Ontwerp Landinrichtingswet bij Tweede Kamer ingediend H< IVlet de handhaving van de ruil verkaveling bij overeenkomst kan tegemoet worden gekomen aan de behoefte tot vrijwillige uitruil, van percelen. D e afgelopen jaren is een sterke behoefte gegroeid aan het totstand komen van aansluiting van de pro cedures van landinrichting bij die van de ruimtelijke ordening. Hieraan is in het onderhavige wetsontwerp tegemoet gekomen. De ontwerp-Landinrichtingswet is 19 november 1979 bij de Tweede Kamer der Staten Generaal ingediend. Bij aanvaarding zal deze wet de Ruilverkavelingswet 1954 vervangen. Eerst verantwoordelijke bewindsman voor dit wetsontwerp is minister Van der Stee (landbouw). Aanleiding voor de nieuwe wetgeving vormen o.m. de volgende over wegingen: - Het landelijke gebied is behalve als werkgebied voor de land- en tuinbouw van steeds grotere betekenis uit het oogpunt van recreatie, natuur en landschap. De Ruilverkavelingswet 1954 is wat doelstelling betreft beperkt tot de behartiging van belangen van land-, tuin-, bosbouw of veehoude rij- - Tevens is de behoefte gegroeid, de landinrichting in samenhang met ruimtelijke ordening, met name streekplannen, te ontwikkelen. Tenslotte zijn bij de toepassing van de Ruilverkavelingswet 1954 in de loop der jaren in de praktijk een aantal regelingen ontwikkeld die in de Landinrichtingswet zijn opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn het voorbereidingsschema landinrichting, alsmede de inspraak. let wetsontwerp beoogt regelin gen te verschaffen die noodzakelijk zijn voor een doelmatige inrichting van het landelijke gebied overeen komstig de functies die het gebied vervult of moet vervullen. Landin richting kan zowel geschieden uit agrarische doelstellingen, als bij voorbeeld ten behoeve van de in frastructuur, natuur en landschap, openluchtrecreatie of cultuurhisto rie. Elke inrichtingsbehoefte kan in principe aanleiding zijn tot landin richting. Voor de onrwikkeling'van de agrarische bedrijfsstructuur zal worden getracht de inkomensachter standen te verkleinen om de wer komstandigheden te verbeteren, hetgeen bijdraagt aan de werkgele genheid in de land- en tuinbouw. Tevens zal worden gestreefd, natuur- en landschapswaarden te waarbor gen. Tenslotte zal het medegebruik van het landelijke gebied voor o.m. openluchtrecreatie worden bevor derd. Aangezien tussen gebieden verschil len voorkomen in uitgangssituaties en in de via landinrichting te verwe zenlijken doeleinden, voorziet het wetsontwerp in vier vormen van landinrichting, overeenkomstig de functies zoals deze in het kader van de ruimtelijke ordening zijn gege ven: - herinrichting; - ruilverkaveling; - aanpassingsinrichting; - ruilverkaveling bij overeenkomst. Herinrichting en aanpassingsinrich ting zijn geheel nieuwe vormen van landinrichting. Ruilverkaveling en ruilverkaveling bij overeenkomst zijn aangepast aan de ontwikkelin gen. Herinrichting en ruilverkaveling De re herinrichtingsprocedure is be doeld voor landinrichting in een ge bied, dat naast een agrarische functie in belangrijke mate niet-agrarische functies vervult of moet vervullen. Ruilverkaveling zal alleen kunnen plaatsvinden, als het gebied een overwegend agrarische functie heeft. Deze regels geven geen haarscherpe scheiding aan. Wel wordt ermee duidelijk gemaakt, dat de ruimtelijke ordening overwegend is bij de keuze van de landinrichtingsprocedure. De functies, die aan het landelijke ge bied worden toegekend, worden in- mers in het kader van de ruimtelijke ordening bepaald. Voor herinrichting kan daarbij ge dacht worden aan gebieden in de stedelijke invloedssfeer en waarde volle landschappen en natuurgebie den. verkaveling van door wegen door gesneden percelen landbouwgrond. Ruilverkaveling bij overeenkomst Reikwijdte van de wet blaast de vier vormen van landin richting in dit wetsontwerp, waarmee maatregelen en voorzieningen in onderlinge samenhang kunnen wor den getroffen, bestaan in enkele sec toren van het overheidsbeleid rege lingen, waarmee de verwezenlijking van afzonderlijke maatregelen en voorzieningen kan worden bevor derd, zoals rijksbijdragen aan ge meentelijke- en waterschapswerken of C.R.M.-subsidie aan projekten voor openluchtrecreatie. Voor de in richting van het landelijke gebied moet keuze tussen deze instrumenten mogelijk blijven. Toepassing van de Landinrichtingswet (d.w.z. voor het in onderlinge samenhang treffen van maatregelen en voorzieningen) zal de voorkeur verdienen, indien: - inrichting uit hoofde van meer doelstellingen tegelijkertijd ur gent is; - de te treffen maatregelen of voorzieningen onderling afhan kelijke of tegenstrijdige doelstel lingen betreffen; - de gezamenlijke uitvoering doel matiger en goedkoper is. De in het kader van de wet ter hand nemen projekten zullen naar ver wachting in zeer overwegende mate betrekking hebben op het geen in de ruimtelijke ordening de buitenge bieden wordt genoemd. In delen van het landelijke gebied met een ge spreide bebouwing zal het evenwel kunnen voorkomen, dat de meest wenselijke behartiging van de be trokken belangen leidt tot een pro- jekt, dat méér omvat dan uitsluitend het buitengebied. De praktijk van de ruilverkaveling heeft uitgewezen, dat een dergelijke aanpak in bepaalde gevallen een grotere doelmatigheid verschaft. Voor wat de ruimtelijke reikwijdte van de wet betreft, zal het instru mentarium ervan eveneens inzetbaar zijn in gebieden onder stedelijke in vloedssfeer en in stadrandgebieden. In dergelijke gebieden treedt de ver wevenheid van functies, en daarmee de verscheidenheid van belangen in zake het meest wenselijke gebruik van de grond, duidelijk aan het licht. De ruilverkaveling van vroeger is nu omgedoopt tot landinrichting. Aanpassingsinrichting _A.anpassingsinrichting vindt plaats in een gebied in samenhang met het treffen van een op zichzelf staande infrastructurele voorziening van na tionaal of regionaal belang. Voor beelden hiervan kunnen zijn de aan leg van een weg, of groot recreatie- projekt. De aanpassingsinrichting beoogt schade die met deze werken ontstaat aan het landelijke gebied te herstellen door landschapsbouw en 6 Landinrichting kan een stelsel van maatregelen en voorzieningen om vatten. De belangen van land-, tuin en bosbouw en van natuur en land schap zullen naar verwachting in alle gevallen aan de orde komen. Veel vuldig zullen ook voorzieningen op het gebied van infrastructuur en openluchtrecreatie moeten worden getroffen. De functies van een gebied kunnen echter ook andere aangele genheden betreffen, die minder alge meen voorkomen, maar voor het be trokken gebied van wezenlijke bete kenis zijn. Systeem van de wet Evenals met ruilverkaveling onder de huidige wetgeving het geval is, geschiedt landinrichting slechts op verzoek. De voorbereiding van een landinrichting begint met plaatsing van het gebied op het voorberei dingsschema landinrichting. Na deze plaatsing benoemt gedeputeerde staten, in overeenstemming met de Centrale Landinrichtingscommissie, de landinrichtingscommissie. Deze is belast met de voorbereiding en uit voering van de landinrichting. De voorbereiding is gesplitst in een lan dinrichtingsprogramma en een -plan. Het programma omvat o.m. de doelstellingen en de uitgangspunten van de landinrichting, alsmede een beschrijving van de te verwachten gevolgen voor de economische toe stand, de leef- en werkonstandighe- den, voor water, lucht en bodem en voor de natuur en het landschap. Op basis van dit programma wordt een besluit tot herinrichting of ruilver kaveling genomen. In het landinrichtingsplan worden vervolgens de uitgangspunten van het programma verder uitgewerkt. Dit plan is dan de basis voor de uit voering van de landinrichting. Decentralisatie Kenmerkend voor het wetsont werp is dat de genoemde procedure voor de landinrichting voorziet in een verdergaande decentralisatie van bestuur dan in de Ruilverkave lingswet 1954. In de besluitvorming speelt het provinciale bestuur een grote rol. Zo is het initiatief tot landinrichting, namelijk het doen van voorstellen tot plaatsing van een gebied op het voorbereidingsschema landinrich ting, als gezegd voorbehouden aan gedeputeerde staten. Het voorstel van gedeputeerde staten houdt te vens de keuze ruilverkaveling of he rinrichting in. De minister van landbouw stelt in overeenstemming met zijn ambtge noot van CRM jaarlijks het schema vast. Provinciale staten nemen een besluit over het landinrichtingspro gramma. De besluitvorming over het al dan niet doorgaan van een herinrichting of ruilverkaveling verschilt onder ling. Bij herinrichting nemen pro vinciale staten dit besluit., terwijl over ruilverkaveling eigenaren en pachters via stemming besluiten. Gedeputeerde staten stellen ook het landinrichtingsplan voor herinrich ting en ruilverkaveling vast en wijzen na uitvoering van de werken eigen dom, beheer en onderhoud toe van de openbare voorzieningen. De decentralisatie, die in het wets ontwerp wordt voorgestaan, is van betekenis voor de positie van ge meenten en waterschappen. Zo zal het landinrichtingsplan door gaans maatregelen en voorzieningen bevatten, waarvoor de gemeenten resp. waterschappen een eigen ver antwoordelijkheid hebben, hetgeen veelal in een financiële betrokken heid tot uiting komt. Voorbeelden hiervan zijn wegen en waterlopen,en kunnen ook elementen van natuur en landschap zijn. Er wordt in het ontwerp bepaald dat de landinrich tingscommissie het landinrichtings plan na overleg met betrokken ge meenten en waterschappen opstelt. De gemeente of het waterschap kan de uitvoering van de betrokken voorzieningen in het kader van de landinrichting ook zelf verzorgen. Centrale Commissie Jn het wetsontwerp is voorzien in de instelling van de Centrale Landin richtingscommissie ("centrale com missie"), die de Centrale Cultuur technische Commissie vervangt. De centrale commissie heeft tot taak, desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen over zaken die de landinrichting betreffen. In het ontwerp zijn de centrale com missie voorts taken met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van landinrichting toegekend. Bij de voorbereiding heeft de centrale commissie achtereenvolgens tot taak: - haar zienswijze te geven over het verzoek tot landinrichting aan gedeputeerde staten en de indie ners van het verzoek; - een voordracht op te stellen t.b.v. de minister van landbouw over het voorbereidingsschema; - het landinrichtingsprogramma en het -plan in ontwerp vast te stel len en aan de provinciale bestu ren aan te bieden. De centrale commissie oefent toe zicht uit op de uitvoering, voor zover het betreft de goedkeuring van een aantal procedure-onderdelen van met name de herverkaveling en van de totstandkoming van door gede puteerde staten vastgestelde landin richtingsplannen. In haar taak heeft de centrale commissie niet alleen te maken met de diverse aspecten van landinrichting, maar in samenhang daarmee ook met enerzijds de ruimtelijke ordening en anderzijds het toekomstige beheer. Daarom zal de commissie alleen uit de bij de landinrichting betrokken instanties en belangengroeperingen moeten zijn samengesteld, maar tevens uit de belangrijkste bij ruimtelijke orde ning en het toekomstige beheer be trokken partijen. Inspraak Wanneer in een gebied landin richting plaatsvindt, zijn daarbij 4e belangen van velen in het geding. Het is noodzakelijk dat de belangen van de betrokkenen zoveel mogelijk worden gediend. Het is daarvoor nodig, dat op geschikte momenten aan een ieder gelegenheid tot in spraak wordt gegeven. In het wets ontwerp is geregeld dat in de ver schillende fasen van de landinrich ting ruime aandacht wordt besteed aan het verstrekken van informatie en voorlichting en aan het voeren van een open overleg met de be langhebbenden bij het landinrich- tingsgebied en belangstellenden. Daarbij is er vanuit te gaan dat de directe verantwoordelijkheid voor de voorlichting en inspraak dient te be rusten bij het orgaan dat ook verant woordelijkheid draagt voor de plan voorbereiding en -uitvoering, der halve bij de landinrichtingscommis sie. Deze kan zich bij de uitvoering van de inspraakprocedure laten bij staan door een inspraakcommissie of door onafhankelijke organen binnen en buiten de sfeer van de overheid. De landinrichtingscommissie draagt echter de uiteindelijke verantwoor delijkheid voor de wijze waarop het aangewezen orgaan zijn opdracht vervult. Relatie met ruimtelijke ordening In het wettelijke systeem van de ruimtelijke ordening ligt het zwaar tepunt bij de ruimtelijke bestem mingen. De ruimtelijke aspecten van inrichting en beheer spelen een rol voor zover zij de bestemming beïn vloeden. De ruimtelijke ordening geeft marges voor inrichting en be heer aan. Voor de goede werking van het onderhavige wetsvoorstel is het van groot belang, dat een zodanig samenspel tussen ruimtelijke orde ning en landinrichting ontstaat, dat enerzijds de landinrichting een bij drage tot het ruimtelijke beleid vormt en anderzijds de landinrich ting zich binnen de marges van de ruimtelijke ordening kan ontplooien. Als planologisch uitgangspunt voor landinrichtingsprojecten komt voor namelijk het provinciale planolo gisch beleid in aanmerking. Met na me het streekplan, dat doorgaans een vrij groot gebied beslaat, zal een goed kader kunnen bieden voor lan dinrichting. In de Landinrichtings wet komt de relatie landinrich ting/ruimtelijke ordening het sterkst naar voren bij het vaststellen van het landinrichtingsp'rogramma. De toet sing aan het provinciale ruimtelijke beleid zal een belangrijk onderdeel vormen van de vaststelling. Oog merk hiervan is, er zorg voor te dra gen dat landinrichting uiteindelijk in overeenstemming met ruimtelijke ordening tot stand komt. Relatie met toekomstige beheer Er is een wisselwerking tussen be heer en inrichting. Het beoogde be heer beïnvloedt de inrichting. De in richting bepaalt mede de mogelijk heden van het toekomstige beheer. Voor de natuur- en landschapsbe scherming spelen met het oog op het beheer vooral de Natuurbescher mingswet en de nog in te dienen Be- heerswet een belangrijke rol. De Beheerswet zal o.m. regelen stel len met betrekking tot de beheerso vereenkomsten, die thans zijn gere geld bij de Beschikking beheersove reenkomsten 1977. In het onderhavige wetsontwerp wordt bepaald, dat de provinciale besturen het beheer van de in het kader van het landinrichtingsplan uitgevoerde voorzieningen (bijv. we gen, waterlopen, natuurterreinen) toewijzen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1979 | | pagina 6