Openingsrede van de algemeen-voorzitter der Z.L.M., A.J.G. Doeleman W ij zijn verheugd dat zo velen vandaag op onze vergadering aanwezig zijn. ".A.an de vooravond van een nieuw decennium moeten wij helaas veel vraagtekens zetten bij de verdere ontwikkelingsmogelijkheden voor de land- en tuinbouw. M aandag j.l. heeft de Z.L.M. z'n algemene vergadering gehouden in de verbouwde Prins van Oranje. In zijn ope ningswoord wees voorzitter A J.G. Doeleman erop dat het een vergadering nieuwe stijl was in die zin dat dit jaar voor het eerst voor de algemene vergadering een hele dag is uitgetrokken. Hij zei te hopen dat daardoor meer tijd be schikbaar zou komen voor de bespreking van allerlei huis houdelijke en andere zaken. De heer Doeleman zei voorts blij te zijn met een redelijk gevulde zaal (tijdens de mid dagvergadering was de zaal tot de laatste plaats bezet) en noemde dit experiment daarom als zodanig geslaagd. In de middagvergadering was de Commissaris der Koningin in Zeeland, dr. C. Boertien aanwezig. Deze werd evenals het lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, de heer Brugman en de leden van G.S. van Zeeland, de heren A.L. v. Geesbergen en Don samen met vele andere genodigden door voorzitter Doeleman hartelijk welkom geheten. De belangenbehartiging f Ontwikkelings mogelijkheden W.I.R. K.N.L.C.-voorzitter Ir. Luteyn (1.) en Z.L.M.-voorzitter Doeleman achter de bestuurstafel. Algemene vergadering 3 december 1979 Het doet ons goed dat u belangstelling toont voor het werk van onze organisatie. Ook diegenen die zich moeilijk vrij kunnen maken van het bedrijf. Wij weten hoe gebonden velen zijn op hun bedrijf, wat veelal als éénmansbedrijf gevoerd moet worden. Des te meer reden is er waardering te hebben voor de belangstelling die de leden tonen voor onze organisatie en die bereid zijn mee te denken over het beleid wat wij hebben te voeren. Wij ervaren dat, nu, vandaag maar wij hebben dat ook op de rondgang door de kringen ervaren. Wij voelen heel sterk de noodzaak dat u de verrichtingen van onze Maatschappij kritisch volgt en doen u de toezegging dat iedere gedachte of opmerking ernstig in overweging wordt genomen bij onze standpuntbe paling en het te voeren beleid. Onze organisatiestruktuur via afdelingen en kringen blijkt nog steeds een goede zaak te zijn. Dat geldt ook voor het funktioneren van de verschillende commissies. En om daarbij nog een betere doorstroming te krijgen vanuit de commissie zullen het komende jaar ook de voorzitters van de akkerbouw-, tuinbouw-, grondgebruik- en veehouderijcommissie deel uit gaan maken van het Dagelijks Bestuur. De Z.L.M. heeft het afgelopen jaar ook in de algemene belangstelling gestaan. Ik denk aan de uitnodiging voor een gesprek met minister Van der Stee dit voorjaar en ook het scholenprojekt. wat bijzonder in de belangstelling heeft gestaan, tot in België toe. Ik ga daar nu verder niet meer op in. Wel is het duidelijk dat bij dit alles de inzet van de leden onmisbaar is. Daarbij heeft de Z.L.M. het voor recht over bekwame medewerkers te beschikken, die bereid zijn zich in te zetten voor de belangenbehartiging van onze leden. Werk verricht op het kantoor, wat waarschijnlijk veelal aan de aandacht bij veel van onze leden voorbij gaat, maar wel bijzon der belangrijk is. Het blijkt steeds opnieuw dat extra aktiviteiten toch weer opgevangen worden. Anderen timmeren meer aan de weg. Ik denk aan het landbouwblad, waarvoor veel waardering is. Het spijt ons afscheid van de heer Van Wezel te moeten nemen. Wij willen hen graag dank zeggen voor de wijze waarop hij ons blad verzorgd heeft en hem veel succes toewensen in Tanzania. Wij vertrouwen erop dat de heer Wierenga snel ingewerkt zal zijn. Ook de scholen in ons beheer funk tioneren goed, wat mogelijk is door de inzet van het onderwijzend per soneel en de goede coördinerende taak die onze afdeling onderwijs daarbij vervult. Met alle bezuini gingmaatregelen is het dikwijls niet eenvoudig zaken op gang te krijgen, die noodzakelijk zijn om optimaal onderwijs te kunnen geven. Wij blijven het een goede zaak vin den dat het land- en tuinbouw- en nijverheidsonderwijs als algemene belangenbehartiging tot onze taak behoort. Nog geen zekerheid bestaat er over de mogelijkheid tot het op richten van een lagere land- en tuin bouwschool in Zeeuws-Vlaanderen, een onderzoek wat door de 3 Z.L.O.'s op gang gebracht is. De Accountantsunie van de Z.L.M. gaat verder op de ingeslagen wegen. Waar mogelijk decentralisatie en met de verdere automatisering, met daarbij het streven deze automatise ring min of meer af te stemmen op de wensen van de praktijk. De O.V.M. heeft een organisatie op gebouwd die haast zijn gelijke niet kent. De O.V.M. laat zien wat bereikt kan worden, wanneer een organisa tie efficiënt wordt opgebouwd en hoe de deelnemers daarop in kunnen spelen, door bereid te zijn bepaalde zaken zelf af te handelen in plaats van dat als normale service te be schouwen. Begin volgend jaar zal de O.V.M. in haar nieuwe gebouw trekken. Zowel de Z.L.M. als de O.V.M. krijgen daardoor meer ruimte wat de efficiëntie ten goede zal komen. De zorgvuldig opge bouwde binding tussen Z.L.M. en O.V.M. zal daarbij niet veranderen. De S.E.V. is een belangrijk onder deel bij de belangenbehartiging van de leden. Dikwijls veeleisend en moeilijk werk wordt door de heer Markusse en zijn medewerkers ver richt. Deze voorlichting en belan genbehartiging is een onmisbaar on derdeel van ons organisatie-werk geworden. Wij zullen moeten voor- 8 komen dat er aan deze voorlichting getornd gaat worden. Dit najaar hebben we afscheid ge nomen van de heer Van Oosten, die zich vooral voor de tuinbouw heeft ingezet. Wij vertrouwen erop dat de heer De Landgraaf spoedig inge werkt zal zijn. Bij alle problemen die er zich met betrekking tot grond- en pachtzaken voordoen vervult Gropatax een be langrijke rol. Wij zijn blij dat wij sa men met de C.B.T.B. over de des kundigheid van dit bureau kunnen beschikken." 1 k heb deze schets over het funktio neren van onze organisatie willen ge ven nu wij de 70-er jaren gaan afslui ten. Het zal blijken dat ook in de 80- er jaren de belangenbehartiging van de land- en tuinbouw door de geza menlijke landbouworganisaties on misbaar zal zijn. Als Z.L.M. zijn wij daarbij één van de schakels in het verband van het K.N.L.C., 3 C.L.O.'s en het Landbouwschap. Wij leven in een tijd waarin de tegenstellingen in de wereld ondanks alle goede voornemens eerder toe dan afnemen. Tegenstellingen tussen de rijke en de arme wereld. Soms lijkt het erop dat de harde confron tatie, via de moderne communica tie-media, met de ellende, die er in grote delen van de wereld heerst, aan ons voorbij gaat, doordat wij teveel met onszelf bezig zijn. Teveel bezig zijn met onze eigen belangen, waar bij de onverdraagzaamheid groter wordt. Het is gebleken dat het stre ven naar welvaart in de 50-er en 60- er jaren minder problemen heeft ge kend, doordat het gemakkelijker is daar richting aan te geven en te sti muleren. In de 70-er jaren hebben wij ervaren dat de mogelijkheden tot verbetering van de welvaart beperkt zijn gewor den en dat daarvoor in de plaats is gekomen een streven naar meer wel zijn. Maar juist het begrip welzijn blijkt bijzonder veel tegenstrijdighe den op te roepen. Tegenstrijdighe den tussen verschillende belangen groepen, maar ook in de belangen groepen zelf. Wij zien dat bij de vakbonden over de diskussie van de 35-urige werk week. Wij zien dat ook in eigen kringen als wij praten over de groei van onze bedrijven en dan alleen niet tussen de oudere en jongere genera tie maar ook tussen de ouderen on derling en zeker ook tussen de jon geren. Vandaar dat het gerechtvaardigd is een beroep te doen bereid te zijn achter uw organisatie te staan, dat is de enige mogelijkheid om tot een evenwichtig beleid te komen, waar bij niet het individuele lid zijn op vatting onverkort zal terug kunnen vinden, maar wel het midden van tegenstrijdige opvattingen die wij ook kennen in de land- en tuinbouw. En als het gaat om de belangenbe hartiging van de land- en tuinbouw, dan ervaren wij dat velen onder ons van mening zijn dat de landbouwor ganisaties zich harder moeten op stellen. Wij hebben begrip voor de reakties en houden daar ook reke- ning'me'e. Wel moeten wij ervoor zorgen dat wij met onze opstelling -met het te voeren beleid- geloofwaardig blij ven. Wij worden nogal eens gewezen op de harde opstelling van de vakbon den, maar ik denk dat ook zij meer en meer genoodzaakt zijn rekening te houden met deze geloofwaardig heid naar buiten maar vooral tegen over hun eigen leden". De marge waarbinnen wij kunnen opereren is op het ogenblik klein. De financiële mogelijkheden van het E.E.G.-beleid zijn zeer beperkt, waar ik vanmiddag niet verder op in wil gaan, zodat de ruimte over dit on derwerp volledig openblijft voor de heer Luteijn. Dat wil niet zeggen dat wij niet veel zorgen hebben over het E.E.G. beleid, waar sommigen mee bezig zijn dit fundament aan te tas ten. Het markt- en prijsbeleid, waar wij in grote mate van afhankelijk zijn komt daarmee wel op de tocht te staan. Maar wanneer wij ervaren dat het E.E.G.-landbouwbeleid in bete kenis inboet en dat als gevaar in houdt dat er een renationalisatie in verschillende landen plaatsvindt, is dat een zorgelijke ontwikkeling. Wij zullen als exportland rekening die nen te houden met ontwikkelingen in andere landen. Maar juist door de sociale- en fiscale druk wordt de concurrentiepositie in vele sektoren van het Nederlandse bedrijfsleven in gevaar gebracht. In 1980 zal volgens minister Andriessen van de nationale uitgaven 64% in de collectieve sfeer verdwijnen. Deze ontwikkeling staat wel in schrille tegenstelling met het beleid van minister Van der Stee. Om de concurrentie- en de inkomenspositie van de werkers in de land- en tuin bouw veilig te stellen blijken de mo gelijkheden daarvoor absoluut on voldoende te zijn. Wij maken ons zorgen over de bereidheid van de minister zijn jas voor de landbouw uit te trekken -om met zijn eigen woorden te spreken- in de politieke arena van ons nationaal parlement. Wij vinden dat de minister te ge makkelijk bepaalde zaken en taken bij het ministerie van landbouw on derbrengt, die niet rechtstreeks tot de belangenbehartiging van de land- en tuinbouw gerekend kunnen worden. Zo gaat er jaarlijks ruim 10.000 ha uit de ruilverkavelingspot naar herin- richtingsgebieden. Na 1982, wanneer de herinrichting van Oost Groningen en Drenthe in uitvoering komt betekent dit jaarlijks 20.000 ha voor 5 jaar! In herin rich tingsgebieden zijn de landschappelijke en recreatieve ont wikkelingen van overwegende bete kenis en de agrarische belangen on dergeschikt. Op deze wijze komt het tijdschema van de geplande ruilver kavelingen duidelijk in gevaar. Maar ook de ruilverkavelingsproce dure via inspraak en deelstudies wordt steeds ingewikkelder, waar door onverantwoorde vertragingen ontstaan. Wij vrezen dat met de nieuwe landinrichtingswet de pro blemen alleen nog maar groter zul len worden. -I-Het is gebleken dat de ruilverka- velingswet 1954 voldoende ruimte biedt om de struktuur van de land bouwbedrijven op verantwoorde wijze te verbeteren en de belangen van natuur, ruimtelijke ordening en recreatie daarbij in te passen. Wij vrezen dat met de nieuwe lan dinrichtingswet de voorbereidings procedure nog omslachtiger wordt, terwijl deze nu dikwijls al onaan vaardbaar lang duurt. Wij willen er voor waarschuwen oude schoenen weg te gooien, voordat wij weten dat de nieuwe schoenen de verschillende belangengroepen zullen passen. Met veel zorg kijken wij en velen met ons, aan tegen de reorganisatie van de landinrichtingsdienst en staats bosbeheer. Wij vragen ons af, of er nog wel iemand is die precies weet wat de bedoeling is en hoe de ver schillende diciplines verdeeld over 2 ministeries (C.R.M. en landbouw) in de toekomst een gezamenlijk beleid kunnen gaan voeren. Op dit moment is de discussie in politieke nevelen gehuld. Voorspellingen doen over de uiteindelijke beslissing is even du bieus als weersvoorspellingen op lange termijn. De oplossing is wat ons betreft de verantwoordelijkheid bij het ministerie van landbouw on der te brengen. Maar ondanks alle onzekerheden mogen wij ons niet uit het veld laten slaan. Zowel in Brabant als in Zee land dienen de uitvoering, de voor bereiding of het volgorde schema van de verschillende ruilverkavelin gen, normaal doorgang te vinden. Steeds meer onzekerheid en wan trouwen ontstaat bij het overleg over de beheersovereenkomsten. Onzekerheid over de vrijwilligheid en beschikbare middelen en wat on der basis-beheer en aanvullend-be heer wordt verstaan. Duidelijkheid moet er zijn over de voorwaarden van het basisbeheer en het aanvullend beheer. Onder het basisbeheer mogen geen zaken ge schoven worden die niet tot de nor male bedrijfsvoering gerekend kun nen worden, (kunstmestgebruik, on- kruidbestrijding enz.). Bij het aanvullend-beheer moet er wel ruimte blijven voor de boer op aanvaardbare wijze het beheer op zich te nemen. Dat kan en mag alleen op vrijwillige basis van de boer ge vraagd worden." O p de Algemene vergadering van het K.N.L.C. betoogde minister Van der Stee dat hij wel eens droomt van het W.I.R. en om deze dan in te wis selen voor fiscale lastenverlichting voor de land- en tuinbouw. Hij vergat overigens wel te zeggen, hoe hij dat ziet, wanneer hij wakker wordt. Wil de minister met deze opmerking ons aansporen met voorstellen te komen? Óp voorhand zullen wij er voor moeten waken, de W.I.R. in de landbouw volledig in te leveren. Wel is het de moeite waard, te bezien, de W.I.R. af te slanken en de vrijko mende gelden in de land- en tuin bouw te gebruiken voor: a. fiscale lastenverlichting b. het O. en S.-fonds. Tot nu toe is er van alle beloftes, te komen tot verlaging van de fiscale druk, niets gerealiseerd. Misschien is het mogelijk, de W.I.R. als breekijzer te gebruiken, om de fiscale lasten verlichting op gang te brengen. Het O. en S.-fonds kan op dit moment geen beleid meer voeren, doordat er geen geld beschikbaar is behoudens voor lopende verplichtingen. Meer dan een jaar houdt men ons voor dat bij het beleid van het O. en S.-fonds prioriteiten gesteld moeten worden. Het bestuur van het Land bouwschap vindt dat er extra geld beschikbaar moet komen voor de mestbanken. De drük op de mestoverschotten wordt in sommige delen van ons land steeds groter. Daartegenover hebben veel akkerbouwgebieden gebrek aan organische stof. Tot nu toe blijken de transportkosten van de drijfmest een belemmering te zijn om verlichting te brengen in beide problemen. In de overschotgebeiden zal de veehoude rij (veredelingssektor) er rekening mee dienen te houden dat men zelf een grote bijdrage zal moeten leve ren om het probleem op te lossen. De akkerbouw kan daar op inspelen en daarmee wat extra doen aan struk- tuurverbetering van de grond. Gun stige ervaringen zijn er. Voor het proefbedrijf De Rusthoeve ligt er een mogelijkheid daar nog meer be kendheid aan te geven door proeven aan te leggen. Het is nodig dat er geld beschikbaar komt om deze ontwik keling te stimuleren. Het blijkt echter dat op de begroting van het O. en S.-fonds daarvoor geen geld be schikbaar is. Het betekent ook dat er voor andere zaken geen ruimte is. Niet voor P.C.W. die wel eens door de minister genoemd zijn. En ook de bijdrage voor de bedrijfs- verzorginsdiensten wordt in de ko mendejaren afgebouwd. Het is een droevige zaak dat in een

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 8