Jaren voor de oorlog van 1940: het witte stoombootje Brugge-Sluis,
de "Jacob van Maerlant", nabij "De Syphons" in het kanaal Brug
ge-Sluis. Daar, grondgebied Oostkerke, liepen beide Belgische af
wateringskanalen onder die "Damse Vaart" door (n.l. het Leo-
poldkanaal en het kanaal van Zelzate, beide monden nabij Heist in
zee uit). Het landelijke café (rechts) moest na 1950 plaatsmaken
voor een zéér druk bezocht en gerenommeerd restaurant. In het
gastenboek prijken de namen van de Belgische koningen Leopold
III en van diens zoon, de huidige Belgische vorst, Z.M. Boudewijn I.
munde" en Vaarop wij in "Hol
land" zongen, mèt de stem van
Lou Bandy op de achtergrond,
van: Vree zij ons streven,
vrijheid van grenzen tot strand,
Hollandse soldaten leven: voor
het Vaderland"), kneep John
ineens zijn handen tot vuisten,
hief die op en zei zacht maar
dringend tot mijn vrouw en
mij: "HEAR, HEAR, THE
WAR, LA GUERRE... AND
COMING LA GUERRE, ME
PRESQUE KAPOT!, of in ver
taling: "Hoor, hoor, de oorlog,
als de oorlog hiér komt ben ik
bijna kapot" (het Westvlaamse,
wat ordinaire woord voor
"dood").
SNEEUWKLOKJES!
Wij trachtten John op te mon
teren. Het lukte maar half, zelfs
niet met een forse borrel, maar
De Hetman (aanvoerder) der
kozakken, generaal Wrangel,
die met zijn "Witte Russen"
tegen het bolsjewisme vocht en
verslagen werd, zodat het Witte
Leger, met honderden paarden,
via Iran en Nepal naar China
vluchten moest. Onder de over
levenden was "John, die Iwan
was".
toen ik een "kruidenboekje"
mèt illustraties voor de dag had
gehaald, herademde hij, en hij
zei: - Dat doet goed aan mijn
hart, lieve vrienden, want hier
dit hè, dat ken ik allemaal, dat is
zo heel vèr van al wat oorlog is,
want het is de vréde van de
bloemen en planten en kruiden.
Hij wees ons al of niet genees
krachtige kruiden aan, als:
kalmoes, witte en rode dovene-
tel, venkel, bieslook, boter
bloem, en tot de crocus en het
sneeuwklokje toe; de Neder
landse namen onder de prentjes
in mijn boekje kon hij niet le
zen, doch hij "vertaalde" me
teen (wat in het boek op een
aparte lijst achterin stond!) al
die namen in het Latijn, zoals
hij die geleerd had bij zijn stu
die voor landbouwingenieur.
Jawel, ik zei het weieens, maar
ik mocht hem zo niet noemen,
vond John, als ik zei: - Iwan
Alexeiwitsj, ingénieur-agrono-
me!
Op de Kerstavond, als ik voor
mijzelf opzei: - O Kerstnacht,
schoner dan de Dagen, Hoe kan
Herodes 't Licht verdragen dat
in de Duisternisse schijnt..., van
onze zéér grote Joost van den
Vondel, kwam John. Wij had
den hem speciaal uitgenodigd,
wetend dat het bootje niet va
ren zou naar Sluis, omdat het
niet had kunnen varen, want
het lag ingevroren, ergens in
het kanaal Brugge-Sluis, dicht
bij de Belgische grenspost Hoe-
ke, het mazoutbootje dan, en de
stoomboot "Jacob van Maer
lant" lag dichtbij de aanleg
steiger in Brugge, die zij door
het ijs niet meer had kunnen
bereiken.
Wat wij niét wisten was, dat
John toch slièp op dat mazout
bootje daar bij de Belgische
douanepost, en dat hij met zijn
oeroude, bruingeroeste fiets
naar Brugge had moeten zwoe
gen door de sneeuw en op het
gladde, smalle pad op de vaart-
dijk, naar ons toe.
John had een witbevroren snor,
witte ijswenkbrauwen, en een
witte pet, die normaal vuilgrijs
met vetplekken was. Maar
John lachte ons toe, en gaf ons
na zijn uiterst beleefde buiging
mèt groet voor mij èn voor
Mathilda Aloïsowna: zijn
Kerstgeschenk, een blikje, ze
ker een half pond, van de edel
ste Russische kaviaar - in een
stuk krant gewikkeld, want
waar had John-die-Iwan-was,
een Kerstpapiertje met een
rood of een groen lintje van
daan moeten halen?
"EN ZIJN BRUIDJE"
En ook nu, zoals na die eerste
maaltijd met John bij ons thuis,
zou ik bladzijden kunnen
schrijven. Ik zal het niet doen.
Het was weer John's geliefde
spijze,: bami-goreng, maar dit
maal met een frisse, fruitige
"vin rosé d'Anjou" in plaats van
bier. En koffie met cake na,
plus: "la rincette", zei John:
het laatste slokje in het koffie
kopje, mèt toevoeging van
evenveel héérlijke Franse cog
nac. Ik weet niet van hoeveel
"sterren", en wat gaf dat? De
sterren waren buiten in de hel
dere vriesnacht, het vroor dat
het kraakte, er was niemand op
straat te zien. Wij konden John
diè avond, laat, zeker niet naar
zijn "kavane" (eigenlijk: een
ouderwetse schaaps-slaaphok-
je voor de herder, op de schor
ren of langs een landweg) laten
teruggaan. Wiè zou er "aan
boord" van dat toch al wat ar
melijke verlaten, ingevroren
bootje iets hebben willen ste
len?
Diè nacht heeft John op ons lo
geerkamertje geslapen. Ons
goedennacht wensen had hij
niet gekund, hij schreide toen
hij naar boven sloop, nadat wij
lang daarvoor al zijn slaap
plaats hadden gewezen, met
warm dek van lichtgele, nieuwe
Leidse wollen dekens, die Mat-
hilde Aloïsowna nooit eerder
had gebruikt.
Maar het was laat toen wij ons
eindelijk losmaakten van de
innige, warme Kerstnacht bij
wat dennegroen en een paar
kaarsen op een oud-Hollands
aardewerk bord van blauw en
wit, met een paar rode dun-
glazen ballen die normaal aan
een "boom" moeten hangen,
maar wij legden ze op een bedje
van geurig Kerstgroen. Ik had
wel uit het Bijbelboek Lucas 2
willen lezen, maar John zou het
niet verstaan hebben. En trou
wens: het was John zélf die
vertelde, die avond.
Over de Kerstvieringen naar
Russisch-orthodoxe aard, in
Gatsjina of in het verschrikke
lijk koude Petrograd, waar de
thermometer -30 graden wees.
Over de Zwarte Madonna op
een oude ikoon die uit het huis
van John's moeder stamde. En
over John's meisje van zestien,
waarvan hij nog een gekreukte
foto in zijn portefeuille had zit
ten: een Russisch blondje met
een witte blouse aan; op het ge
borduurde kraagje wat versie
ring met (oorspronkelijk) blau
we en rode kruissteekjesmotie-
ven. Dat bruidje, dat hij nooit
meer wéér had gezien, toen hij
in 1917 na een laatste verlof
thuis zijn stadje had verlaten,
om zich toén al te scharen onder
het hoog-opgeheven vaandel
van de kozakken die de lijf
wacht vormden van de Hetman
Wrangel, met wie hij later
vluchten zou, na hevige ge
vechten tegen Polen en bolsje
wieken, samen zelfs met nog
wat Duitse achterblijvers uit
krijgsgevangenkampen die
tegen al wat "bolchewiki" was
wilden vèchten op leven en
dood.
Toen Iwan Alexeiwitsj voelde
dat "mijn" Mathilda Aloïsowna
(wier vader in 1917 aan het
Hongaars-Russische front
"vermist" was), niet graag over
de wrede oorlog hoorde spre
ken, verzachtte hij als vanzelf
sprekend zijn stem, die altijd
warm was, doch die nu wat té-
ders kreeg, als vertelde hij over
iets dat hij ergens gelezen had
of hóren vertellen, iets als een
sprookje met handgekleurde
illustratietjes erbij... En toch
ging het verhaalde uit Iwan's
mond, of liever: uit zijn hart,
over de verschrikkelijke af
tocht van het Wit-Russische
leger onder Wrangel; een leger
van duizenden mannen, en met
vele honderden paarden erbij,
plus een apart legertje van
vrouwen en kinderen nog, die
de tros volgden, omdat zij wis
ten dat zij dan èn bescherming
èn voedsel zouden krijgen.
Hetgeen zo was, totdat Wit-
Russische verslagen en vluch
tende heir honger leed in Iran,
in Afganisstan, door een deel
van Nepal trok en door een on
metelijkheid van barre woes
tenij dat nog maar een heel
klein brokje van China was.
Waar Iwan en de nog maar
honderden van de duizenden
overgebleven Wit-Russen ein
delijk neervielen omdat zij niet
meer verder konden. Alle
paarden hadden zij geslacht,
om voedsel te hebben, al in
Perzië (Iran). Zij hadden kin
deren en vrouwen moeten be
graven na de harde dood die op
de bitterste hongersnood volg
de.
Ik weet nog wel, dat Mathilda
Aloïsowna de radio heel zacht
had afgestemd op Hilversum.
Van daar kwamen de zachte,
innige Kerstliederen, die zelfs...
geurig "klonken" als het licht
van balsamieke waskaarsen
met een oranjekleurig wiekje,
waarop de zoete, doorschijnen
de vlam staat. Ik weet vooral,
hoe Iwan, de gardeluitenant, bij
ons vele malen met een grote,
rode, keurig gewassen en ge
streken zakdoek het bezwete
voorhoofd afwiste, en zijn
gladgeschoren wangen, waaro
ver dikwijls grote tranen rol
den die hun weg eindigden in
zijn grijswordende hangsnor.
En hoe hij zwéég, terwijl wij
wisten, dat hij nogeens alles te
rugzag van zijn jeugd, zijn huis,
en de tederheid van zijn blonde
bruidje in Gatsjina, als de mu
ziek op de kiosk speelde in de
eerste lenteavonden die het
vooroorlogse Rusland bood, met
de ijle vlindertjes van de eerste
bloesems van appelaar of Ja
panse kersebomen.
Wij hadden de vele, vele klok
ken van Brugge en de randge
meenten horen luiden op mid
dernacht, toen Iwan iets zei in
het Russisch, dat hij niet kon
zeggen in zijn mengelmoesje
van wat Frans, Engels en
Vlaams, maar dat wij toch ver
stonden, al voelden wij meer
wat het beduidde dan dat wij
het begrijpen konden. Hij zei,
zonder énige twijfel: - Christus
is geboren, Kyrie Eleison!
En hij sloeg plechtig een groot
kruis, om zich dan te hullen in
de warme, innige zwijgzaam
heid die van onze goede haard
uitstraalde, en waarvan de
zichtbare gloed onderaan,
achter de micaruitjes iets van
zijn glans meedeelde aan de
broze glazen bollen van rood en
rood-zilver, terwijl het was
alsof het dennegroen intenser
geurde.
EN "YVONNE"
De volgende morgen zag Iwan
er koortsig uit. Maar hij wilde
niet blijven en hij steeg 's na
middags op zijn kramókkele
roestfiets, om naar het inge
vroren ijskoude, verlaten boot
je te zwoegen. Wij hoorden pas
toen het al twee weken januari
was, dat Iwan in het Sint-
Janshospitaal lag met longont
steking. Mathilda Aloïsowna
had in diè dagen juist een dikke,
warme, licht bronsgroene pul
lover voor mij gebreid, die ik na
ze gepast te hebben weer uitge
trokken had met de woorden: -
Véél te dik, veel te warm, we
zijn hier toch niet in het Petro
grad van Iwan's studentenja
ren: dertig graden onder nul?
Maar, zei ik wat later, wij moe
ten Iwan vanmiddag stellig
gaan bezoeken. En wij gingen
naar het oude hospitaal, waar
wij de ineens zo mager gewor
den gardeluitenant-landbou-
wingenieur-stoker terugvon
den, in het vèrste bedje, in een
hoek.
Hij dankte ons met een hand
druk, rhet een hand, nat van
zweet, voor de sinaasappelen,
de druiven, het grote witbrood
met boter en vlees in blikjes, de
wijn, en de pullover van héél
zachte, warme wol.
Ik zal ook dit jaar, op Kerst
avond, dénken aan John, die
Iwan was. Hij is in 1940 in het
ziekenhuis gebleven tot half
februari. In maart '40 ging hij
als stoker varen, naar Enge
land, op een Belgische vracht
boot, met Zeebrugge als thuis
haven. De "Yvonne" heette het
smerige schip, dat toen, 13
maart, niet verder is gekomen
dan midden in Het Kanaal, op
weg naar Manchester, geloof ik.
In de naQht, bij kolkende zee, in
dat Kanaal, is de "Yvonne" op
een Duitse mijn gelopen.
Geen mens is ontkomen, en
geen rat is ontkomen. Ach, er
liggen vele tienduizenden ge-
beentes op de bodem van de zee,
van de Noordzee, van Het Ka
naal, van de Oostzee, van wat
weet ik allemaal voor zeeën.
Geraamten uit (slechts) twéé
wereldoorlogen; verder dan
1914 wil ik niet teruggaan. Als
het carillon van Brugge in de
Kerstnacht straks weer het
"Stille Nacht" spelen zal, zal ik
aan Iwan Alexeiwitsj Byshof
dénken, en bij mijzelf, zonder
mijn mond open te doen, zeg
gen- God hebbe uw ziel, luite
nant-stoker van toén. Van bij
na 40 jaar geleden, winter
1939-1940, toen wij ons warm
den aan de hoffelijkheid en aan
de vriendschap van een een
voudig, onvergetelijk man, die
vaak rook naar tabak, bier, olie,
smeervet, mazout. En een beet
je naar de aarde van Moedertje
Rusland.
Geen enkel bootje kan van Brugge uit Sluis nog bereiken! De te
rugtrekkende Fransen hebben de Syphons in mei 1940 laten
springen. Hier: een stukje van de ravage in diè verre tijd, met op de
achtergrond het stuk der Damse Vaart dat nu nog tot Sluis loopt.
Maar de Syphons worden niet meer hersteld: het kanaal Brugge-
Sluis heeft geen enkel ekonomisch belang, zegt de Belgische Mi
nister van Verkeerswezen.
5