat tweewassigheid. Dit be
moeilijkt in ernstige mate het bepa
len van de juiste oogstdatum. Af
hankelijk van het weer kan dit wel
een week of meer verschil geven; de
opbrengst wordt daardoor negatief
beïnvloed.
HOEVEEL STIKSTOF OP UW
PERCEEL? Dit is van diverse fakto-
ren afhankelijk zoals onder andere
grondsoort, bodemvruchtbaarheid,
gebruikte voorvrucht etc.; het moet
voor elk perceel afzonderlijk worden
beoordeeld.
Wel is het mogelijk een algemene
richtlijn te geven gebaseerd op de
traditionele teelt van het gewas win
tertarwe.
Ook voor dit gewas varieert de stik
stofbehoefte uiteraard, al naar ge
lang de grond, het ras en de omstan
digheden (zie rassenlijst).
Voor onze diverse soorten komen we
dan tot het volgende overzicht:
Roodzwenkgras uitlopervormend:
30 kg zuivere stikstof per ha. min
der dan Nautica.
Roodzwenkgras gewoon, Beemd-
langbloem weidetype en Italiaans
raaigras: N gift als b.v. Nautica win
tertarwe.
Veldbeemgras, Bosbeemdgras: 20
kg zuivere stikstof per ha. méér dan
Nautica. *-
Engels raaigras hooitype: 100 kg
kalkammonsalpeter per ha. méér
dan Nautica.
Engels raaigras weidetype, Engels
raaigras sportveld type: 150 k 200 kg
kalkammonsalpeter per ha. méér
dan Nautica.
Fijnbladig Schapengras en Hard-
zwenkgras kunnen wat bemesting
betreft, gelijkgesteld worden met een
vrij stevige zomergerst.
De stikstofbehoefte van Vester-
wolds raaigras tenslotte komt onge
veer overeen met die van zomertar-
we.
Al de genoemde hoeveelheden gel
den voor eerstejaars-percelen. De
behoefte van tweede en oudere-jaars
percelen ligt 100 kg kalkammon
salpeter per ha. hoger.
DE FOSFAAT- EN KALIBEMES
TING. Bemestingsonderzoek heeft
aangetoond dat fosfaat een gunstige
invloed heeft op de zaadopbrengst
bij de graszaadteelt. Een wat hogere
gift dan voor wintertarwe lijkt wen
selijk. Bij toepassing van mengmest-
stoffen in het voorjaar moeten we er
rekening mee houden dat de fosfaat
komponent niet volledig tot waarde
komt, gezien de geringe verplaatsing
van het fosfaat in de grond indien dit
niet wordt ingewerkt. Om deze reden
kan de fosfaatgift dus het beste bij de
inzaai of in de herfst worden toege
diend.
Voor kali kan het advies voor win
tertarwe worden aangehouden.
CEBECO-HANDELSRAAD
Op de foto het drogen van uien. Voor
het opwarmen van aardappelen is het
beter om de verhitter binnen te
plaatsen.
appelen tegen wanden en dak zal
kondenseren. Met een afzuigventila
tor wordt wel kondens bestreden,
maar dit afgevoerde vocht zou beter
in de bewaarplaats kunnen blijven.
Misschien is een aantal plafondven
tilatoren in kombinatie met intern
ventileren ook een oplossing.
O m de blauwgevoeligheid te ver
minderen, is het gewenst om kon
sumptie-aardappelen vóór het afleve
ren flink op te warmen. Blauwgevoe-
lige partijen moeten tot minstens 14 k
15 gr. C. worden opgewarmd en erg
blauwgevoelige aardappelen tot 18 a
20 gr.C.
De eenvoudigste, veiligste en goed
koopste methode is gebruik te maken
van warme buitenlucht, maar dat is
niet altijd mogelijk. Door zelfopwar-
ming loopt de temperatuur van de
aardappelen Va k Vz gr.C. per dag op,
zodat tijdig stoppen met ventileren
ook effekt heeft.
Voor het opwarmen worden veelal
olie- of gasgestookte luchtverhitters
toegepast. Er zijn direkt gestookte
verhitters (zonder schoorsteenaf-
voer) en indirekt gestookte verhitters
(met schoorsteenafvoer).
De oliegestookte verhitters zonder
schoorsteenafvoer (heteluchtkanon
nen) worden het meest toegepast.
Voor het verwarmen van een werk
plaats is een verhitter mét schoor
steenafvoer gewenst (geen stank -
minder lawaai).
De kapaciteit van de verhitter moet
bij voorkeur worden aangepast aan
de kapaciteit van de ventilator. Een
"grote" verhitter voor een "kleine"
ventilator warmt de lucht teveel op,
waardoor de onderste aardappelen
er min of meer gekookt uit kunnen
komen. Om 1 m3 lucht 1 gr.C. te
doen stijgen is 0,3 kcal warmte nodig.
Het advies voor een ventilator is 100
m3 lucht per m3 aardappelen of 150
m3 lucht per ton aardappelen. Om
nu 1 ton aardappelen bijvoorbeeld
van 8 gr.C. naar 16 gr.C. op te war
men zijn er 150 m3 lucht x 8 gr.C. x
0,3 S.W. 360 kcal nodig.
Voor een cel van bijvoorbeeld 5x15
meter 165 ton aardappelen is dan
een verhitter nodig van circa 60000
kcal. De lucht dient tot maximaal 20
a 22 gr.C. te worden opgewarmd
(hogere temperaturen zijn gevaarlijk
- zwarte harten). W-il men sneller
werken, dan liever een "grotere"
ventilator gebruiken. In de regel zal
men toch op 2 k 3 dagen moeten re
kenen om een partij aardappelen re
delijk op te warmen. Het is gewenst
om de temperatuur in de bewaar
plaats goed te volgen. Veel verhitters
zijn thermostatisch te regelen, maar
het steeds aan- en afslaan van de
verhitter is ook een bezwaar.
Het buiten plaatsen van de verhitter
kost veel energie. In veel gevallen
wordt de verhitter op de aardappelen
geplaatst. Dit is levensgevaarlijk
(brandgevaar). Dit laatste geldt ook
voor het plaatsen van de verhitter in
een centraal luchtkanaal in verband
met het daar aanwezige isolatiema
teriaal.
In de meeste gevallen is het mogelijk
om de verhitter in de schuur enkele
meters vóór de aardappelen te plaat
sen - een en ander af te schermen met
plastik - zorgen voor aanvoer van
verse lucht en intern te ventileren.
Aangezien verhitters zuurstof ver
bruiken, moet steeds verse lucht
worden aangevoerd, aangezien de
verhitter anders uit kan gaan (zwarte
harten).
Bij aanschaf van een verhitter doet
men er verstandig aan om de eigenaar
en de verzekeringsmaatschappij hier
van in kennis te stellen.
et uitrijden van mengmest of gier gaat altijd samen met een, op zijn zachtst
uitgedrukt, onaangename geur.
Met een SANI DOSEUR stankbestrijdingsapparaat, waarvan de afdeling
Land- en Tuinbouwmechanisatie van Cebeco-Handelsraad te Steenwijk de
alleenvertegenwoordiging heeft, wordt de stank tijdens het verspreiden en
daarna volkomen weggenomen.
Vanzelfsprekend is dit niet een gevolg van het apparaat zelf, maar wel van de
vloeistof die met behulp van dit apparaat aan de mest wordt toegediend.
Dit apparaat is zeer eenvoudig ge-
konstrueerd en kan aan elke meng-
mesttank worden gemonteerd. Het
wordt bevestigd tussen de aanzuig-
/spuitopening van de tank en de
zuigslang. Tijdens het vullen van de
tank wordt een kleine hoeveelheid
anti-stankvloeistof aan de mest (gier)
toegevoegd.
Tengevolge hiervan wordt de stank
tot vrijwel reukloos gereduceerd en is
de mestlucht tijdens het verspreiden
hoegenaamd niet meer merkbaar.
De toe te voegen hoeveelheid vloei
stof (gemiddeld 1 liter per 4000 liter
mest/gier) moet kunnen worden
aangepast aan de vulsnelheid, c.q.
pompkapaciteit en om deze aanpas
sing te bereiken bevindt zich op het
apparaat een "fijndoseerknop".
Voor het instellen van deze knop
wordt een handleidingstabel bijgele
verd. De toe te voegen vloeistof is
van plantaardige aard en is circa 14
dagen na het toevoegen aan de mest
weer in de bodem afgebroken.
Na het vullen van de tank wordt de
verbinding tussen tank en apparaat
losgemaakt en blijft de laatste ver
bonden met de zuigslang en op een
bijgeleverde steunpoot rusten.
Hierdoor is niet alleen het aan- en
afkoppelen gemakkelijk geworden,
ook de vervuiling van het erf wordt
op deze manier tegengegaan.
Het liquideren van stank met een
onschuldig, milieuvriendelijk middel
zal een ieder kunnen waarderen.
Inlichtingen worden verstrekt door
Cebeco-Handelsraad te Steenwijk -
telefoon: 05210-13341.
9