Hoe nu verder? "V anuit deze visie is het SOL-sym- posium 1980 opgezet: het zal zich bezighouden met de funktie van huishoudkunde in roldoorbrekend onderwijs. Het ochtendgedeelte zal bestaan uit een drietal lezingen, ge volgd door diskussie: ONDERWIJS NOTITIES Kiezen voor straks I Vs Studieberoepskeuzeprojekt S op Chr. Huishoudschool ZLM Oranjezon te Oostkapelle Vis stoven Op zaterdag 1 maart 1980 organiseert de Stichting Opleiding Leraren te Utrecht een symposium over huishoudkundeonderwijs. Het thema: de veranderende visie op het huishouden in onze samenleving en de konsequenties daarvan voor de lespraktijk van alle dag. Het symposium is opgezet voor docenten uit het LHNO en MHNO, MSPO, maar is overigens ook toegankelijk voor geïnteresseerden uit ruimer kring. Hieronder eerst een toelichting op de visie die aan het symposium ten grondslag ligt, daarna wat nadere toelichtingen over het programma zelf. Veel mensen hebben nog steeds zo ongeveer het volgende idee van een huishoudschool: "een school waar niet al te slimme meisjes leren koken, breien en linnengoed opvouwen". Meisjes moeten nu eenmaal een aantal technische zaken leren die handig zijn voor het huishouden, en meer hoeft niet. In die visie is het huishouden iets dat weinig of niets met de samenleving te maken heeft: het échte werk gebeurt buitenshuis en huishoudelijke arbeid telt niet mee, al is het natuurlijk wel noodzakelijk. Een frustrerend idee voor docenten in het huishoud- en nijverheidson derwijs, wantje zult maar lesgeven in vakken die zo neerbuigend bekeken worden. Maar gelukkig verandert er het een en ander. Steeds meer men sen bijvoorbeeld vinden dat jongens net zo goed als meisjes huishoude lijke arbeid behoren te verrichten. Nu komt dat er nogal eens op neer dat mensen vinden dat jongens zo nu en dan moeten afwassen of stof af nemen. Minder vaak hoor je dat jongens ook in staat zouden moeten zijn een kompleet huishouden te be sturen. Dat gaat veel mensen uit eindelijk te ver. En dat is merkwaar dig, want het feit dat een vrouw kin deren kan baren, betekent nog hele maal niet dat ze derhalve voorbe stemd is voor huishoudelijke arbeid, opvoeding enzovoorts. De traditionele rolverdeling is een kwestie van gewoonte, niet van bio logische basis. Iemands plaats in een samenleving is in principe de plaats die die samenleving hem of haar toebedeelt. Vindt een maatschappij bepaalde mensen niet zo belangrijk, dan krijgen ze een onbelangrijke plaats waar ze weinig gewaardeerd werk doen. En zo zijn wij dan ver zeild geraakt in een maatschappij waarin vrouwen, die nu eenmaal onbelangrijk zijn, onbelangrijk werk verrichten, namelijk huishoudelijke arbeid. Het geringe aanzien van huishoude lijke arbeid is op zijn beurt evenmin op redelijke inzichten gebaseerd. Om een voorbeeld van Pen uit Kijk, eco nomie aan te halen: als een Chinees voor ons kookt is hij produktief, maar als we zelf een krachtige groentesoep met veel bonen maken, zijn we dat niet. Zo iets heet meten met twee maten, maar zo gaat dat nu eenmaal: in de kijk die de meeste mensen op economie hebben, is het huishouden een plaats'waar gekon- sumeerd moet worden en dus een plaats die niet meetelt. Voor hen is het huishouden iets dat geïsoleerd is van de rest van de samenleving, waarmee ze huishoudelijke arbeid als het ware onzichtbaar maken. Ze realiseren zich niet dat ze zo het huishouden volstrekt weerloos ma ken tegenover invloeden van buite naf: iets dat niet "bestaat", kan zich ook niet verdedigen. Juist omdat vrouw en huishoudelijke arbeid nog sterk aan elkaar gekop peld zijn, is huishoudkunde in dub bele zin een emancipatorisch vak: het kan een bijdrage leveren aan een wijziging van de rolpatronen die sa menleving brengen tot een zinniger kijk op huishoudelijke arbeid. Dat betekent allerminst dat huishoud kunde een tweede maatschappijleer moet worden. Het gaat er niet om dat allerlei technische zaken die bij het huishouden horen, overboord ge gooid worden. Een vak huishoud kunde dat zich niet meer met de huishoudelijke arbeid in strikte zin bemoeit, verdient zijn naam niet meer. Veeleer gaat het erom dat huishoudkunde de wat technischer aspekten van huishoudelijke arbeid in het juiste perspektief moet zetten: wie is belast met die arbeid? In hoe verre zijn leden van een huishouding vrij in hün beslissingen? Welke ver anderingen zijn noodzakelijk om waar dat gewenst is, een rechtvaar diger verdeling te verkrijgen? In die visie is huishoudkunde een algemeen vormend vak, bestemd voor jongens èn meisjes, mannen èn vrouwen. En in die visie verdient het een betere plaats in het totaal van het onderwijs dan het nu heeft. Symposium drs. Paul Jungbluth (onderwijs kundig onderzoeker Katholieke Universiteit Nijmegen) over tra ditionele meisjespedagogiek en huishoudkunde-onderwijs; ir. Annelies de Vries (emancipa- tiemedewerks.ter Stichting Huis houdelijke Voorlichting ten Plat- telande) over huishoudkunde en emancipatie: Bob van der Velde (hoofddocent vakgroep huishoudkunde SOL) over huishoudkunde als alge meen vormend vak. Tijdens het middaggedeelte zijn er vijf themagroepen waarin de deel nemers al naar gelang hun voorkeur zich met konkrete problemen kun nen bezighouden (lesmateriaal ont werpen of beoordelen, rollenspelen opzetten enz.) of zich in de achter gronden verdiepen (eigen ervaringen uitwisselen, diskussiëren, n.a.v. de ochtendlezingen). Zaterdag 1 maart 1980 in het gebouw van de Stichting Opleiding Leraren, Archimedeslaan 16, Utrecht. Kosten (inklusief lunch en congres- hoek): 25,- Inschrijving/inlichtingen: schrifte lijk of telefonisch bij de Stichting Opleiding Leraren, Archimedeslaan 16, Utrecht t.a.v. mej. S.J. Hendrikx, tel. (030) 525111, toestel 233. onder redaktie van Anderson n de maand oktober '79 is door enkele medewerkers van de Zeeuwse Stichting voor School en Beroeps keuze te Goes voor de leerlingen van de derde klas van de Chr. Huishoudschool ZLM "Oranjezon" te Oostkapelle een projekt verzorgd onder de naam "Nu kiezen voor straks". De globale doelstelling van dit projekt is de leerlingen bewust te maken van de belangrijkste faktoren die een rol spelen bij het kiezen van een vakkenpakket, een opleiding of een beroep, zodat ze daarmee rekening kunnen houden als ze voor die keus staan. De wereld van de beroepen en opleidingsmogelijkheden is zo uitgebreid, dat het voor de leerlingen vaak een zeer onoverzichtelijk geheel wordt. Het projekt probeert aan te sluiten bij de fase waarin de leerlingen zich, gezien hun leeftijd, met betrekking tot de beroepskeuze bevinden (wat wel genoemd wordt de fase van de "aftastende keuze") en hun een houvast te bieden. Het projekt duurt twee dagen en bestaat uit verschil lende werkvormen, waaronder groepsdiskussie, spelletjes en het in vullen van formulieren. De gang van zaken is ongeveer als volgt: JEr wordt begonnen met een algeme ne inleiding over kiezen: Hoe kies je? (weloverwogen, verstandelijk of ge voelsmatig, anderen beslissen voor je). Welke motieven gebruik je? (met betrekking tot beroepskeuze, inte resse, geschiktheid als persoon, sala ris, status, werkgelegenheid enz.). Daarna wordt geprobeerd de leerling over zichzelf te laten nadenken en voor zichzelf stil te laten staan bij de 3 volgende faktoren (laten verzame len van zgn. interne informatie): 1de interesse (oftewel wat wil ik?) Aan de hand van allerlei op drachten moet de leerling achter verschillende aspekten van de in teresse van zichzelf zien te ko men. Daarbij wordt geprobeerd een verband te leggen tussen die interesse en een vakkenpakket-, studie en beroepskeuze. Een on derdeel van de werkvormen die hieronder vallen is een vorm van een beroepeninteressetest. 2. de kapaciteiten (wat kan ik?) De leerling probeert achter de sterk ste en zwakste kanten van zichzelf te komen en ook dit in verband te brengen met de keuze van vak kenpakket, studie en beroep. 3. de persoonlijke geaardheid (hoe ben ik?) De leerling probeert het karakter van zichzelf na te gaan, hetgeen ook weer in verband wordt gebracht met het meer of minder geschikt kunnen zijn voor een bepaald beroep. Een onder deel hiervan is het nagaan van de persoonlijke waarden (wat vind ik belangrijk in mijn toekomstig beroep?) Duidelijker beeld erder worden allerlei aspekten aan verschillende beroepen duidelijk gemaakt, zodat de leerlingen een beter beeld van dié beroepen krijgen, maar ook voor beroepen die niet be handeld worden beter na kunnen gaan waar ze rekening mee moeten houden, welke voor- en nadelen er aan een bepaald beroep kunnen zit ten. Na het hebben verzameld van de informatie over zichzelf (de interne informatie) wordt geprobeerd dit -«geheel samen te vatten en tot een voorlopige studie- of beroepskeuze te komen: de leerling moet op grond van de verzamelde informatie tot een aantal opleidingen of beroepen zien te komen, waarover dan meer infor matie moet worden gezocht (zgn. externe informatie: waar is een op leiding, welke duur, welke eisen worden er gesteld enz.). Het zoeken gebeurt dan in een zgn. informat- heek, bestaande uit folders en boe ken, waarin de nodige informatie kan worden gevonden. Tot slot wordt het projekt op zijn verschillende onderdelen geëva lueerd. In het algemeen kan daarvan worden gezegd, dat de werkvormen positief worden beoordeeld en het projekt wat dat betreft wel "aan slaat". Moeilijker te beoordelen is de vraag wat de leerlingen eraan gehad of ervan geleerd hebben, gezien ook het feit, dat beroepskeuze een proces is, dat zich over lange(re) tijd uit strekt, zodat moet worden gezegd, dat de toekomst uit zal moeten wij zen, wat de leerlingen met de ver kregen informatie kunnen doen. De Zeeuwse Stichting voor School- en Beroepskeuze denkt in elk geval op deze manier de leerlingen over zich zelf aan het denken te hebben gezet met betrekking tot hun beroepskeu ze, zodat de leerlingen als ze hun definitieve keuze moeten maken dat wat meer bewust en gefundeerd kunnen doen. Daarnaast zijn de leerlingen enigszins ingewijd in de wereld van de opleidingen en beroe pen en wat op een spoor gezet, zodat ze wellicht met de hulp van anderen (schooldekaan en ouders b.v.) ge makkelijker hun weg zullen weten te vinden. Nu kiezen voor straks, een moeilijke opgave. Zijn zij werkelijk voorbestemd hun hele leven te wijden aan het "'huis- houden" of zal er in de toekomst meer van hen verwacht worden. In deze rubriek eens iets over het stoven (etuver) van vis. Vis levert veel vitamine B, eiwitten en zouten. De vett.ere vis.o.a. haring, zalm, makreel, paling, karper en elft bevatten veel vitamine A en D en uiteraard veel vet. De voedings waarde van vis is over het algejjieen gelijk aan die van vlees. Verse vis moet een frisse kleur, een veer- krachti^e^iuicL heldere ogen hebben als men ze koopt. Maak de vis goed schoon en zet hem in koud water zodat de bloeddelen er goed uit kunnen trekken waardoor de vis mooi blank wordt. De vis die het meest in aanmerking komt voor het stoven is wijting, ma kreel, paling, schelvis en kabeljauw. Het stoven van vis is een zeer sma kelijke bereidingswijze en wordt dan ^ol^aakMoege^ast^b^^ men de vis stoven in een vuurvaste schaal waarbij de behandeling als volgt is: De (goed schoongemaakte) vis in moten snijden of fileren. Ongeveer Va pakje roomboter in de vuurvaste schaal smelten waarbij wat zout en 3 a 4 laurierblaadjes toegevoegd wor den. Daarop de vis leggen en water of visbouillon toevoegen tot de vis half onder staat. Op de moot of filet 2 schijfjes citroen leggen welke ont daan zijn van schil en wit. Hierover nog wat zout en nootmuskaat strooi en en het sap van de overgebleven stukken citroen toevoegen. Over het geheel paneermeel strooien en hier en daar een kluitje boter leggen. De vis gaar laten stoven in een niet të hete oven en even licht laten grati neren (kleuren). De vis wordt in de zelfde schaal, met het kookvocht, geserveerd. Als garnituur kunt u er aardappelpuree, gekookte aardap pelen, groene sla of worteltjes bij ge ven. van vliet.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1980 | | pagina 4