ABRAHAM VERMEULEN
r
Het onderhoud
van een
erfbeplanting
N a de serie over de seizoenen,
opent Vermeulen een nieuwe reeks
gedichten, die van 's mans scherpe
waarnemingsgeest getuigen. Hij be
H et meest voorkomende type erf
beplanting is die van een struiken-
singel met bomen. Soms worden die
bomen direkt als grotere boom af spil
tussen de kleinere struiken op hun
definitieve plaats neergepoot. In dat
geval moeten we die bomen vanaf
het begin goed in de gaten houden.
We moeten zorgen dat de boom een
goede kroon krijgt. Dubbele koppen
moeten tijdig op één worden gezet en
door bijsnoeien van de kroon kun
nen we een evenwichtige kroonvor-
ming bevorderen. We moeten voorts
verhinderen dat door een te uitbun
dige groei van de begeleidende
struikbeplanting de bomen over
groeid worden.
T eneinde bij een singelbeplanting
een voorspoedige jeugdgroei te be
vorderen worden tussen de later be
langrijke hoofdhoutsoorten en
struikvormende soorten zogenaam
de vulhoutsoorten geplant. Die vul-
houtsoorten hebben een tijdelijke
functie. Ze stimuleren en bescher
men de anderen in de jeugdfase van
de beplanting. Belangrijkste vul-
houtsoort is ongetwijfeld de els, maar
naast anderen werden vooral ook
veldesdoorn en in oudere beplantin
gen veldiep alszodanig gebruikt.
Uit hun tijdelijk functioneren blijkt
dat ze na verloop van tijd in dun-
ningstermijnen van zo'n drie tot vijf
jaar en tegelijk met de dunning van
de hoofdhoutsoorten moeten wor
den weggekapt.
H et minst verzorging vragen de
struikvormende soorten voor onder
en randbeplanting. Deze soorten
vormen de blijvende struiken onder
de bomen en bieden vooral aan de
randen afscherming en sierwaarde.
Kenmerkende soorten zijn mei
doorn, sleedoorn, liguster, kornoelje,
gelderse roos, wilde roos en derge
lijke. Randhoutsoorten dunnen we
alleen wanneer ze duidelijk te dicht
dooreen gaan groeien.
een boer
en een beetje
dichter
In 1828 liet Abraham een gedichtenbundel uitkomen in
Middelburg bij de uitgever J. Moens.
Abraham werd omstreeks 1765 onder Oostburg geboren.
Zijn ouders, Jacobus Vermeulen en Cornelia van Meulen
woonden op een boerderij in de Henricuspolder van 1761 -
1765. In 1792 huwde hij met Anna Callewaard. Een groot
deel van zijn leven bracht hij als landarbeider in Cadzand
door, waar hij stierf op 21 juni 1844.
Keren we terug naar zijn gedichtenbundel, dan zien we
dat hij in zijn openingsgedicht aandacht besteed aan de
funktie van de drukker. Na wat gedichten over algemene
onderwerpen, komt hij op pagina 28 met zijn "Boere-
werkmanslied". Hij beschrijft daarin de levenswijze van
de landarbeiders, die in zijn dagen voor een groot deel uit
Vlaanderen kwamen. Een vertrouwd beeld; al in de He-
eeuw trokken Vlamingen naar het Land van Cadzand,
waar immers veel te verdienen viel. In schamele onderko
mens, de z.g. Vlaamse keten, verbleven ze in deze hokken
onder vaak erbarmelijke omstandigheden. Ze kookten
voor zichzelf het voedsel dat ze bij de boeren kochten.
Zo'n Vlaamse keet, was een onderkomen van meestal één,
hoogst zelden twee vertrekken. Hun werklust was alom
bekend. Vermeulen zegt;
Doelstelling van
de beplanting
Staatsbosbeheer helpt
Bomen
Hoofdhoutsoorten
R. Willemsen
Tijdelijk vulhout
Onderbeplanting en
randhout
1
Nu het oogstwerk zal beginnen
Komt alles in rep en roer
Om geld en mondkost te winnen.
Komt ieder rap naar den boer,
Veel werk Hen komen uit vlaan-
derenland,
Die nemen den zikkel fluks in de
hand
En treden gezwind te veld
En worden aan het werk gesteld.
Ook in Vermeulens dagen werd de
spreekwoordelijke klacht van de
boeren gehoord en ook over hetzelf
de onderwerp: de lage prijzen voor
de landbouwprodukten.
Schoon hoord men in onze dagen
Veel morren om dit sober gewin
Men hoort 't gros van de boeren
klagen
Goedkoopheid staat hun weinig
in 'tzin.
Van een diep doordrongen Christe
lijk geloof getuigen zijn versregels in
"Op het inzamelen van den Oogst".
Zoo Gods vaderlijke hand
Storm of brand
Daar van gunstrijk blijft ver-
schoonen
Zal den dorschvloer vrij af wat
Met een schat
Van overvloedig graan be loon en.
Trouwens aan de dankbaarheid aan
God wijt hij een gedicht van zes
strofen, waarvan de laatste weerkl
inkt als een bazuingeschal:
Lof zij dan 't eeuwig opperwezen
Die zijne schepslen blijft be hoen.
Seizoenen
Als geen ander kent de boer de
invloed van de seizoenen. Geen
wonder dat Vermeulen zijn dichtre
gels zal wijden aan de twaalf maan
den van het jaar. Januari, de maand
van verwachtingen voor het nieuwe
jaar, maar ook de maand van de re
keningen die betaald moeten wor
den.
Immers de middenstanders van
het dorp, zoals de metselaar, de
hoefsmid en wagenmaker dienden
dan hun rekeningen in. Februari is
de wintermaand. Bij de arbeiders
wordt flink honger geleden, bij de
boeren is er overschot. De jongelui
vermaken zich onbezorgd op het ijs.
In maart begint het werk op de akker
en april doet de lucht trillen van het
vogelengeschal. In mei gaan de
knechten en meiden in hun nieuwe
betrekking. Het is dan een drukte
van jewelste: kisten worden vol en
kasten leeg. Maar dan gebeurt op dat
moment soms ook bij
16
Den boer die soms door tegen
spoed
Zijn inboedel gans verkoopen
moed.
De meimaand komt verhinderen.
Ziet op zijn hof een groot gewoel
En raakt in een berooide boet
Voor hem en vrouw en kinderen.
In juni trekt het werkvolk al vroeg in
de morgen naar de akkers om die van
onkruid te zuiveren. Een deel van het
land lag dan inproduktief, het zoge
naamde braakland. Toch moesf ook
dat bewerkt worden: het werd acht
keer geploegd, iedere keer een beetje
dieper.
Langs de dijken zwerft de schaper,
de bijen brengen honing naar de
korven en de luiaard kan van de ij
verige mieren nog een heleboel le
ren.
In juli staan de mannen met blin
kende zeisen in de klavers. Het
koolzaad wordt met de vlui gedorsen
en zal eens als raapolie de landman
(in die tijd sprak men nog niet van
landbouwer), gerieven in de lampen.
Als eind november het werk gedaan
is, keert de rust op de hoeve weer
terug.
De boeren knegten om 't gewin
Die wachten sintemaarten in
Om hun huurloon 't ontvangen
Voor het vertrek zoo wordt bij 't
slot
Eerst uitgesmuld de wafe/pot
Daarna gaat elk zijn gangen.
Op Sint-Maarten (11 november)
eindigde de diensttijd van de meiden
en knechten op de boerderijen. Op
12 november kregen ze hun "fööie"
(afscheidsmaal) en daags daarop
kwamen de winterknechten. Op 12
november werd dan ook het beslag
gemaakt voor de "Sintemèrwaofels"
en 's avonds was het afscheidsmaal.
Omdat deze wafels in een speciaal
wafelijzer werden gebakken van vijf
met de punten naar elkaar toelig-
gende harten, sprak men ook wel van
"vuufèrt'n".
Volgens Maarten Aalbregtse, dient
men het beslag als volgt te maken:
zeven ons bloem, een mespunt zout,
daaraan toegevoegd twee eieren,
alsmede één liter lauwe melk (zoete),
drie kwart ons gist, anderhalve ons
goede boter of één ons boter met 25
gram gesmolten reuzel, bruine bas
terdsuiker, notemuskaat of kaneel.
(O
Scherpe waarnemingen
gint dan bij de paarden en laat als
eerste de paardekoopman opdraven.
Als de winter nadert denkt de boer
eraan zijn oude paarden te verkopen.
De koopman echter, belust op winst,
geeft te weinig en het spel van loven
en bieden, al dan niet omringd met
jenever of "levensbier van de her
bergier" kan beginnen. Weldra is de
koop gesloten en zelfs een qjigeleefd
paard heeft nog zijn voordelen al is
het dan maar bij de schoenmaker die
er leer van maakt. Soldaat, timmer
man, metselaar, wagen- en gareel
maker, molenaar, bakker, onderw
ijzer of rechtsgeleerde, zij allen zien
hun portret ontstaan in de welges-
neden pen van Abraham Vermeulen.
De laatste afdeling is gewijd aan de
plaatsen in het Land van Cadzand.
Natuurlijk, het voornaamste dorp
voorop. Hier
Wierd Kadzandsche land bedijkt
Uit moerassen, schor en slijk.
En natuurlijk wisten de bewoners van
dit onherbergzame oord een geliefd
land ervan te maken. Dat onze land
bouwer Vermeulen goed onderlegd
was in de gewestelijke geschiedenis,
bewees hij in een gedicht over Re-
tranchement, een vestingplaats uit de
tijd van Maurits. Een anti-Franse
houding komt naar voren in zijn ge-
0 m richting te kunnen geven aan
de ontwikkeling van een beplanting
moeten we weten waar we heen wil
len. Daarom moet bij het samenstel
len van de beplanting het einddoel
van de reis ten minste bij benadering
bekend zijn. Wordt het een lage
struikensingel, een hoge struikensin
gel met bomen, een boomrij met wat
struiken e.d.
En hebben we gekozen voor bij
voorbeeld een struikensingel met
bomen, dan moeten we weten welke
houtsoorten later tot boom moeten
uitgroeien. Kortom er moet ons van
af het begin goed voor ogen staan
wat het eind-resultaat zal zijn en on
ze onderhoudsmaatregelen moeten
er op gericht zijn dat eindresultaat te
bereiken.
1 n de praktijk blijkt dat maar weinig
mensen zich bewust zijn van het feit
dat de erfbeplanting die ze hebben
niet helemaal vanzelf uitgroeit tot
dat gewenste eindresultaat. Te wei
nig mensen weten wanneer en hoe er
bijgestuurd moet worden.
Voor we iets kunnen doen moeten
we weten hoe onze beplanting in el
kaar zit. Het beste kunnen we dat
uiteraard vragen aan degene die
destijds de beplanting heeft samen
gesteld.
Die kan U haarfijn uitleggen hoe al
les in elkaar steekt. Is dat niet moge
lijk dan is er, als we dat tenminste
nog hebben, het beplantingsplan
waarvan we misschien de doelstel-
dichten over Aarden burg, waar een
Gideonsbende de Franse aanval in
1672 afsloeg en in zijn dichtregels
over Sluis.
Maar ach Sluis was te beklagen
Zoo ras zij de fransen zagen
Raak dees stad zijn luister kwijt
Schier in puin en asch geleid
Dus raakte d'hoofdstad van
Staats Vla ander
Door het grof geschut in spaan
der
Door het franseh geweld ver
kracht.
Wat sterk scheen tot niets ge-
bragt
Raakt van voorrechten verso ken
De stadspoorten afgebroken
Men smijt dammen door de vest
Smijt omver 't kasteel op 't lest.
ling kunnen aflezen. Is er geen be
plantingsplan meer, dan kunnen we
door een analyse van de aanwezige
beplanting proberen enig inzicht in
de aard van het beestje te krijgen en
lukt ook dat niét dan is er het
Staatsbosbeheer wier ambtenaren
graag en belangeloos adviseren met
betrekking tot te plegen onderhoud.
Weten we eenmaal wat voor vlees we
in de kuip hebben dan kunnen we
wanneer nodig aan de slag. Bij het
bestuderen van het beplantingsplan
zullen we wellicht geconstateerd
hebben dat een beplanting meestal is
samengesteld uit bomen, boomvor-
mende hoofdhoutsoorten, vulhout-
soorten en onderbeplanting en
randhoutsoorten.
Z ijn de bomen niet direkt alszoda-
nig op hun definitieve plek neergezet
De bundel wordt afgesloten met een
naamdicht van de dichter, waarin hij
zijn verontschuldigingen aanbiedt
voor de tekortkomingen en ontspo
ringen in deze cyclus (2).
Dr. P.J. Meertens schreef in Eigen
Haard (1935) een artikel over Ver
meulen, waarin hij konstateerde dat
Vermeulen niet boven het niveau
van een rijmelaar uitkwam, maar dat
het bundeltje van deze gelegen
heidsdichter van enig belang is voor
de kennis van de volkspsyche en het
dialekt. (3). Het is juist daarom dat
we ruimschoots aandacht aan deze
man schonken.
De grootste verdiensten van Ver
meulen zijn zijn aantekeninêen be
treffende de boerderijen in het Land
van Cadzand. Deze aantekeningen,
later aangevuld door Jozias de
Bruijne (1833-1913) waren het fun
dament waarop Dr. J. de Hullu
(1864-1940) een serie boerderijen
boekjes over West-Zeeuwsch-Vlaan
deren uitbouwde.
Biervliet
1. M.A. Aalbregtse: Kezanse Kost,
Oostburg, z.j. pagina 144.
2. Abraham Vermeulen: Kadzand
sche Liedboek in zich bevattende
onderscheidene liederen. Tot
vermaak der Jeugd bijeen ge-
bragt door Abraham Vermeulen
te Cadzand. Middelburg, 1828.
3. J. Wesseling: Jacobus Faro
(1763-1847), een boer en dichter
uit Schoondijke.
dan moeten we ze selecteren uit de
struiken die als hoofdhoutsoorten
zijn aangeplant. Vaak zijn dat eiken,
essen, esdoorns of beuken. Die soor
ten worden als struiken om dwin
gende redenen zo dicht geplant dat
ze na verloop van een aantal jaren
uitgedund moeten worden. Om de
drie tot zeven jaar wordt het dan te
veel aanwezige hout weggekapt
waarbij dan tegelijkertijd de ge
zondst groeiende exemplaren tot de
boomstand worden verheven en met
dienovereenkomstige egards worden
behandeld. Op den duur verkrijgen
we aldus op regelmatige afstanden
bomen.
C.J. Nouse Beveland B.V.
B eplantingen om erven van boerderijen, recreatiebedrijven en in een
aantal gevallen ook om gewone woonhuizen zijn meestal aangebracht
in de vorm van windsingels. Singels, die zijn samengesteld uit hout
soorten die min of meer van nature op de grond en in de streek van
aanplant thuishoren. Houtsoorten, die zonder al te veel problemen snel
opgroeien en spoedig op de hun toegedachte wijze functioneren.
Landschappelijke beplantingen vergen in het algemeen betrekkelijk
weinig onderhoud, toch moet er na een eerste voorspoedige ontwikke
ling hier en daar bijgestuurd worden. Daarover willen we het hebben.