Samenvatting teelt veldbonen D e zwarte bonenluis kon tot 1977 goed worden bestreden door zaai zaadontsmetting met Saphizon DP. Dit middel is echter door de fabri kant teruggetrokken, waardoor nu een bestrijding op het veld moet plaatsvinden. Gespoten kan worden met 0,5 kg pirimicarb; 0,6 liter bro- mofosethyl; 0,6 liter bromofos of 1,5 liter endosulfan 35%. De beste resul taten worden verkregen door te spuiten met veel water en bij hoge luchtvochtigheid. De eerste aantas ting door zwarte boneluis wordt al tijd het eerst aan de rand van het perceel waargenomen. De T)ladrandkever kan worden be streden door een bespuiting met 1,5 liter parathion 25%, zodra schade aan de bladranden te zien is. Veldbonen mogen eens per vijfjaar op hetzelfde perceel worden geteeld. Erwten worden in de vruchtopvol ging gerekend als een teelt van veld bonen. Hoewel men daar in Enge land anders over denkt, wordt de teelt van stamslabonen in Nederland in de vruchtopvolging los gezien van die van erwten en veld(tuin)bonen. D oor de eiwitkrisis in 1973 is de veldboon als eiwitrijk produkt weer in de belangstelling gekomen. De EG heeft in 1978 steunmaatregelen getroffen om de teelt van veldbonen te stimuleren. Van het zaad via het wieden naar het uiteindelijke doel; een goede oogst Zaaien Bemesting Onkruidbestrijding Ziekten en plagen Tabel 2. Vergelijking proefveldopbrengsten veldbonen met opbrengsten van de RIVRO-rassenproeven granen in de zelfde jaren en op dezelfde proefplaatsen. Opbrengsten x 100 kg/ha, granen 16% vocht, veldbonen 14% vocht. Resultaten inklusief 1976 en 1976 afzonderlijk. Wieringer- Borger- gewas Nieuw Beerta werf Flevopolder Wijnandsrade Colijnsplaat Emmercompascum compagnie Rolde jaar 1974 t/m 1977 1976 1974 1975 1976 t/m 1979 1976 1974 t/m 1979 1976 1979 1974 t/m 1977 1976 1977 1976 1977 1978 wintertarwe 74 72 76 77 75 63 60 74 52 30 55 50 53 35 zomertarwe 56 54 63 57 67 52 41 46 44 21 50 54 41 27 zomergeftiO 54 67 52 62 70 54 53 43 33 46 44 haver 64 66 65 63 58 55 41 59 46 28 42 56 47 30 tuinboon 56 44 53 52 34 59 33 62 38 15 40 21 42 16 opbrengstniveau van het ras Minica is op de klei-, zavel- en lössgrond iets hoger dan of gelijk aan dat van zo- mergerst en zomertarwe. Op de zand- en dalgrond is het opbrengst niveau van de tuinboon Minica iets lager dan van de zomergerst of zo mertarwe. Met uitzondering van de resultaten in Wijnandsrade bracht haver steeds iets meer op dan het ras Minica. De veldbonen hebben in 1976 zeer sterk van de droogte gele den, terwijl de graanopbrengst in bijv. Nieuw Beerta en in de Flevop- older zelfs niet eens lager was dan in andere jaren. Dit illustreert de grote droogtegevoeligheid van veldbonen. Door ir. K.J. van Ast van het LEI is een lineaire programmering uitge voerd om te zien wat bij de huidige EG-garantieprijs de minimale kg- opbrengst moet zijn om de veldboon in het bouwplan te doen opnemen. Zijn konklusie is dat het ras Minica, rekening houdend met de hoge zaai- zaadkosten van dit ras, tenminste 5,5 ton/ha moet opbrengen in het zuid westelijk kleigebied alvorens het de teelt van zomertarwe of zomergerst kan vervangen. Voor vervanging van de wintertarwe is zelfs een opbrengst van 6,0 ton/ha nodig. Gezien de opbrengsten die de afgelo pen jaren op de proefboerderijen op de klei-, zavel- en lössgrond zijn be haald, lijkt het erop dat de teelt van veldbonen een alternatief kan zijn voor de teelt van zomertarwe of zo mergerst, maar dat er van vervanging van wintertarwe beslist nog geen sprake kan zijn. eldbonen" moeten met een pfeci- siezaaimachine worden gezaaid. In 1977 zijn in Limburg teleurstellende resultaten behaald met een nokken- radzaaimachine. De optimale rijaf stand is 50 cm. De gewenste zaai- diepte voor grofzadige soorten is 6 cm en voor kleinzadige soorten 4 cm. De gewenste zaaizaadhoeveel- heid hangt zeer sterk af van het 1000-korrelgewicht van het zaaizaad. De prijs van het zaad, de te ver wachten veldopkomst en de grond soort bepalen de hoogte van het op timale planten per m2. In het trajekt van 15-30 planten per m2 neemt de opbrengst nog maar weinig toe. Naarmate de totale kosten van het zaaizaad hoger zijn als gevolg van een hoge prijs per kg zaaizaad of een hoog 1000-korrelgewicht, zal men een lager plantgetal moeten nastre ven. Voor grofzadige rassen is een plantgetal van 15-20 planten per m2 gewenst, voor duivebonen 20-25 planten per m2, op zware kleigron den het hoogste plantgetal per m2. Bij de teelt van tuinbonen voor de konservenindustrie houdt men meestal 15 planten per m2 aan. Bij een te verwachten veldopkomst van 90% zal men voor Wierboon CB, Minica of een duivebonenras met resp. een gemiddeld 1000- korrelgewicht van 1250 gram, 950 gram en 450 gram een zaadhoeveel- heid van 250 kg, 200 kg en 115 kg/ha moeten aanhouden. Op humueuze zandgronden met een sterke gewa sontwikkeling is bij de teelt van dui vebonen of van Wierboon CB, met het oog op legering, het laagste plantgetal het meest geschikt. D e veldboon is een vlinderbloemig gewas dat door middel van stikstofk nolletjes voor een eigen stikstofvoor ziening zorgt. Een goed gewas veld bonen onttrekt ongeveer 300 kg stik stof per ha. Geadviseerd wordt om bij het zaaien een N-bemesting te geven van 0 tot 50 kg N/ha. Ir. J. Prummel van het IB te Haren heeft proeven uitgevoerd om de fos faat- en kalibehoefte van tuinbonen (en stamslabonen) te bepalen. Aan genomen wordt dat veldbonen en rijpgeoogste tuinbonen evenveel fos faat en kali nodig hebben als onrijp geoogste tuinbonen. Uit het onderzoek bleek dat tuinbo nen op zandgrond het sterkst op de fosfaatbemesting reageerden en minder sterk op de dalgrond en de zeeklei. De gemiddelde normen voor de fosfaatbemesting sluiten voor tuinbonen redelijk aan bij het advies voor de groep van gewassen met de zwaarste bemesting (aardappelen). Op zandgrond moeten tuinbonen vl echter zwaarder met fosfaat worden bemest dan aardappelen. De normen voor de kalibemesting komen voor de tuinbonen op zand- en dalgrond overeen met die van granen en op kleigrond met die voor de groep rijpe erwten. oor het slagen van de teelt is een goede onkruidbestrijding noodzake lijk. Vooral bij het afrijpen van het gewas krijgen de onkruiden een kans om zich sterk te ontwikkelen. In ge bieden waar koolzaad wordt geteeld, vormen de opslagplanten van kool zaad een lastig probleem bij de oogst. Voor de chemische onkruidbestrij ding heeft men keuze uit middelen die vóór de opkomst en middelen die na de opkomst worden gespoten. Tussen zaaien en opkomst kan men spuiten met 1-2,5 kg Bladex of 1-1,5 kg Linuron 50% (Bladex niet op IJs- selmeerpoldersgronden) en tot en kele dagen voor de opkomst met 4,5-7,5 kg Ivorin of 1,5 kg Camparol. Men kan Ivorin ook gebruiken als de veldboon als dekvrucht voor karwij wordt gezaaid. Bij een gewaslengte van 3-10 cm kan men onder vochtige omstandigheden spuiten met 3 kg Ivosit en onder droge omstandighe den met 6-7,5 liter dinoseb. Wanneer men geen te nauwe rijaf stand aanhoudt, dan kan vóór het sluiten van het gewas nog eens ma chinaal worden geschoffeld. In de proeven die in de periode 1974 t/m 1979 op het PAGV en op enkele regionale proefboerderijen zijn uitgevoerd, zijn op de klei-, zavel- en lössgrond opbrengsten behaald van 5-6 ton/ha en op de zand- en dalgrond van 4-5 ton/ha. De kg-op- brengsten van veldbonen liggen op de zwaardere grondsoorten op het niveau van zomertarwe en zomergerst of zelfs iets er boven. Op de lichte grondsoorten liggen de veldbonen-op- brengsten gelijk of iets beneden die van de zomergranen. Uit berekeningen is gebleken dat in het zuidwestelijk kleigebied een konstante gemiddelde opbrengst van 5,5 ton bonen nodig is alvorens het de zomergranen in het bouwplan kan gaan vervangen. Pas bij een opbrengst van meer dan 6 ton/ha worden veldbonen een alternatief voor wintertarwe. Gelet op de behaalde opbrengsten kunnen de veldbonen nu met behulp van de EG-garantieprijs voor het zuidwestelijk kleigebied konkurreren met zomergranen in het bouwplan. In het ex treem droge jaar 1976 vielen de opbrengsten van de veldbonen echter zeer tegen De hoogste opbrengsten zijn behaald met het tuinbonenras Minica. Bezwaren die nog aan dit ras kleven, zijn de hoge zaaizaadkosten per ha en de nog betrekkelijk lage peulaanzet aan de plant. Bij de duivebonerassen gelden deze bezwaren niet, maar hier is het opbrengstniveau minstens 500 kg/ha lager dan van Minica. 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 33