Vervroegde uittreding agrarische werknemers KNLC K0MMENTAAR D e maand december is bij uitstek de periode waarin wij bijna dagelijks worden opgeroepen nog snel voor het eind van het jaar de een of andere lijfrenteverzekering af te sluiten onder het motief dat de premie tot een bedrag van ruim f 12.000,— aftrekbaar van het inkomen is. Eerst bezinnen J. Markusse Lid van de Bedrijfsverzorgingsdienst? Toekomstbeelden H et hoge tempo, waarin we vandaag de dag leven en geleefd worden, laat ons maar weinig tijd over om eens wat los te komen. Op onze bedrijven, binnen onze organisaties en vooral ook in de politiek zijn we daarom wel erg veel bezig met de problemen van de zeer korte termijn. Helaas draagt heel wat besluitvorming daarvan de sporen. Daarom kan juist de tijd rond Kerstmis en de Jaarwisseling een uiterst nuttige rol vervullen. kunnen opleveren. Fiscaal aftrekbaar betekent beslist nog niet dat daarmee de gehele premielast voor rekening van de fiscus komt. Afhankelijk van uw inkomen zult u zelf een groter of kleiner deel van de premie moeten dragen. A Ivorens daarom een zodanige verzekeringsovereenkomst te sluiten is een brede overweging van voor- en nadelen zeker op zijn plaats. Doch dat slaat niet alleen op verzeke ringen, maar is op allerhande op ons af komende bijzondere aanbiedingen van toepassing. Een bekend spreekwoord zegt niet voor niets: Bezint, eer gij begint. Gaarne wil ik alle lezers van deze rubriek een goede jaar wisseling en een voorspoedig 1980 toewensen. Veerbeek De reden voor het sluiten van een dergelijke verzekering, zoals die uit de pagina-grote advertenties aan ons worden gepresenteerd, is dan uitsluitend een fiscale reden zonder na te gaan of u een zodanige verzekering nodig hebt. En dat vind ik dan een slechte zaak, want het sluiten van een zodanig langdurig kontrakt mag niet uitsluitend om fiscale motieven plaats vinden. A llereerst moet u voor u zelf vaststellen of het inkomen na het staken van de aktieve werkzaamheden belangrijk in omvang zal dalen en zo ja of u deze daling wilt opvangen met een op dat moment ter beschikking komend kapitaal. Dit kapitaal kan op verschillende manieren gevormd zijn en zonder volledig te zijn noem ik dan: vermogen eigen be drijf/belegd vermogen in spaartegoeden/onroerend goed/postzegels/munten/goud/ diamanten/verzekeringen enz. Met deze opsomming blijkt dat verzekeren slechts één van de vele mogelijkheden is om een bepaald kapitaal te vormen. Dat de premie daarbij aftrekbaar is mag dan een voordeel zijn, toch behoeft dit nog niet te betekenen dat deze vorm van vermogensvorming daarmee de aantrekkelijkste is. Indien u een eigen onderneming hebt met daarin een be hoorlijk stuk onroerend goed, dan is het schuldenvrij maken van deze onderneming al een erg belangrijke besparing. Na het staken van uw bedrijf kunt u met het dan vrijkomend kapitaal veelal een redelijk inkomen verwerven. Bent u echter niet in de gelegenheid binnen uw bedrijf een vermo gen op te bouwen - u zit b.v. op een pachtbedrijf - dan kan een lijfrenteverzekering een mogelijkheid zijn om t.z.t. een extra inkomen te kreëren. Het bezwaar blijft daarbij dat bij deze vormen nimmer het kapitaal ter beschikking komt, waardoor er bij vroegtijdig overlijden na ingang van de lijfrentetermijnen kapitaalverlies ontstaat. Uit hetgeen ik hiervoor heb geschreven moet u niet de kon- klusie trekken dat ik een tegenstander zou zijn van verze keren. Dat is beslist niet waar, omdat ik zeer wel onderken dat de risiko 's die u zelf niet kunt dragen verzekerd moeten worden. Wel is het mijn bedoeling geweest u de ogen te openen voor aanlokkelijke voorstellen die voor u weinig nut V anaf 1 januari 1979 kunnen agrarische werknemers die 64 jaar zijn vervroegd uittreden, als zij aan de gestelde voorwaarden voldoen. Inmiddels heeft een flink aantal werknemers van deze regeling gebruik gemaakt. Ingaande 1 januari 1980 wordt de nu bestaande regeling uitge breid en enigszins gewijzigd. Werknemers die op die datum 63 jaar zijn of die leeftijd in de loop van het jaar zullen bereiken kunnen dan uittreden als zij dat wensen. Zij moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. UITTREDING IN 1980 Om in 1980 uit te kunnen treden moet men in het kalenderjaar voorafgaande aan zijn 63e verjaardag minstens 26 weken in dienst zijn geweest bij een werkgever, waar een c.a.o. voor de agrarische sektor toegepast wordt en waarin'een regeling voor vervroegde uittreding is opgenomen. Bovendien moeten zij in de 10 kalenderjaren die aan hun 63e verjaardag vooraf gingen 260 weken of meer bij een werkgever in dienst zijn geweest in één van de agrarische sektoren. Dat hoeft niet bij dezelfde werkgever te zijn en het mogen ook werkgevers in verschillende agrarische sektoren zijn, als het aantal gewerkte weken maar is gehaald. UITKERING Voldoet men aan deze Voorwaarden, dan wordt men een uitke ring toegekend van 85% van het bruto-loon dat gemiddeld in het laatste kalenderjaar is verdiend. De netto-uitkering hiervan af- Nu voldoende tijd voor andere dingen. geleid is minimaal gelijk aan het netto-bedrag van het wettelijk minimumloon. Aan de uitkering is tevens een vakantietoeslag verbonden van 8'/3%. De ziekenfondsverzekering loopt tijdens de vervroegde uittreding normaal door en ook de verzekering bij het Pensioenfonds voor de Landbouw. Wie een volledige uitkering ontvangt krachtens de ziektewet op de W.A.O. zal niet voor een uitkering volgens deze vervroegde uittredingsregeling in aanmerking komen en dat geldt ook voor de werkloosheidsperiode. AANVRAGEN Bedoelde regeling wordt uitgevoerd door de Agrarische Sociale Fondsen (ASF), al waar de aanvraagformulieren en eventueel nadere informaties te verkrijgen zijn. De aanvragen dienen 2 maanden vóór de datum van uittreding te worden ingediend. De uitkering wordt per 4 weken betaald, dus 13x per jaar. Nadere inlichtingen kunt U verkrijgen bij de S.E.V. van de Z.L.M. Ook vorig jaar werd er rond deze tijd, mede op verzoek van de Vereniging Befirijfsverzorgingsdienst Walcheren, een artikeltje over dit onderwerp geschreven. Het blijkt echter, dat nog steeds een groot aantal boeren geen lid zijn van zo'n dienst. Dat moet natuurlijk iedereen voor zichzelf uitmaken, maar er zijn wel voordelen aan zo'n lidmaatschap verbonden. Wat te denken van de situatie bij ziekte of andere onvoorziene omstandigheden, terwijl ook voor meer aangena me zaken zoals vakantie een beroep op deze dienst gedaan kan worden. Wat cijfers: de kontributie bedraagt in Walcheren 130,— per jaar; de laatste jaren waren leden verplicht gedurende gemid deld twee dagen per jaar een bedrijfsverzorger in dienst te ne men; het uurloon bedraagt voor Walcheren ƒ21,— (daar komt een loodgieter niet meer voor); na een half jaar lidmaatschap heeft men bij ziekte recht op de volgende uurloonredukties: 2e t/ml3eweek/ 10,— 14e t/m 39e week 12,50 en 40e t/m 52e week 15,— per uur. We nemen dat vanwege de mogelijke voordelen en de redukties een eventueel lidmaatschap op zijn minst het overwegen waard, is. Inlichtingen verkrijgbaar bij: Walcheren: J. Jansen, Noordweg 39, Oostkapelle, tel. 01189-1603. Schouwen Duiveland: kantoor Berman, Havenplein 22, Zierik- zee, tel. 01110-2070. Tholen en St. Philipsland: A.C. van Heusden, Laban Deurlo- straat 31, Scherpenisse, teJ. 01666-2540. De Bevelanden: W. Op 't Hof, Steenweg 2, Kapelle, tel. 01102- 1687. Zeeuws Vlaanderen: C.R.E. Cornelissen, Cambronstr. 7, Vo gelwaarde, tel. 01140-12108. W. de Landgraaf. Ik wil in deze laatste bijdrage van de 70er jaren daarom ook trachten een paar toekomstheelden voor land- en tuinbouw te schetsen, zoals die mij wel eens voor ogen zweven. Om te begin nen dan de plaats die de land- en tuinbouw in ons maatschappe lijk bestel in de toekomst zal innemen. Ik voorzie een belangrijke verbreding van het takenpakket van de agrarische sektor in de komende tien tot twintig jaar. Wa$ de landbouw tot nu toe vooral producent van voedsel, in de tachtiger jaren zal deze landbouw zich zonder twijfel steeds meer gaan ontwikkelen tot leverancier van andere, voor de instandhouding van onze welvaart, onmisbare basisprodukten; vooral grondstof fen voor de industrie, maar mogelijk ook om aanvullende energie te kunnen leveren. Ik denk hier met name aan plantaardige gewassen, waaruit basisstoffen gehaald kunnen worden waarvan het gros van onze gebruiksvoorwerpen, kleding en dergelijke wordt vervaardigd. Dat moet dan dienen ter vervanging van de huidige grondstof aardolie. Ik denk dat bij het huidige stijgingstempo van de olieprijzen, in het midden der tachtiger jaren er steeds meer rendabele aan wendingsmogelijkheden voor groene grondstoffen voor de in dustrie zullen komen. Het zal dan zeer belangrijk zijn dat we in Europa en ook in ons land over een landbouw beschikken die bij de tijd is en deze nieuwe taken aan kan. Nu een beetje EG-geld besteden aan instandhouding van het agrarisch produktiepoten- tieel, zal over enige jaren zonder twijfel zijn rendement opleve ren. Ook de diskussie rondom de taken in het kader van landschaps- en natuurbescherming, die sommigen de landbouw willen op dringen, getuigt helaas niet van veel toekomstvisie. Het tegen betaling bevriezen van de bedrijfsontwikkeling binnen een vooral op konservering van landschap gericht beleid, zal op lange ter mijn bijna overal een heilloze weg blijken te zijn. Net zo goed als natuur en landschap moeten kunnen veranderen en zich ontwik kelen, dienen ook in relatienota-gebieden de agrarische bedrijven de ruimte te behouden om zich aan nieuwe ontwikkelingen aan te passen. Het ware te wensen dat gedurende de 80er jaren dit soort zaken overigens wat meer vanuit de praktijk en wat minder van achter het bureau werden benaderd. Zelfstandigen O ok in onze toekomstige maatschappij blijft er een belangrijke taak te vervullen door de zelfstandige ondernemer. Het is daarom van groot belang dat bijvoorbeeld in onze agrarische sektor zo veel mogelijk zelfstandige ondernemers een bestaan kunnen vin den en dat er ook werkelijk sprake blijft van het zelfstandig kunnen funktion;eren op onze bedrijven. Met andere woorden: Alle maatregelen van centrale en regionale overheden dienen de boer en tuinder voldoende bewegingsruimte binnen zijn bedrijf en met betrekking tot de ontwikkeling van zijn bedrijf te laten. Wij zullen in de 80er jaren moeten oppassen de kollektieve verant woordelijkheden niet zo ver uit te breiden, dat de ruimte waar binnen de individuele burger (en zeker ook zelfstandige) zich kan ontplooien, steeds meer wordt beknot, en men meer en meer in een keurslijf van regels, voorschriften en administratieve bu reaucratie wordt geleefd. Natuurlijk speelt door onze gedachten ook een, zowel sociaal als ekonomisch, verbeterde positie van boer en tuinder gedurende de 80er jaren. Wij zullen als het ware een grotere maatschappelijke waardering moéten afdwingen voor het werk dat binnen de land en tuinbouwbedrijven wordt verzet. Het beeld van een sterke verbreding en intensivering van het public relations-werk komt mij dan voor ogen. In de laatste tien jaar is, vooral via het kleine hardwerkende team van de Stichting Public Relations, Land- en Tuinbouw al het één en ander van de grond gekomen. Toch is dit nog veel te bescheiden en zullen we in de komende jaren bereid moeten zijn als agrarische sektor het nodige geld op te brengen om onze public relations sterk uit te bouwen en de burger beter op de hoogte te stellen van wat er werkelijk in land- en tuinbouw aan de hand is. Krachten bundelen Z elfstandige boeren en tuinders die voedsel en grondstoffen produceren op zo'n 100.000 overwegend gezinsbedrijven, zullen binnen de ingewikkelde struktuur van onze geleide demokratie steeds meer behoefte hebben aan bundeling van krachten om hun gezamenlijke belangen te behartigen. Een verdere uitbouw en samenwerking binnen onze agrarische koöperaties zal daarom zeker een toekomstbeeld dienen te zijn. Ook zal men niet mogen aarzelen nieuwe taken aan te vatten ten dienste van de boer van de toekomst. Ik denk hier onder meer aan de automatisering en invoering van allerlei vormen van mini- computers. Wat de gezamenlijke belangenbehartiging betreft, droom ik wel eens van één landelijke toporganisatie, waarin alle gewestelijke standsorganisaties hun zuiver agrarische taken en belangen bundelen. Bij de samenwerking in Landbouwschapsverband en binnen onze koöperaties blijkt er immers met betrekking tot die agrarische belangen geen wezenlijk onderscheid tussen de drie organisatie-zuilen te bestaan. Anders ligt dat natuurlijk wanneer het gaat om sociaal-kulturele onderwerpen. Wil men daar een duidelijke eigen identiteit bewaren, dan kan dat binnen de huidi ge organisaties. Er zit naar mijn mening dan ook fundamenteel veel goeds in de opzet van een wijze van belangenbehartiging, waarmee de agra rische jongerenorganisaties nu al enige tijd worstelen. Al met al enige toekomstbeelden die wel duidelijk maken dat er in de komende jaren nog heel wat te doen is voor boeren en tuinders en hun organisaties. Daarom wens ik u allen prettige en vooral ook rustige Kerstdagen en Jaarwisseling toe, opdat we in 1980 weer met hernieuwde energie en de blik op onze toekomst gericht aan de slag kunnen. LUTEIJN 3

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 3